Oorsprong van het kwaad
Ds. C. den Boer | Geen reacties | 19-03-2005| 00:00
Vraag
Ik heb de verschillende antwoorden over de oorsprong van het kwaad gelezen op uw website. Maar de vraag over de oorsprong van het kwaad blijft me bezig houden. Ik kom er niet uit. Tijdens kerkdiensten/zingen, etc. (voor zover ik er nog aan deelneem) speelt deze vraag door mijn hoofd. Als ik in de kerk de oproep tot bekering hoor, denk ik waarom moet ik me schuldig voelen over iets wat de almachtige God heeft toegelaten in deze wereld en in mij? Ik kan me niet neerleggen bij het antwoord dat Adam de zonde in de wereld heeft gebracht door de zondeval. Het kwaad, de gevallen engelen, waren er al voor de zondeval. Waar komt het kwaad vandaan? Waarom neemt God het kwaad niet weg? Wil God het kwaad wegnemen maar is Hij er niet toe in staat? Als dat zo is, is Hij niet almachtig en dat past niet bij God. Als Hij er wel toe in staat is maar niet wil, dan is Hij afgunstig, ook dit past niet bij God. Als God het wel wil en er wel toe in staat is (en dat alleen past bij God) wat is dan de oorsprong van het kwaad, waarom kan Hij het niet laten verdwijnen? Hoe kan het dat God (die toch almachtig en goed is) het kwaad al voor de zondeval (de gevallen engelen) heeft toegelaten? Dit kan God (die toch zonde en het kwade haat) toch niet hebben gewild? En als dat wel zo is dan hoef ik me toch niet schuldig over te voelen over het kwaad in mij? Ik zit totaal verstrikt en gevangen in deze vragen. Ze brengen me steeds verder van God en de kerk. Ik ben wanhopig en geneigd atheïst te worden. Maar als ik kijk naar de schepping en de natuur die zie ik dat er een God moet zijn. Hoe moet ik met deze vragen omgaan???
Antwoord
Beste vraagstel(st)ler,
De vraag die je kwelt, is een vraag waar reeds de oude Grieken mee bezig waren: ”Kakon pothen?” (vanwaar het kwade?). Een ondoorgrondelijke vraag, waarop in ons leven vaak geen afdoend antwoord komt.
Wel zijn er verschillende antwoorden op deze vraag gegeven. A. het kwade is een tragisch lot waar de mens in verstrikt raakt (het antwoord van de Griekse tragedies). B. het kwade is een duistere macht die net zo oud is als die van het licht; twee machten die voortdurend met elkaar overhoop liggen (Parzisme). C. er zijn in de mens twee driften (een boze en een goede); de mens kan de kwade drift overwinnen door met Gods hulp het goede te doen (het jodendom).
Geen van deze antwoorden is bevredigend. Hoe spreekt de Bijbel erover?
1. De Bijbel vertelt ons (Gen.1-2), dat God alles goed heeft geschapen. Maar er is een inbreuk van buitenaf gekomen; de duivel met zijn gevallen engelen heeft Gods goede schepping verstoord. En de mens die in staat was om weerstand te bieden en nee te zeggen, heeft toegestemd, is de satan toegevallen met alle ellendige gevolgen van dien. Dat is het eerste. Wie dat niet op zich persoonlijk toepast, raakt verstrikt in de vragen. Waren er geen zonden, er waren geen wonden.
2. Maar treft God dan geen schuld? Waarom maakte Hij de mens niet als een robot die alleen maar ja kon knikken? Waarom schiep God de mens als een verantwoordelijk schepsel? Het antwoord op deze vraag, is: Zo heeft God het gewild. En is dat niet begrijpelijk?
3. In plaats van God te dagen voor de rechterstoel van onze ‘rede’, is het beter in geloof op God te zien als op een God die Zelf de ‘oplossing’ heeft gegeven voor het kwaad waarvoor de mens verantwoordelijk is. Wat een wonder, dat God Zelf het ‘raadsel’ van het kwaad heeft opgelost in Jezus’ ‘waarom’ aan het kruis (”Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?”). Wie gelooft, dat Hij onze schuld voor Zijn rekening nam, kan niet meer geloven, dat God ”het kwaad meent” met hem. Hij buigt onder het oordeel, en hij mag het tegelijk in hoger handen geven.
4. Laat het satanswerk hoogtij vieren in onze dagen. Het gaat met de vorst der duisternis als met de legers van Napoleon in Rusland. Ze trokken ongeìhinderd voort. Niemand stuitte hun loop. Totdat zij in Beresina kwamen. Daar -in het hol van de leeuw- werden zij in de pan gehakt. En die dag komt er ook aan voor de gemene tegenstander van God. Geloof me. Ook al kan hij thans nog ogenìschijnlijk ongehinderd zijn gang gaan.
5. Al het lijden mag in het geloof worden beleefd als ”toetssteen voor de eeuwigheid”. Straks zal God alles zo maken, dat we ons verwonderen moeten. Te denken, dat God niet in staat is om het kwaad te weren, is ongeloof. Rabbijn Kushner schreef een boek, ”Waarom het kwaad goede mensen treft?” Hij kwam tot de conclusie, dat God het ook niet helpen kan dat er zoveel ellendigs in de wereld is. Maar zo’n Godsgeloof brengt ons niet verder. Geloof maar eenvoudig, dat wat onder de toelating van God plaatsvindt, nooit iets is dat God in feite ook wil.
6. Blijf onder het Woord komen. God zal je vragen zeker voor je oplossen. Want Hij begrijpt het als geen ander, hoe bang je het ‘raadsel’ van het kwaad maakt. Blijf gelovig zien op de gekruisigde Heiland. Begrijp jij het, dat Hij de weg van de kruisdood, graf en helse pijn wilde gaan om jou te verlossen? Dat gaat jouw en mijn verstand volstrekt te boven.
Ds. C. den Boer
Dit artikel is beantwoord door
Ds. C. den Boer
- Geboortedatum:20-04-1931
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Barneveld
- Status:Inactief
Bijzonderheden:
Dominee den Boer is op 11 juni 2019 overleden.
Website: dsdenboer.refoweb.nl
Lees ook: 'Digitale levenswerk ds. C. den Boer afgerond' & 'Ds. C. den Boer overleden'