Niet preken over zondekennis
Ds. W. Pieters | Geen reacties | 04-10-2014 | 09:31
Voor de predikanten: Wij hebben van God de opdracht niet zozeer om over zondekennis te preken, maar vooral om bij onze gemeenteleden (van de preekstoel en op bezoek) de zonden aan te wijzen. Of zou de opdracht van God aan Ezechiël niet meer gelden (hoofdstuk 16 vers 2): “Mensenkind, maak aan Jeruzalem haar gruwelen bekend.”
En wat de Heere Jesaja (58 vers 1) voorhield: “Roep uit de keel, houd niet in, verhef uw stem als een bazuin, en verkondig aan Mijn volk hun overtreding, en aan het huis van Jakob hun zonden.”
Als wij dit getrouw doen en verder de volle raad van God verkondigen, ontstaat er zondekennis (niet automatisch, maar door de bearbeiding van de Heilige Geest – waar we Hem om mogen en moeten smeken), en dan ontstaat er geloof. Dit geloof wordt geboren uit het Woord, het gepredikte Woord van de gekruisigde Christus. En dan ontstaat er vreugde over de gewilligheid van God, Die gaarne vergevende is.
Laten we ons daarom houden aan onze veelzijdige opdracht. Dan schilderen wij de gekruisigde Zaligmaker onze gemeenteleden voor ogen en nodigen wij een ieder uit met Jesaja 45 vers 22: “Wend U naar Mij toe, word behouden, o alle einden der aarde, want Ik ben God, en niemand meer.”
Naar binnen kijken om te zien of we echte kennis hebben van en oprechte smart hebben over onze zonden, is wel nuttig, maar niet als we daardoor bij Jezus één moment langer vandaan blijven. Nee, laten we ons zonder enig uitstel tot Hem begeven en van Hem vragen wat we nodig hebben – de doorgaande gave van eerlijk makende en verootmoedigende genade (zondekennis) én doorgaande gave van vervrijmoedigende genade om te wandelen met God (Christuskennis).