Zonde van mijn familie aangerekend
Ds. M.A. Kuyt | Geen reacties | 10-07-2007| 00:00
Vraag
Ik heb een vraagje over Exodus 20:5b-6. Waar ik vooral moeite mee heb is Exodus 20:5b. Nu heb ik een charismatische achtergrond en ben ik sinds kort lid van een hervormde gemeente. In de charismatische gemeenten werd deze tekst als volgt geïnterpreteerd, dat als je ouders en grootouders zonden hadden begaan, dat de duivel ingang heeft gekregen op deze manier en dat deze zonden dus zeker drie tot vier generaties doorwerken.
Nu is het zo dat mijn opa's en oma's en ouders nogal wat zonden hebben begaan. De familie aan beide kanten is niet-christelijk, zelfs verre van dat en de familiegeschiedenis leest zich niet als een jongensboek, eerder als een ernstig politierapport. Van deze zonden, wordt er in charismatische gemeentes geleerd, moet je worden doorgebeden en bevrijd worden van demonen. Dat is bij mij gebeurd, maar dat heeft alleen maar psychische problemen veroorzaakt.
Nu ben ik inmiddels overgestapt naar een hervormde gemeente. En nu wil ik graag weten wat de reformatorische uitleg is van deze tekst. Is deze tekst nou de uitleg van wat erfzonde is? Wordt mij de zonde van mijn familie aangerekend en zo ja, zou ik in de kerk belijdenis van deze zonden moeten doen? Want in dit geval is het zo veel en zo erg dat ik liever van schaamte wegloop, ondanks dat ik het echt eindelijk naar mijn zin heb in de gemeente waar ik me net bij heb aangesloten.
Antwoord
Bedankt voor de vraag. Het is niet de eerste keer dat er vragen rijzen over de tekst die je aanhaalt. Het is nogal wat: wie zich aan beeldendienst overgeeft zal de gevolgen daarvan in zijn nageslacht merken, de zonden worden gestraft bij kinderen en kleinkinderen (en achterkleinkinderen!). Het omgekeerde is ook waar: naast de straf is er ook de zegen en wel zeer royaal. Tot in het verst denkbare geslacht zal God Zijn gunst bewijzen. Exodus 20:5b,6 is niet de standaardtekst om de erfzonde te onderbouwen. Voor de leer van de erfzonde wordt vooral gekeken naar Rom.5:12-21 (vooral vs.12b: in welken allen gezondigd hebben) en Ps.51:7. De uitleg in reformatorische kring wijkt niet diepgaand af van wat in charismatische kring wordt geleerd over deze tekst behalve over wat je schrijft m.b.t. de duivel.
De zonden werken zeker tot drie, vier generaties door, zo schrijf je. En dat is inderdaad zo. De Heere neemt het kwaad van de afgodendienst hoog op. Het huis van de mens die afgoden eert zal niet blijven bestaan. Soms heel letterlijk. We lezen van de koningen in Israël, die van vader op zoon in het spoor van de zonde van Jerobeam gaan, dat hun koningshuis wordt uitgeroeid. Anderzijds lezen we ook dat koning Joram van Juda deed was kwaad was in de ogen des Heeren, maar de HEERE wilde Juda niet verderven vanwege David (2 Kon.8:19). God blijft trouw aan Zijn woord gesproken tot David zijn knecht. De opvolgers van David 'profiteren' daarvan. Als Hizkia dodelijk ziek wordt, blijft hij leven krachtens Gods woord tot David (2 Kon.:20:6) “om Mijns knechts Davids wil.” We zien dus in de lijn van de koningsgeslachten dat zegen en vloek doorwerken in het nageslacht. Dat geldt ook voor de huisgezinnen.
De vraag die altijd weer gesteld wordt is: gaat dit dan automatisch? Zo vader, zo zoon, zo kleinzoon? Nee. In de tijd van Ezechiël (hfdst. 8) werd gezegd: wij kinderen zijn de dupe van de zonde van de vaderen. De vaderen hebben gezondigd (zure druiven gegeten) en wij als kinderen zitten in ballingschap (hebben door onze vaderen stroeve tanden gekregen)! Ezechiël verwerpt deze aanklacht. Nee, zo is het niet. De mens die zondigt, die zal sterven. De schuldige wordt gestraft. Een ieder is persoonlijk verantwoordelijk voor zijn handelen. Wie in ballingschap zit, kan niet zonder meer de ouders de schuld geven.
Maar de persoonlijke aansprakelijkheid is niet alles. Onze tijd is gestempeld door een sterk individualisme. Elk mens is persoonlijk en individueel verantwoordelijk en aansprakelijk voor zijn eigen handel en wandel. Het strafrecht van onze samenleving is op deze leest geschoeid. Daarom hebben velen moeite met wat ze in Exodus 20 lezen. Wij hebben in onze tijd minder zicht op onze collectieve verantwoordelijkheid. In de Bijbel komen collectieve en individuele verantwoordelijkheid naast elkaar en gelijktijdig voor. We kunnen daarom van een 'collectiverende' werking zowel van de vloek als van de zegen spreken. Genade is geen erfgoed, maar het spoor van Gods trouw laat zich wel tot in geslachten natrekken. En ook het kwaad heeft een sterke uitstraling.Wie als kind bij de afgoden is opgegroeid zal ook later eerder geneigd zijn om de afgoden te gaan dienen.
Echter: de individuele verantwoordelijkheid sneeuwt niet onder in het collectief. Binnen het huis van de zondige vader draagt ieder kind zijn eigen verantwoordelijkheid. Daarom staat er ook in Exod.20:5b dat God de zonden bezoekt “van hen, die Mij haten”. Wie zijn die “hen” die God haten? Volgens sommigen grijpt dit gedeelte terug op de ouders. Het zijn de ouders die zich met het vereren van beelden hebben ingelaten, de kinderen krijgen daarvoor vervolgens de rekening gepresenteerd zonder dat ze er wat aan kunnen doen. Anderen menen, dat deze woorden slaan op de kinderen, de derde en de vierde generatie. Zie bijv. Deut.7:9,10. De kinderen worden niet automatisch gestraft om de zonde van de ouders, alleen de kinderen die persoonlijk (en dus moedwillig) in de voetsporen van de vaderen treden, die worden gestraft. Dus: voorzover wij God persoonlijk haten worden wij gestraft. Niemand kan dus de schuld op een ander schuiven, ook niet op een vorige generatie, maar is persoonlijk verantwoordelijk voor wat hij of zij doet (met de erfenis van de vaderen!). Als het over de zonde gaat is de mens niet alleen slachtoffer (in Adam gevallen) maar ook dader (moedwillig ongehoorzaam).
Ook al geeft de persoonlijke schuld de doorslag, dit gebod laat wel zien, hoe funest de zonde doorwerkt in het gezin en nageslacht als ouders zich inlaten met het kwade. We zondigen nooit goedkoop. Ouders nemen beslissingen die verstrekkend kunnen zijn voor hun kinderen. Bepaalde denkbeelden doortrekken hele families.
Je zegt dat gepoogd is om je te bevrijden van de zonden van het voorgeslacht via duiveluitdrijving of bevrijding van occulte machten (althans zo leg ik het uit).. Je hebt er psychische schade door opgelopen. Ik wil geen oordeel vellen over deze “demonenuitdrijving”, maar het lijkt me verstandig dat je niet voor een tweede keer je hieraan onderwerpt. Hoe ‘belast' je ook kunt zijn door het voorgeslacht, door je familie, je bent nu zelf verantwoordelijk voor je doen en laten. Je kan dat zelfs niet op rekening van de demonen schrijven. Als je breekt met zonden, als je vraagt om reiniging door het bloed van Christus, dan zal God het ook geven: bevrijding, verlossing. Daar kan de 'smet' van je voorgeslacht niets van af doen.
Het zou in jouw geval goed zijn om een medechristen in vertrouwen te nemen. Om samen te bidden. En alles voor de Heere neer te leggen. Dan mag je weten dat de zonden van je voorgeslacht je niet worden aangerekend, omdat je zelf een andere weg gaat. Lees Ezechiël 18 er op na. Wie uit een voorgeslacht komt, waar God niet wordt gediend, maar zelf wel de Heere mag dienen, die zal leven. De zonden van de vaderen worden hem niet toegerekend. Het is moeilijk om dat te geloven, omdat het verleden zwaar kan drukken. Daarom is het verstandig om een medechristen in vertrouwen te nemen, die bij inzinkingen je er bovenop kan helpen, door je telkens weer te wijzen op Gods belofte-woord, dat Hij ons niet doet naar onze ongerechtigheden.
In jouw geval zou je ook kunnen proberen om contact met de wijkouderling te leggen en je vragen eerlijk met hem te bespreken. Dan hoef je geen 'schuldbelijdenis' af te leggen voor de kerkenraad, maar in een persoonlijk gebed kan hij samen met jou de Heere vragen, of Hij jou van alle 'smet' wil reinigen. Door het bloed van Christus, dat reinigt van alle zonde. Door Hem staan we in een smetteloos kleed voor God!
We mogen altijd opnieuw beginnen bij de Heere. Hoe zwart ons strafblad ook kan zijn. Daar is “duiveluitdrijving” niet voor nodig. “Zou Ik enigszins lust hebben aan de dood des goddelozen, spreekt de Heere HEERE; is het niet als hij zich bekeert van zijn wegen, dat hij leve?” Ez.18:23.
Ik wens je dit leven van harte toe,
Ds. M. A. Kuyt, Huizen
Dit artikel is beantwoord door
Ds. M.A. Kuyt
- Geboortedatum:17-04-1957
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Wijk en Aalburg
- Status:Inactief