Plaats maken voor de dood
Ds. M.A. Kuyt | Geen reacties | 27-03-2005| 00:00
Vraag
Is het geoorloofd om bij een ziekte zonder uitzicht op beterschap plaats te maken voor de dood? Wanneer moet men plaats maken voor de dood? Bijvoorbeeld als men in coma ligt en als men nauwelijks kans heeft weer beter te worden?
Antwoord
Aan deze vraag zitten heel wat kanten. Over het algemeen wordt gesteld door hen, die aan de Bijbel als richtsnoer voor het leven willen vasthouden, dat we de dood niet mogen bespoedigen. Gij zult niet doden. De Heere beschikt over ons leven. Denk aan allerlei discussies rondom euthanasie. Anderzijds mogen we het leven ook niet nodeloos verlengen op kunstmatige wijze.
Maar wat is nodeloos? Vorig jaar werd een discussie gevoerd over versterven. Wanneer een patiënt niet meer wil drinken, moet je dan toch -tegen de zin van de patiënt in- water geven? Dit zijn moeilijke afwegingen. Zeker als een patiënt zijn wil niet meer bekend kan maken, zoals in een diepe coma. Het toedienen van voedsel is een basisrecht, zolang zich geen complicaties gaan voordoen. Wanneer iemand bijvoorbeeld vocht achter de longen heeft, kan het toedienen van water de benauwdheid alleen maar doen toenemen. Daarom wordt in zo'n geval al snel afgezien van het toedienen van water, zeker in het geval van een comateuze patiënt. Er zijn comateuze patiënten, die zonder zuurstof leven. Maar ook al kan een kerngezond iemand tot een levensniveau afzakken dat op 'vegetatie' gaat lijken, dan nog wordt zo'n persoon niet mens-af. Er zal dan ook ten allen tijde voor een goede verpleging gezorgd moeten worden.
Moeilijker ligt het bij patiënten, die zonder aansluiting op medische apparatuur niet in leven kunnen blijven. De behandeling wordt -na overleg met de familie- vaak gestopt als onomstotelijk vastgesteld kan worden dat het proces onomkeerbaar is geworden. Er wordt dan een EEG gemaakt. Als er van geen enkele hersenactiviteit meer sprake is wordt gesteld, dat de patiënt overleden is, ook al klopt door kunstmatig ingrijpen van de mens zijn hart nog en stroomt zijn bloed. Vraag blijft natuurlijk wel in hoeverre altijd onomstotelijk kan worden vastgesteld dat er geen hersenactiviteit meer is. Wanneer geconstateerd wordt dat iemand niet helemaal hersendood is, kan op verzoek van de familie de behandeling voortgezet worden.
Prof. Douma schrijft ergens dat het onmogelijk is als ethicus richtlijnen te stellen, die op alle gevallen van toepassing zijn. Een behandeling kan volgens hem alleen gestopt worden als met een zo groot mogelijke zekerheid vastgesteld kan worden dat er bij de patiënt een onomkeerbare en blijvende bewusteloosheid gesproken kan worden, terwijl zijn leven met medische apparatuur kunstmatig in stand gehouden wordt. Wel is het ten allen tijde nodig, dat wanneer de medische behandeling wordt gestaakt, de verzorging wordt voortgezet.
Het onderwerp rondom patiënten in coma is moeilijk. Het ligt ook heel gevoelig en teer bij hen, die er mee te maken krijgen (en die er van tevoren weinig of niet over nagedacht hebben). Het is daarom goed om je te verdiepen in boekjes over dit onderwerp. Zoals van prof. Douma (“Rondom de dood”) of ds. Van Kooten (“Ons leven is van God. Het Zesde Gebod”).
Wat is hierin veel wijsheid nodig. En gebed, of de Heere de juiste weg wil wijzen. Er zal ten allen tijde gewaakt moeten worden voor overhaaste beslissingen. Het gaat om menselijk leven. En het leven is en blijft van God.
Ds. M. A. Kuyt, Genemuiden
Dit artikel is beantwoord door
Ds. M.A. Kuyt
- Geboortedatum:17-04-1957
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Wijk en Aalburg
- Status:Inactief