Beter geen belijdenis dan wel
Ds. A. Snoek | Geen reacties | 09-06-2003| 00:00
Vraag
Ergens in de Bijbel staat: het is beter niet te beloven en wel te doen dan te beloven en niet te doen. Helaas weet ik niet meer waar deze tekst staat. Maar hoe zit het dan met bijvoorbeeld belijdenis doen? Dan beloof je ook van alles. Kun je dan niet beter geen belijdenis doen en je wel aan de geboden proberen te houden? Als je geen lid bent kun je ook wel aan activiteiten van de kerk deelnemen. Hoe zit dat?
Antwoord
Ik ben het met je eens dat het gezegde waar is: belofte maakt schuld. Je hebt het geplaatst in het licht van belijdenis doen van het geloof. Nu ik de vraag beantwoord besef ik dat je wellicht langer met deze vraag worstelt en de tijd van belijdenis doen althans voor dit catecheseseizoen voorbij is.
Allereerst iets over de teksten uit de Bijbel waarover je melding maakt. Ik denk dat je de tekst bedoelt uit Prediker 5:3-4. Daar staat: "Wanneer gij een gelofte aan God zult beloofd hebben, stel niet uit dezelve te betalen; want Hij heeft geen lust aan zotten; wat gij zult beloofd hebben, betaal het. Het is beter, dat gij niet belooft dan dat gij belooft en niet betaalt" (Vergelijk ook Deutronomium 23: 22-23).
Verder staan er in de Bijbel ook stukken over een tijd een belofte aangaan met God, bijv. in Numeri 6 over het nazireërschap (Paulus schoor ook voor een bepaalde tijd zijn hoofd: iedereen hield er rekening mee dat hij zich een tijd lang op een bijzondere manier aan God en Zijn dienst wijdde). In de Psalmen kom ik herhaalde malen de soortgelijke uitdrukking tegen van het de Heere de gelofte betalen. Bijv. Ps. 22:26; 66:13; 50:14; 61:9; 116:14,18. Kennelijk moet de psalmist het tegen zichzelf zeggen. Ik kan bidstond houden, maar daarbij hoort het danken; ik kan beloven, maar daarbij hoort ook het nakomen ervan.
In het licht van Gods woord en in het aangezicht van de Levende God zelf is dit inderdaad iets waarop de Heere terugkomt. De Heere Jezus zegt in de Bergrede bijvoorbeeld en de apostel Jacobus volgt dat later in zijn brief: laat uw ja ja zijn en uw nee nee. Dit in het kader van een gelofte afleggen. Het is een oproep van de Heere om Hem en mensen de eden te houden, d.w.z. na te komen. De Heere hoort het ja of nee. Jezus heeft er zelfs een gelijkenis over uitgesproken. Een vader had twee zonen. Tot de ene zei hij: wil je in de wijngaard werken? Ja, zei die zoon, maar deed het niet. De ander zei nee, en deed het wel.
Jij zegt dan: ik wil die laatste zoon zijn, want je kunt beter iets later wel doen dan het niet doen terwijl je het beloofd hebt. Ik heb eens in mijn jeugd een dominee horen zeggen bij een doopdienst waar ook een ja-woord klinkt: de muren van de kerk hebben eeuwenlang aangehoord, hoe vaak klonk het ja-woord uit monden of in harten en hoe vaak is men dat nagekomen? Dat heeft me erg aan het denken gezet. Het is heel wat tegenover de Heere eigenlijk in het niet nakomen te liegen!! En vooral wanneer het gaat over de dienst aan Hem.
Eerlijk gezegd: het is een blijvende worsteling, want de Heere kijkt niet alleen naar de intentie, maar ook naar het handelen. Jacobus zegt bijvoorbeeld: toon mij uw geloof uit uw werken. De Heere God is hierin messcherp, beter gezegd Heilig. Hoe je het echter ook bekijkt, of ik nu Hem wel mijn ja-woord geef of niet, Hij eist van mij dat ik wandel overeenkomstig Zijn geboden en dat ik mijn zaligheid zoek en vind in de Heere Jezus Christus alleen. Daaronder kom ik en jij nooit uit. Met een ja-woord stel ik me daar ten diepste niet meer of intenser voor open. Gods eis in dezen blijft.
Ik zie het ja-woord zoals afgelopen week met de aannemingsavond een ouderling opmerkte ook over zichzelf. Hij zei: het ja-woord kan alleen in de kracht van Hem worden uitgesproken, zoals ook de vader van die jongen: Heere, ik geloof, maar kom mijn ongelovigheid te hulp. En dan kom ik zelf ook weer uit bij de scherpe vraag die de Heere Jezus aan Petrus en ook aan mij stelt: hebt gij Mij lief? Petrus zei wel ja, maar in samenhang met dit: Gij weet alle dingen, Gij weet dat Ik u liefheb. Dat is de diepe grond van mijn ja-woord. Op Hem kan en mag ik terugvallen wanneer ik mezelf zo
tegenval.
Wie zo een ja-woord uitspreekt voor de Heere, weet wie ik ten diepste ben, onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad, maar ik mag ook weten dat de Heilige Geest me de dingen leert en mijn hart er voor ombuigt, zodat ik ga willen wat Hij wil dat ik zal doen (HC, zondag 1). Want Petrus had zijn ja-woord gegeven, maar het was toen het er op aan kwam nee. En toch, na Pinksteren mocht hij zo heerlijk vertellen Wie Jezus is. Maar Paulus heeft hem later moeten berispen over zijn verkeerde opvatting over de vrijheid van het geloof.
Ik hoop dat je met dit lange en late antwoord wat kunt. Geef de Heere de hand en kom tot Zijn heiligdom. Vraag er Hem om dat Hij je voeten, handen, ogen, hart etc. neigt tot de vrees van Zijn Naam. Hij geeft het!
Een hartelijke groet en zegenbede,
Ds. A. Snoek, Nieuwer Ter Aa
Dit artikel is beantwoord door
Ds. A. Snoek
- Geboortedatum:26-12-1966
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Oosterwolde
- Status:Inactief