Kom tot de wateren...
Susanna Westerink | Geen reacties | 17-09-2013 | 10:13
In de verte liepen mensen. Ze zagen er moe en uitgeput uit. Ze sjokten al enige tijd door de woestijn en aasgieren cirkelden boven hun hoofd. De hongerige vogels hadden maar al te goed in de gaten dat het niet lang meer zou duren voordat zij zich tegoed konden doen aan een welvoorziene dis. Zij beseften dat beter dan de mensen zelf.
Die sleepten zich voort en waren er overtuigd dat dit hun leven was, of in ieder geval een belangrijk deel er van. Ze wisten niet beter. Ongemerkt was het zo gewoon geworden en daarom verbaasde het hen ook niet meer dat er gieren boven hun hoofd cirkelden. Hun beeld van de geschapen werkelijkheid werd vertroebeld door de omstandigheden waarin ze terecht waren gekomen. Hun leven was langzaam aan veranderd in overleven, zonder dat ze zich dit bewust waren. Vele jaren hadden deze mensen hun gebrokenheid -doorgegeven door vorige generaties- weggestopt, waardoor het zicht op de diepte van Gods liefde verdween. Niet dat, maar hun ellendige omstandigheden waren gewoon geworden, zonder uitzicht op verbetering of verlossing.
De aaseters beseften intuïtief dat het voortstrompelende en dwalende gezelschap een makkelijke prooi was. En daarom bleven ze in de buurt. Wachtend op hun moment. Toch wisten de uitgeteerde mensen met hun laatste krachten een kleine oase te bereiken. Uitgeput gingen ze liggen. Wat waren ze moe, wat waren ze op. Een klein stroompje helder fris water, dat opborrelde uit een bron, verkwikte hen. Ze strekten zich er naar uit. Elke dag dronken ze er van en kregen ze er nieuwe krachten door.
Op een dag kwam een vreemdeling. Hij vertelde de mensen over grote rivieren en zeeën. Hij sprak over de schepen die er op voeren. Ze genoten van zijn verhalen, maar ... het bleef slechts een verhaal voor hen. En zo verdween hij weer.
De tijd verstreek. De zon begon feller te schijnen en het groen in de oase dreigde te verdorren. De mensen begonnen te klagen en te mopperen. “We hebben meer water nodig om de oase te behouden. Dan kunnen we in leven blijven.” Maar daar bleef het bij. Niemand veroerde zich.
Een tijdje later kwam de vreemdeling opnieuw. De mensen vroegen hem weer te vertellen over de grote rivieren en zeeën. Zo gebeurde. Maar opnieuw bleef het voor velen bij een verhaal. Totdat een jonge man opstond en vroeg of hij met de onbekende mee mocht om met eigen ogen te zien of al die verhalen wel klopten. Natuurlijk was hij welkom en zo vertrokken ze samen.
Een tijd later keerde de vreemdeling terug, zonder de jongeling. De mensen vroegen verbaasd waarom die niet terug gekomen was. De onbekende man antwoordde: “Hij heeft de brede en mooie rivieren ontdekt. Hij kan en wil niet meer leven bij dit kleine stroompje.” Opeens realiseerde het volk zich dat ook zij de rijkdom van deze wateren konden ervaren. Enkelen besloten ook op pad te gaan. Anderen namen zich voor om een volgende keer met de man mee te gaan. Er ontstond nieuwe hoop en kennis over een veel betere bestemming dan die kleine en vaak half uitgedroogde oase waar ze nu vertoefden.
De jonge man was eigenlijk een geval apart. Het eerste bezoek van de vreemdeling had veel bij hem losgemaakt. Stel dat het alles waar was wat die man vertelde. Dan was er zoveel meer dan dat beetje water uit de bron in de oase. Hij begon er steeds vaker van te dromen en maakte zich daar allerlei voorstellingen van. Stel dat hij het met eigen ogen kon zien?
Bij het volgende bezoek van de vreemdeling greep hij zijn kans. Op het moment dat iedereen nadacht over de verhalen die ze zojuist gehoord hadden, sprong hij op en vroeg: “Mag ik met U afreizen naar deze wateren?” De blik van de vreemdeling trof hem. Vol liefde en vreugde. Het antwoord was duidelijk...
Onderweg onderwees de man hem over van alles wat ze zagen. De jongen ontdekte hoe weinig hij wist. Zoveel wat hij nog nooit had gezien en waar hij nog nimmer van had gehoord. Hij merkte dat hij zijn eigen gevormde ideeën en standpunten moest loslaten om de nieuwe en vollere wereld van de vreemdeling te kunnen bevatten. Hij ondervond dat het onmogelijk was om op reis te gaan en onveranderd te blijven.
De jongeling kon zich nog goed herinneren hoe ze samen de eerste rivier bezochten. Zo anders, groter, veelzijdiger en indrukwekkender dan het kleine stroompje in de oase. Daarna waren er nog zoveel meer en nieuwe wateren gevolgd. Steeds dacht hij aan de mensen die achter waren gebleven. Wat zou hij ze graag willen vertellen over wat hij geleerd en gezien had.
Daarom keerde hij terug, vol indrukken en met kennis die hem was bijgebracht door de vreemdeling. Nu pas besefte hij hoe klein en mager het stroompje in de oase was. Dankzij deze rijke ervaring kon hij ook anderen vertellen over de volheid en grootsheid van de wateren buiten de woestijn. De vreemdeling was nu geen onbekende meer voor hem. Hij proefde diens liefde voor anderen, z’n zelfopoffering en zijn verlangen om iedereen te laten delen in de overvloed die er buiten het zelfgenoegzame kleine wereldje van de oase lag.
En daarom vertelde de jongeling op zijn beurt, net als de vreemdeling, over de grote rivieren en zeeën. Over de schepen die daar op voeren en over de schoonheid van al die wateren. En zo wist hij mensen te overtuigen en jaloers te maken, zodat ze ook zelf op pad gingen om dat alles met eigen ogen te aanschouwen...
Susanna Westerink
http://hemelsmanna.com