Sinds een jaar of nog iets langer voel ik mij steeds meer getrokken naar een and...
Ds. E. Gouda | Geen reacties | 13-04-2007| 00:00
Vraag
Sinds een jaar of nog iets langer voel ik mij steeds meer getrokken naar een ander kerkverband (Chr. Geref.). Zelf ben ik hervormd binnen de PKN, ben daar sinds 2005 ook belijdend lid. Vrij regelmatig kerk ik in de Chr. Geref. Kerk. Ik voel mij daar veel beter opgenomen en ook meer thuis in dat kerkverband. De kerk waar ik ben opgegroeid is de Hervormde kerk. Helaas is deze kerk steeds breder geworden, veel kan en mag en dat vind ik erg en doet mij pijn. Nu wil ik voor mijzelf een keuze maken, want ik wil niet echt van twee walletjes eten. Wat moet ik doen? Hoe zit het met verantwoording voor de kerk?
Antwoord
Beste vragensteller,
Het valt me op hoe vaak je het woordje “ik” gebruikt. Het gaat in de kerk echter allereerst om “de ere Gods”. Niet in de eerste plaats hoe “ik” de dingen zie en beleef. Dat is het euvel van onze tijd. Je hoort mensen zeggen: “Je sluit je aan bij een kerk waar je je lekker bij voelt”.
Wie een beetje thuis is in de (Nederlandse) kerkgeschiedenis, zeker na 1834, weet dat breuken leiden tot breuken. We spreken van “repeterende breuken”. De kerk van de Afscheiding heeft óók niet gebracht waar mensen op hoopten (in dit verband kun je denken aan Abraham Kuyper). “Zijn” kerk is nu terug in de inmiddels Protestantse Kerk in Nederland (2004). Ben ik gelukkig met de totstandkoming van de Protestantse Kerk in Nederland? Geenszins. Maar toch blijven? Ja. Het is misschien makkelijker om over te gaan naar een ander kerkverband, hoewel dat ook nog te bezien valt. Niet voor niets zeggen we wel: “Het gras bij de buren is altijd groener”. Blijven is in elk geval niet eenvoudig(er). Toch ben ik gebleven. En niet alleen ik. Velen voor mij hebben niet gebroken met de “vaderlandse” (voormalig Hervormde) kerk.
Denk niet dat jouw beschreven moeite andere trouw meelevende mensen, predikanten en kerkenraden voorbijgaat. En toch bleven zij. Wat bewoog hen? Het is goed om op te merken dat we in vroeger tijden spraken over -hoewel ik nog niet zo oud ben- “het lijden aan de kerk”. In dit verband denk ik aan de Bijbelse variant waar de apostel Paulus zegt: Als een lid lijdt, lijden al de leden mede. Weten wij nog wat het is om te lijden aan de kerk? Het doet mij persoonlijk intens pijn en als ik dit schrijf staat het huilen me nader dan het lachen, dat we de pijn van dit alles niet of nauwelijks meer voelen. Het hoort bij de moderne tijd: pijn hoort niet bij het leven. Ook de pijn van de kerk gaan velen uit de weg, door letterlijk weg te gaan. Want, zo is de redenering, het moet vooral goed voelen en ik moet me er goed bij voelen.
Maar zij die bleven dan? Er is ook een boek geschreven onder die titel: “Zij die bleven”. Het zijn schetsen over leven en werk van acht predikanten die niet met de Afscheiding van 1834 meegingen. Was dat voor deze mannen Gods vanzelfsprekend? Neen. Om een voorbeeld te noemen. Voor ds. J. J. Knap sr. was blijven in een kerk waarin zoveel was wat lijnrecht tegen Schrift en Belijdenis inging, geen vanzelfsprekende zaak.
Jij zegt dat de kerk steeds breder is geworden. Ik begrijp wat je bedoelt, maar vergis je niet. Wie de kerkgeschiedenis overziet, weet dat er in vroeger tijden ook heel veel was wat niet naar “Schrift en Belijdenis” was, anders was er ook geen Afscheiding gekomen. We moeten oppassen om niet de zonden nu ineens uit te gaan vergroten, ônder dat we die goed praten. (Maar het is bijvoorbeeld een aspect van de Gereformeerde Bond in de PKN om te arbeiden tot verbreiding en verdediging van de gereformeerde waarheid in het midden van de kerk, opdat de kerk uit haar diepe verval wordt opgericht en tot wederkeer van haar plaats in het midden van het Nederlandse volk geplaatst wordt.) Toch heeft een ds. Knap niet gebroken met de kerk. Wat deed hem dan blijven? Geestelijk stond hij dichter bij de afgescheidenen. Hij laat zich over hen niet laatdunkend uit. Maar de Afscheiding zag hij niet als de van God gegeven weg tot kerkherstel. Nu citeer ik: “Ds. J.J. Knap heeft door zijn blijven ongetwijfeld veel voor de Hervormde Kerk betekend. Behalve door hun gebed en trouwe prediking in hun gemeenten, hebben zij ook velen weerhouden met de vaderlandse kerk te breken” (a.w., 130).
Er zijn veel hete tranen geschreid om de kerk, maar toch zijn velen gebleven. Iemand zei ooit: Ik weet geen slechtere kerk, maar ook geen betere. Lijden aan de kerk is echter ook je eigen zonden onder ogen willen zien. Hoe makkelijk kan het anders lijken: Ik ben heimelijk beter dan al die mensen die achterblijven in die slechte kerk. Het gaat om de vraag van onze Belijdenis: “Of ik een levend lidmaat ben van de algemene Christelijke Kerk”. Als jij in 2005 belijdenis van het geloof hebt gedaan, is er in die tussentijd dan iets veranderd aan die belijdenis...? Je hebt daarin toch beloofd om mee te werken aan de opbouw van de kerkelijke gemeente. Is er voor jou binnen de PKN nu ineens geen taak meer? Heeft men jou het zwijgen opgelegd? Mag je de naam van Christus niet meer belijden? Laten we als eenzame Daniëls onze niet altijd makkelijke posten blijvend innemen en trouw zijn en blijven aan het Woord en meebidden met en voor een kerk, opdat God “uit het ganse menselijke geslacht zich een gemeente, tot het eeuwige leven uitverkoren , door Zijn Geest en Woord, in eenheid des waren geloofs, van den beginnen der wereld, tot aan het einde, vergadert, beschermt en onderhoudt”.
Dat zal groot zijn, als we daar aan mee mogen werken. Ieder op zijn plaats, maar wel in alle getrouwheid. De kerk heeft zout nodig, want als het zout zelf smakeloos wordt, dan dient het nergens meer toe. Als jij dat zout bent, neem dan je plaats in en bidt voor je predikant, kerkenraad en voor de gemeente. God doet immers wonderen, mede op het gebed. Ook van een eenling. En dat alles ter ere Gods.
Ik eindig met een citaat uit genoemd boek: “In de kerk wens ik althans te blijven strijden, zolang de Heere mij daartoe kracht schenkt. Bidt voor mij en alle getrouwe herders en leraars, ook voor zulken die nu nog uit mensenvrees of wat het ook zijn moge, zwijgen: opdat de Heere ons geven moge te volgen en niet vooruit te lopen, en Hij over u en ons uitstorte des Geest der genade en der gebeden” (a.w., 143). Dat wens ik je toe.
Veel wijsheid en trouw aan de God van je belijdenis,
Ds. E. Gouda, Oude Pekela
Dit artikel is beantwoord door
Ds. E. Gouda
- Geboortedatum:25-12-1968
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Nieuw-Lekkerland
- Status:Actief