In Lev. 26 wordt gesproken over een welgevallen hebben aan de straffen van hun o...
J.W.N. van Dooijeweert | Geen reacties | 04-04-2007| 00:00
Vraag
In Lev. 26 wordt gesproken over een welgevallen hebben aan de straffen van hun ongerechtigheid. Mag je dit doortrekken naar het bevindelijke leven en stellen dat dit het “vierschaarmoment” is, waarin je op een punt komt dat je Gods recht billijkt en je vonnis onderschrijft? (volgens sommige dominees/oudvaders/bekeringsgeschiedenissen bid je dan zoiets: Zijt Gij met mijn doem gediend? Zoek Uw eer, ik heb het verdiend). Is dit waar en Bijbels?
De zorgverzekeringen van Care4Life
De zorgverzekeringen van Care4Life stellen de beschermwaardigheid van het leven voorop. Benieuwd hoe?
Antwoord
De tekst: Leviticus 26:41, 42: “Dat Ik ook met hen in tegenheid gewandeld, en hen in het land hunner vijanden gebracht zal hebben. Zo dan hun onbesneden hart gebogen wordt, en zij dan aan de straf hunner ongerechtigheid een welgevallen hebben; Dan zal Ik gedenken aan Mijn verbond met Jakob, en ook aan Mijn verbond met Izak, en ook aan Mijn verbond met Abraham zal Ik gedenken, en aan het land zal Ik gedenken...”
Lieve vriend/vriendin,
Hartelijk dank voor je vraag. Ik begrijp je gedachtegang heel goed. De tekst spreekt over “een welgevallen hebben”. We moeten oppassen dat we dit woord niet te zwaar gaan beladen. Dan doen we de Bijbel geen recht. En dat is één van de dingen die God vertoornen. We mogen de Bijbel geen dingen laten zeggen die er niet staan. Ik had vroeger een vriend in Sprang Capelle en die zei: “Je mag de Bijbel niet laten buikspreken”. Buikspreken was iets wat mensen vroeger op de markten wel eens deden. Dan was het net of iemand anders sprak, maar de man achter de kraam deed het. Je kreeg dan een heel apart effect. Welnu dat kun je ook met de Bijbel bereiken. Je laat dan de Bijbel dingen zeggen die wij graag horen of willen bevestigen. Ik denk dat de tijd rijp is om van zulke dingen geen gebruik meer te maken!
Wat is de boodschap van Leviticus 26? Als Israël in zonden leeft en Gods straf daarvoor krijgt... en zij gaan dan accepteren dat zij de straf verdiend hebben om hun zonden. Zij gaan dan de straf accepteren, aanvaarden, ze gaan er onder buigen.... Dan zal God hen weer in genade aanzien omwille van Zijn verbond met de voorvaderen. Omwillen van Zijn genade. Maak hier nu niet van: “Als ze het fijn gaan vinden dat God hen straf, dan zal God hen weer aannemen”. Die kant kun je ook op met dit woord “welgevallen”. Maar dan ga je niet de kant op van het woord in de grondtaal. Dan past het wel in de bekeringsgeschiedenissen die we graag lezen. Vaak wordt het dan net gesteld alsof God iemand bekeert omdat hij of zij zo volkomen eens is met de straffende hand van God.
Ik was eens op een kamp in Lunteren. Daar was een man die zijn bed niet uit kon. Ik vroeg hem of hij de Heere kende. Zijn antwoord was: “Nee! Maar het is zo’n wonder dat ik het er mee eens geworden ben dat ik een verworpene ben en eeuwig Gods straf zal moeten ondergaan”. Dit is God onterende vroomheid!
Wat het gebed betreft dat je onderaan je vraag schrijft: “Zijt Gij met mijn doem gediend? Zoek Uw eer, ik heb het verdiend”. Ook dat slaat nergens op. Het verloren gaan van mensen is niet tot eer en verheerlijking van God. Natuurlijk is het waar dat God ook aan Zijn eer komt in het veroordelen van de verstokte zondaar die eeuwig om komt. Maar dat is: “desondanks dat zij verloren gaan, komt God aan Zijn eer”. Dat is iets heel anders dan dat God aan Zijn eer komt in het behouden van zondaren. Daarin wordt Hij eeuwig verheerlijkt.
Hoe langer ik mag werken met half wilde en heidense stammen in Peru (mensen die helemaal niets kennen van onze traditie; die zelfs niets kennen van Calvijn of zo) hoe meer ik ga houden van onze gereformeerde leer. Maar, hoe meer ik ook ga zien dat we er met elkaar eigenlijk een potje van gemaakt hebben waar niemand meer uit komt. Een groot vraagteken, één grote knoeiboel die we op allerlei manieren proberen goed te praten. Als Gods Geest een mens aan zichzelf ontdekt, dan wordt in zijn ziel vrees geboren. Dan gaat hij of zij zien dat hij zondaar is voor God. Dan gaat hij of zij roepen tot God. Waarom? Om het eeuwig verderf? Om door God gestraft te worden? Om eeuwig verworpen te mogen worden? Nee toch!!! Die gaat roepen om behouden te worden. Die gaat verlossing zoeken, een Verlosser. In dat versje van McCheyne zingen we dan: “Toen voelde ik wat eisen Gods heiligheid deed, daar werd al mijn deugd een wegwerpelijk kleed”. PUNT? NEE, maar: “Toen vluchtte ik naar Jezus, Hij heft mij gered...!!!”
Werk van Gods Geest eindigt niet in het buigen van het hoofd voor de straf, maar in de kreet die de opstellers van de Catechismus zo goed begrepen hebben: Aangezien wij dan naar Gods rechtvaardig oordeel, tijdelijke en eeuwige straf verdiend hebben... IS ER DAN NOG EEN MIDDEL om die straf te ontgaan? Werk van de Geest werkt altijd op Jezus aan. Nooit zal iemand behouden worden omdat hij of zij zo diep gebogen heeft om zijn zondeschuld. Nooit zal iemand eeuwig leven ontvangen omdat hij zo blij was met Gods straf. Een mensenkind wordt alleen behouden om zijn geloof in Christus. Hij, Jezus, redt. Maar Hij alleen!
Hartelijke groeten en Gods zegen toegewenst,
Evangelist J. W. N. van Dooijeweert
Dit artikel is beantwoord door
J.W.N. van Dooijeweert
- Geboortedatum:23-01-1938
- Kerkelijke gezindte:Gereformeerde Gemeenten
- Woon/standplaats:Waddinxveen
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Bekijk ook: