Het gelijk van ds. Hegger
Buitenman | 3 reacties | 08-08-2014 | 11:29
Kerkelijk exclusivisme is nog steeds een probleem in protestants Nederland. Ooit begonnen onder Afgescheidenen en Kuyperianen in de negentiende eeuw -maar niet zonder parallellen in een verder, hervormd verleden- vertoonde het zich in de twintigste eeuw vooral onder Vrijgemaakt Gereformeerden en in de kringen waaruit Refoweb nu zijn lezers heeft. Natuurlijk, onderling verschillen deze gereformeerde stromingen nogal. Maar over allebei zei Herman Hegger, een predikant die enkele jaren terug op hoge leeftijd overleed: “Waarom kunnen ze, zoals Paulus dat deed, niet hun vertrouwen in Christus uitspreken: En indien gij op enig punt anders gezind zijt, God zal u ook dat openbaren?”
Hegger haalt deze tekst uit Fillipenzen 3:15 aan in het hoofdstuk “Wij zijn het in veel met elkaar eens” van het boek waarin hij zelfs rooms-katholieken en protestanten probeert tot meer wederzijdse herkenning en eenheid te brengen - zonder zijn protestantse stellingnames prijs te geven. Interessant genoeg gebruikt deze ex-priester in zijn Inleiding een citaat uit het ‘Reformatorisch Dagblad’ van 7 juni 1999 (zie digibron): “Wij, reformatorische christenen, wij laten de Bijbel liever ingepakt in leerstellingen van de belijdenisgeschriften, met daaromheen vaak nog een extra mooi papiertje oudvaders.”
In Heggers inleiding staan deze woorden onder het kopje “De levende Christus maakt één.” Voor de hoogbejaarde Hegger, decennia lang toeschouwer bij en deelnemer aan onenigheid tussen verschillende geloofsgemeenschappen, was dat besef anno 2000 “een intense vertroosting.” “Ondanks de uiterlijke verdeeldheid waarvoor wij ons schamen en waarover we diep bedroefd zijn, is er toch die innerlijke eenheid in Hem.”
Na het citaat uit Filippenzen 3 roept Hegger dan de Vrijgemaakt Gereformeerden aangaande een van hun verschilpunten met de Nederlands Gereformeerden toe: “We zouden hen willen vragen: heeft dit iets te maken met de kernvraag: hoe vind ik een genadig God?” De bevindelijk gereformeerden, onderling verdeeld over de beoordeling van de mate van “de zondigheid, de onmacht en de onwil van de mens” spreekt hij aan met: “Menen deze christenen werkelijk dat Christus dat gevit met genoegen gadeslaat?”
Even verder geeft Hegger zijn visie op de verdeeldheid in het algemeen tussen hedendaagse vertegenwoordigers van de hoofdlijn van de kerk van alle eeuwen en alle plaatsen: “Denken deze christenen dat ze Christus er een plezier mee doen, wanneer ze andere gelovigen die Hij gekocht heeft met Zijn bloed, over dit soort zaken fel te lijft gaan? Hoe kan de ‘wereld’ dan het verschil zien tussen ons en de islam, waar de soennitische en sjiïetische moslims ... elkaar dodelijk bevechten?”
(Zie: H. J. Hegger, “Eén in de levende Christus”, Kampen, 2000)
1. laten we elkaar daarop dan werkelijk kunnen bevragen, en
2. laten we hoofd- van bijzaken onderscheiden; de laatste kunnen nooit legitimatie zijn om gescheiden op te trekken.
Overigens, als iemand pogingen doet om Rome en Reformatie bij elkaar te krijgen, dan moet die óf van profetische/apostolische gestalte zijn (zoiets als Luther) óf zichzelf overschatten óf de verschilpunten te zeer relativeren. Dat laatste is een reëel gevaar, denk ik.
Een kanttekening: bij hen die mopperen over kerkelijke verdeeldheid is het gevaar, dat de kerkelijke verdeeldheid eigenlijk alleen maar groter gemaakt wordt. Het is zoiets als het volgende: iemand staat bij een ruïne, is verdrietig dat er zo veel brokstukken zijn (in plaats van één mooi gebouw), en geeft vervolgens de brokstukken één voor één een fikse mep...
De laatste uitspraak van Hegger is ineens volop actueel! Maar het antwoord is redelijk eenvoudig. Kan een gemiddelde Nederlander zich voorstellen dat een bende GerGemmers uit een dorp in de Veluwe, zwaaiend met een zwarte vlag, kalasjnikovs en executiezwaarden grijpt om moordend de PKN-gemeenten in de Achterhoek te lijf te gaan?
Ook bij Ds. Hegger was dat het geval.
In 1958 schreef hij het boek "Moeder ik klaag u aan".
We moesten tot 2000 wachten op zijn boek "Eén in de levende Christus”