(...) ik geloof niet dat het Gods bedoeling kan zijn dat ik door al dit opoffere...
drs. J. H. Kreijkes-van Esch | Geen reacties | 11-07-2007| 00:00
Vraag
Voor mijn gevoel hebben veel (reformatorische) christenen waarden als zorgen voor de naaste, goed doen, goed leven, enz. heel hoog in hun vaandel staan. Veel christenen vinden wetjes, regeltjes e.d. heel erg belangrijk. Dit zijn belangrijke waarden voor veel christenen. En deze waarden brengen ze onbewust of bewust ook op anderen over als waarden die heel belangrijk zijn. Ook op mij zijn deze waarden overgebracht (ik kom uit een reformatorische kerk). Ik heb persoonlijk veel moeite met deze waarden. Waarom? Ik zal het proberen uit te leggen. Vanuit mijn karakter vind ik zorgen voor de ander absoluut niet moeilijk, dit gaat vanzelf, dit gaat automatisch. Ook ben ik vanuit mijn karakter heel erg gewetensvol. Maar wanneer ik in mijn leven heel vaak geconfronteerd word met boodschappen als “zorg voor de ander”, enz. dan ga ik net iets teveel voor een ander zorgen en zorg ik niet goed meer voor mezelf. Dan wordt mijn karakter ook net iets te gewetensvol. Dit alles zorgt ervoor dat ik niet meer lekker kan functioneren. Ik wil weer in staat zijn om goed voor mezelf te zorgen. Mijn vraag is: mag je als christen goed voor jezelf zorgen? Ook zou ik heel erg graag dicht bij God willen leven. Ik zou heel erg graag mijn volledige aandacht (100 procent) aan God willen geven. En ik zou graag mijn aandacht niet meer op de naaste willen richten. Maar, doordat ik het idee heb dat ook je naaste je aandacht verdient, durf ik bijna niet mijn volledige aandacht aan God te geven, want je naaste en de wetjes, regeltjes, geboden, enz. verdienen immers toch ook je aandacht (dit klopt natuurlijk niet, maar mijn gevoel zegt dit)? Ik zou heel graag mijn volledige aandacht aan God willen geven, maar de wetjes, geboden, het zorgen voor de naaste belemmeren dit heel erg (want ja, die verdienen ook je aandacht). Nu is het wel zo dat ik eigenlijk helemaal op raak door altijd maar aan de ander te moeten denken. Ik word er een lege batterij door. Ik raak mijn zelfbewustzijn er door kwijt. Dan denk ik: Dat kan Gods bedoeling toch niet zijn, dat ik, door al dit denken aan de ander, mezelf kwijt raak? Ik heb ook erg de neiging om problemen van de ander tot mijn problemen te maken. Bijv.: een meisje zei vorige week tegen mij dat zij jaloers op mij was vanwege bepaalde eigenschappen die ik toevallig bezit en zij niet. Dat zij zich daarom minder voelde dan mij. Dan denk ik: wat rot voor haar dat zij zich minder voelt dan mij. En dan denk ik: hoe zou ik dit minderwaardigheidsgevoel bij haar op kunnen lossen. En dan heb ik sterk de neiging om een verkeerde oplossing te zoeken. Ik krijg dan sterk de neiging om mezelf dan maar op te offeren en mijn goede kwaliteiten (waar dat meisje jaloers op was) dan maar niet meer te gebruiken, zodat de jaloezie bij het meisje verdwijnt en zodat zij weer gelukkig is. Een ander voorbeeld is dat als iemand in mijn omgeving heel onzeker is of verdriet heeft, ik het idee heb, dat ik de plicht heb om die onzekerheid, dat verdriet, bij de ander op te lossen. En dat ik niet gelukkig mag zijn als de ander niet gelukkig is. Deze neiging om mezelf op te offeren heb ik heel sterk, al mijn hele leven lang. Ik heb heel sterk de neiging om wanneer een ander verdrietig is, zich rot voelt, dan maar mezelf weg te cijferen, mezelf op te offeren zodat de ander gelukkig is. Dat ikzelf me dan heel verschrikkelijk ongelukkig voel door al dit wegcijferen en opofferen, zet ik maar aan de kant. Want ja, opofferen en jezelf wegcijferen moet toch als christen, is toch een goede deugd van christenen? Maar ja, ik geloof niet dat het Gods bedoeling kan zijn dat ik door al dit opofferen en wegcijferen mijn zelfbewustzijn en zelfvertrouwen helemaal kwijt ben geraakt, dat ik mij heel erg ongelukkig voel. Kan dat nu Gods bedoeling zijn?
Kan degene die dit leest mij antwoord geven op de volgende vragen (denk er alsjeblieft heel erg goed over na voordat u antwoord geeft, begrijp dat dit probleem heel gevoelig bij mij ligt; ’t liefst bijbels onderbouwd: 1. Mag je als christen, in wat voor situatie dan ook, het eerst aan jezelf denken? (een ander doet het niet) 2. Wat zou de goede oplossing kunnen zijn wanneer mensen jaloers op je zijn vanwege bepaalde karaktertrekken. Aan deze jaloersheid toegeven? Of gewoon jezelf blijven? 3. Ben je als mens verplicht om alle problemen van de ander op te lossen, mee te lijden in hun lijden. Bijvoorbeeld: ben ik verplicht om de onzekerheid en het verdriet van de ander op te lossen? Ook al ga je hier zelf aan ten onder? 4. Mag je problemen van de ander tot jouw problemen maken? 5. Mag je 100 procent van je aandacht aan God geven en jouw aandacht enkel en alleen richten op God en niet meer aan de ander denken, je aandacht niet meer richten op de ander. Of moet je voor 50 procent je aandacht richten op God en voor 50 procent op de ander, of op de wetjes, regeltjes? 6. Mag je gelukkig zijn terwijl de ander niet gelukkig is?
Antwoord
Wanneer ik jouw vraag lees, valt mij een aantal zaken op. Enerzijds probeer je de christelijke waarden en normen in praktijk te brengen, anderzijds heb je de indruk dat dit als het ware ten koste van God en van jezelf gaat. Wanneer je aan het eind van je vraag je lijstje met 6 vragen samenvat, ga je een bepaald spoor in met je ervaringen zoals je die daarvoor omschreven hebt. Het lijkt me het handigst als ik eerst op je achtergrondinformatie inga, voordat ik aan je vragenlijstje begin.
Je hebt gelijk, wanneer je stelt dat God van ons verlangt dat je je medemensen helpt. Het is echter niet Gods bedoeling dat dit ten koste gaat van je aandacht voor God. Lees Mattheüs 22: 37-40: “Gij zult liefhebben den Heere, uw God, met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand, en met geheel uw kracht. Dit is het eerste en het grote gebod. En het tweede, aan dit gelijk, is: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelven. Aan deze twee geboden hangt de ganse Wet en de Profeten.” Dus de geboden zijn even belangrijk, maar er is dus wel een bepaalde rangorde: eerst God, dan de naaste. Verder is het ook zo, dat als je God dient. Dat dit zich uit in de zorg voor de naaste. Vaak weet je zelf niet eens dat je dit tot eer van God hebt gedaan. Dan gaat de zorg voor de naaste automatisch, omdat God door middel van jou werkt. Lees Mattheüs 25:38-40: “En wanneer hebben wij U een vreemdeling gezien, en geherbergd, of naakt en gekleed? En wanneer hebben wij U krank gezien, of in de gevangenis, en zijn tot U gekomen? En de Koning zal antwoorden en tot hen zeggen: Voorwaar zeg Ik u: Voor zoveel gij dit een van deze Mijn minste broeders gedaan hebt, zo hebt gij dat Mij gedaan.”
Verder schrijf je dat je heel ver gaat in de zorg voor de naaste, zover dat je jezelf erin verliest. God vraagt dit niet van ons. Hij vraag dat we onze naasten liefhebben als (en dus niet: meer dan) onszelf. Je noemt hierbij het voorval van je vriendin die zegt jaloers te zijn op jouw goede eigenschappen en jij wilt ze dus niet meer inzetten. Realiseer je dat God je die goede eigenschappen heeft gegeven en dat hij van ons mensen verlangt dat wij onze talenten gebruiken en niet begraven. Jouw vriendin zal weer andere goede eigenschappen hebben. Je kunt haar daarop wijzen. Het probleem van jaloezie is vaak niet wat een ander heeft, maar wat de jaloerse persoon zelf mist. Blijkbaar voelt zij zich onzeker over zichzelf. Jij kunt haar daarbij helpen door haar goede eigenschappen aan het licht te brengen. Verder moet je je ook realiseren dat wanneer iemand jaloers is op andermans geluk, deze jaloersheid ook kan verdwijnen, omdat het aardse geluk nu eenmaal niet altijd blijft bestaan. En soms wordt er voor andermans jaloezie vanzelf een oplossing gevonden, bijvoorbeeld doordat zijn/haar eigenwaarde op een andere manier toeneemt. Daarnaast zal die vriendin niet alleen jaloers zijn op jouw goede eigenschappen, maar ook op bepaalde kwaliteiten van anderen. Als jij dus jouw goede eigenschappen niet zou gebruiken, blijft haar probleem nog steeds bestaan, omdat ze nu eenmaal niet alleen met jou omgaat. Als je haar zou willen helpen, zou je dat kunnen doen door haar te helpen van de jaloezie af te komen.
Dan nu naar je vragenlijst:
Vraag 1: Je mag eerst aan jezelf denken, in zoverre dat je jezelf niet verliest in het helpen van de ander.
Vraag 2: Gewoon jezelf blijven en de ander helpen te strijden tegen de jaloezie.
Vraag 3 en 4: Je bent niet verplicht alle problemen op te lossen van een ander. Sommige problemen zijn niet op te lossen (denk aan een sterfgeval waar een ander veel verdriet over heeft). Een ander verwacht dit ook niet van jou. Vaak heeft iemand die het moeilijk heeft, het meest aan een luisterend oor. Aan iemand die helpt met meedenken en niet iemand die pasklare oplossingen heeft. Het is heel belangrijk voor iemands eigenwaarde dat hij of zij uiteindelijk zelf de manier vindt om met verdriet en problemen om te gaan. Jij kunt daarbij helpen, maar je moet ervoor waken de oplosser te willen zijn van het probleem.
Vraag 5: Probeer dit niet uit elkaar te trekken: in het dienen van God ben je de naaste tot hulp en in het helpen van de naaste dien je God.
Vraag 6: Je mag gelukkig zijn, terwijl een ander niet gelukkig is. Ik zou het zelfs willen aanraden. Je kunt zelf nog met zoveel verdriet te maken krijgen, wat je nu nog niet kan voorzien. Wanner je geen reden hebt om nu ongelukkig te zijn, wees dan nu dankbaar. De ander die nu ongelukkig is, wordt misschien in de toekomst wel weer gelukkiger. Probeer wel voor je ongelukkige naaste te bidden.
Ik hoop dat deze antwoorden je een beetje verder geholpen hebben. Veel sterkte ermee ...
Wanneer het een en ander je nog niet duidelijk is, schroom dan niet een vervolgvraag te stellen.
Hartelijke groeten,
Jeannette Kreijkes
Dit artikel is beantwoord door
drs. J. H. Kreijkes-van Esch
- Geboortedatum:28-02-1983
- Kerkelijke gezindte:Gereformeerde Gemeenten
- Woon/standplaats:Rijssen
- Status:Inactief