(...) Johannes twijfelde aan Jezus. Zou hij ook getwijfeld hebben aan zijn eigen...
Ds. C. Westerink | Geen reacties | 26-01-2007| 00:00
Vraag
Geachte dominee Westerink. Afgelopen zondagavond hield u een preek over Luk 7. Johannes twijfelde eraan of Jezus wel de Messias was. Johannes die zelf een prediking bracht van boete en gericht. Jezus handelde echter anders dan Johannes had gedacht (genas zieken en “zalig zijn de armen van geest”). Vraag die mij onder andere bijbleef is deze: Johannes twijfelde aan Jezus. Zou hij ook getwijfeld hebben aan zijn eigen prediking? Bij het volk was er ook wel verwarring: de ene volgde Jezus, de ander Johannes. Ook nu zie je in de prediking in reformatorisch Nederland enorme verschillen in accenten (niet eens zozeer in de leer zelf, ze baseren zich immers op het Woord en de belijdenisgeschriften). En elke predikant denkt toch de waarheid te brengen. Toch is er zoveel verwarring (ook in mijn leven omtrent dit onderwerp). Hoe moet ik hiermee omgaan?
Antwoord
De vraagsteller constateert verwarrende verschillen in (reformatorische) prediking. Van daar uit is het te begrijpen dat de beluisterde preek de vraag opriep, of Johannes ook aan zijn eigen prediking getwijfeld heeft. Uit de tekst (Luk. 7:18-23) blijkt dat echter niet. De reactie van de Heere Jezus op zijn twijfelvraag geeft daar ook geen aanleiding toe. Er was ook geen reden voor. Alles wat Johannes van Jezus gezegd heeft, was waar (Joh. 10:41).
Uit Johannes’ twijfelvraag blijkt dat hij een eigen (weliswaar Bijbelse, maar niet complete) voorstelling van de Christus en Zijn werk had, die hem parten heeft gespeeld. Daardoor had hij geen oog voor de Messiaanse beloften, die in het optreden van Jezus in vervulling gingen. Die beloften identificeren Hem als de Christus der Schriften, Die ook de komende Rechter is. Als zodanig zal Hij ook (naar het woord van de Doper) de dorsvloer geheel doorzuiveren, maar nu nog niet. Het gericht blijft nog uit. Nu is het eerst de dag van Gods welbehagen! Tijd van het heil dat uit genade geschonken wordt aan allen die dat door de prediking van het Evangelie geleid leren zoeken in de doorboorde handen van Hem, Die Zich als het Lam laat slachten om alle gerechtigheid te vervullen. Daarom verwijst de Heere Johannes in zijn persoonlijke geloofscrisis naar het Godswoord van de profeten, opdat hij in dat Woord houvast zal vinden om te blijven geloven dat Jezus TOCH is de Christus, al beantwoordt Zijn optreden vooreerst nog niet aan wat Johannes had verwacht; en opdat hij zich niet zal ergeren aan maar zal leven van de genade van God die in deze Christus openbaar komt.
Dat er onder de Joden verwarring was, lag ook niet aan de prediking van de Doper. Zijn boodschap was volkomen duidelijk: Jullie moeten niet bij mij, maar bij Jezus zijn! Zijn boeteprediking, die (misschien ondanks Johannes’ eigen inzicht) toch ook Jezus aanwees en aanprees als het Lam van God, dat de zonden der wereld wegneemt (Joh. 1:29 en 36), beantwoordde aan het doel waartoe de Heere Johannes gezonden had: de weg te bereiden voor de komende Christus en plaats te maken voor Gods genade die in Hem verschijnen zou.
In het licht van het bovenstaande mag het duidelijk zijn dat er vanuit de boodschap van de tekst niet zomaar een lijn te trekken is in antwoord op de vraag: Hoe moet ik vandaag omgaan met verschillen in reformatorische prediking, die verwarring stichten (of daar in elk geval aanleiding toe geven)? Nogmaals, dat laatste deed de prediking van de Doper niet. En die problematiek is ook niet de oorzaak van de twijfel bij de Doper. Toch wil ik proberen op de vraag in te gaan. Het is namelijk nogal wat, wanneer iemand in verwarring raakt door de verschillen die hij constateert in de prediking in reformatorisch Nederland en die naar zijn beleving “enorme verschillen” zijn. Als het daarbij inderdaad alleen om verschillen ‘in accenten’ zou gaan, zou er naar mijn gedachte mee te leven zijn.
Ik vrees echter dat er meer aan de hand is. Dat voelt de vraagsteller ook aan, al wil hij vooralsnog niemand verdenken van afwijkingen in de leer. Als ik hem goed begrijp, is zijn eigenlijke vraag: Hoe kan ik weten, welke reformatorische prediking de waarheid brengt, als er inhoudelijk toch grote verschillen aan te wijzen zijn? De beperking die de vraagsteller aanbrengt in zijn typering van de prediking die hij op het oog heeft, wijst ook de weg naar het antwoord. Waar het gaat om prediking die zich baseert op de Schrift en de (gereformeerde) belijdenis, zal zij ook daaraan getoetst moeten worden.
Nu zal elke rechtgeaarde dienaar van Gods Woord slechts verlangen de Schrift na te spreken om met overtuiging te kunnen oproepen tot gelovige aanvaarding van de door hem gebrachte prediking. Het is zijn roeping en verantwoordelijkheid, dat van zijn prediking gezegd kan worden: Zo zegt de Heere! Daarbij heeft een gereformeerde dienaar van het Woord zich gebonden aan de gereformeerde belijdenis als kerkelijk geijkte samenvatting van de leer van Gods Woord, die kan en wil bewaren voor persoonlijke eenzijdigheden. Hij zal dan ook niet liever willen dan op Schrift en belijdenis aangesproken te worden, wanneer sommigen/velen moeite hebben met zijn prediking. Die moeiten kunnen van onderscheiden aard zijn. Ook een dominee is een mens met zonden en gebreken en derhalve in zichzelf beperkt in het verstaan en de bediening van het Woord. En als het goed is, is hij zich dat terdege bewust en dringt dat hem tot een biddend bestuderen van Gods Woord in afhankelijkheid van de Heilige Geest, Die immers alleen ware wijsheid leert en zondaren inwint voor Gods Woord. Dat zal ook zijn houding bepalen ten opzichte van al dan niet terechte kritiek. Als echter zijn prediking over de hele linie de kritische toets van Schrift en belijdenis niet kan doorstaan, is er iets fundamenteel mis en is er bekering nodig. En de prediker die op dat punt meent dat hij staat, zal terdege moeten toezien dat hij niet valt!
Wat een gemeentelid aan moet met verschillen in de prediking, die hem in verwarring brengen? Hij moet doen, wat de mensen uit Berea deden met de prediking van Paulus: Met alle toegenegenheid het gepredikte Woord ontvangen en de Schriften onderzoeken of deze dingen alzo zijn (Hand. 17:11)! Die “toegenegenheid” omvat enerzijds een hartelijk en ootmoedig verlangen naar het ware en levende Woord van God en voortdurend gebed om een door de Heilige Geest toebereid hart, dat begeert te buigen onder en te leven van het Woord van gericht en genade. Tegelijk sluit die “toegenegenheid” anderzijds een positiefkritische luisterhouding niet uit. Het is niet voor niks de doorgaande oproep van de Schrift aan de gemeente van Christus: “Beproeft de geesten of zij uit God zijn” (1 Joh. 4:1; vgl. Rom. 12:2; Ef. 5:10; 1 Thess. 5:21; vgl. ook de kanttekening op Filipp. 1:10: “Opdat gij, na beproeving en toetsing van de leringen aan Gods Woord, recht moogt verstaan en onderscheiden”. Denk vooral ook aan Gal. 1:6-9! De gemeente, die het hebben moet van de zuivere Woordbediening, heeft de roeping de wacht te betrekken bij de kansel. Daarvoor is nodig dat we zelf thuis zijn in de Schriften en de gereformeerde belijdenis kennen met ons hart. Dan zullen we ook weten te onderscheiden tussen verschillen in accent en verschillen in de leer. En als er dan gesproken moet worden over verschillen, die verwarren, dan zullen we dat doen in de gestalte van de ootmoed die van genade leeft, voor Gods Woord beeft en de eer van de Heere zoekt.
Dan wordt het wel een heel klemmende vraag aan heel de reformatorische gezindte: Zijn we zelf zo door de Heere geleerd, dat we weten te onderscheiden waarop het aankomt? Het antwoord op die vraag kan mij bij tijden met grote zorg vervullen. Is er nog kennis Gods in het land, of zal het ook van ons gelden: Mijn volk is uitgeroeid, omdat het zonder kennis is? (Hos. 4:1.6). Waar die zorg echt leeft, zal dat te merken zijn aan vurig en aanhoudend, persoonlijk en gemeenschappelijk gebed op en onder de kansel om de krachtige doorwerking van de Heilige Geest, Die de Schriften opent voor ons hart en ons hart opent voor de Schriften en Die zo wijs maakt tot zaligheid in de kennis van Christus.
Wat moet ik aan met verwarrende verschillen in de prediking? De Meester Zelf heeft het laatste woord: Onderzoekt de Schriften! (Joh. 5:39)
Ds. C. Westerink
Dit artikel is beantwoord door
Ds. C. Westerink
- Geboortedatum:11-11-1950
- Kerkelijke gezindte:Christelijk Gereformeerd
- Woon/standplaats:Bennekom
- Status:Inactief