Je hoort wel eens de uitdrukking: "In de psalmen hoor je het bevindelijke leven ...
Ds. P. van der Kraan | Geen reacties | 28-12-2006| 00:00
Vraag
Je hoort wel eens de uitdrukking: "In de psalmen hoor je het bevindelijke leven van de oud-testamentische kerk". Wat wordt hier concreet mee bedoeld? Indien de kerk van voor Christus komst bedoeld wordt; toen leefden de mensen toch heel anders uit bevinding als nu in deze tijd? Zij hadden de belofte van het evangelie niet en wij wel. Wij zijn verwachtende en hopende op grond van Gods Woord, zij hadden dat niet. Hoe konden zij (OT-kerk) geloven zonder God en grond en het geloof in stand houden? Ook hadden in het OT Gods kinderen in andere levenswijze als de onze (bijvoorbeeld Abraham had meerdere vrouwen), wat in onze tijd niet meer geoorloofd is. Was dat toen geen overtreding? Of zijn de Tien Geboden echt pas in werking getreden als vrucht op de kruisdood van Jezus? (regel der dankbaarheid). Of hebben deze zonden betrekking op karakter en persoonlijke omstandigheden m.b.t de geloofsbeleving bij Abraham?
Antwoord
Je stelt veel vragen in een keer. Ik probeer ze op een rij te zetten:
1. Wat betekent de uitdrukking “In de psalm hoor je het bevindelijke leven van de oudtestamentische kerk” en wat wordt hiermee concreet bedoeld?
2. Is er verschil tussen bevinding van de OT-ische gelovigen en hedendaagse gelovigen vanwege de belofte van het evangelie (Gods Woord) die zij niet en wij wèl hebben?
3. Hoe konden de OT-ische gelovigen geloven én blijven geloven zonder God en (dus) zonder grond voor hun geloof?
4. Waren de 'speciale’ zonden van bijv. Abraham (polygamie) geen verhindering voor een wáár geloof?
5. Konden zulke zonden (als onder 4) bestaan omdat de Tien Geboden pas na Christus' kruisdood in werking zijn getreden?
6. Hangen zulke zonden (als onder 4) samen met karakter en persoonlijke omstandigheden van iemand als bijv. Abraham?
Op deze manier probeer ik enig overzicht te brengen in jouw vraag. En dan blijkt al meteen dat jouw vragen voor een belangrijk deel worden ingegeven door het gemis van een juiste visie op de verschillen tussen OT en NT. Er zijn verschillen tussen de twee delen van onze Bijbel, maar de overeenkomsten tussen beide zijn veel en veel groter dan de verschillen. De verschillen tussen OT en NT hebben te maken met de tijd: het OT geldt de periode voor Christus, het NT de tijd daarna tót de Heilige Geest de kerk heeft geleid tot het besluit om de canon vast te stellen: de 66 boeken van OT en NT samen, als aanduiding dat er op nieuwe openbaringen van God niet hoeft te worden gerekend, maar dat God Zich volledig heeft geopenbaard in Zijn Woord, onze Bijbel. Tenminste: zoveel als wij moeten weten tot zaligheid.
Het verschil tussen OT en NT is het verschil tussen de knop van een roos én de roos die uit de knop opgebloeid. Dat wil dus zeggen: het gaat om dezelfde roos. Alleen was hij eerst nog in knop en is hij vervolgens opengebloeid tot een complete roos. Het OT bevat de beloften van God m.b.t. de beloofde Messias. Dat is de knop. Dat wil zeggen: de roos is nog niet opengesprongen omdat de beloften nog niet zijn vervuld. Pas als Jezus is geboren, zijn Gods beloften t.a.v. de beloofde Zaligmaker heerlijk vervuld. Ten diepste gold dat ook van vele beloften die voor Israël al in vervulling leken te zijn gegaan, zoals de intrek in het beloofde land. Maar omdat al die vervullingen ten diepste voorbeelden (met de nadruk op vóór, in de zin dat ze vooraf gingen) zijn van de in Christus vervulde werkelijkheid, werden ze ook wel schaduwen genoemd. Het was ook als vervulling nog maar voorspel van de vervulling die in Christus zou komen. En zelfs in de vervulling door de geboorte van Christus bleef nog een tegoed over dat uitstaat tot de definitieve vervulling ervan in de komst van Christus als Rechter van het heelal.
Ik denk aan Gods belofte aan David over het huis dat God voor Hem zou bouwen, een bestendig huis. Daarmee is bedoeld het koningshuis van David dat in eeuwigheid zou regeren. Dat is vervuld in Christus, want tegen Maria zegt de engel Gabriël dat het Kind, dat zij ter wereld zal brengen, de Zoon van de Allerhoogste genaamd zal worden en dat God de Heere Hem de troon van zijn vader David zal geven en dat aan Zijn koninkrijk geen einde zal zijn. Maar wat zien wij daarvan? Dus wij staan helemaal niet zover van de OT-ische gelovigen vandaan. Het verschil is dat voor ons de knop van de beloften is opengesprongen, maar toch is de bloem ook voor ons nog niet volledig opengebloeid. Dat gebeurt pas als al Gods beloften in en door Christus zijn vervuld bij Zijn wederkomst. Dan gaat het geloof over in aanschouwen en dat geldt ook al voor alle gelovigen dÃe eerder zijn overleden. Al blijft er ook voor hen ook een zeker tegoed, omdat de opstanding van het lichaam ook voor hen nog geen werkelijkheid is. Maar dat laten we nu maar rusten.
Wat ik met het voorgaande heb willen duidelijk maken, is dat er wel een gradueel, maar geen essentieel (wezenlijk) verschil is tussen de OT-ische en NT-ische gelovigen. De laatste staan wel achter veel zaken waar de eerste nog voor stonden, maar ook de laatste moeten het echt hebben van hun geloof. Toen Jezus op aarde was, kwam het toch ook aan op het geloof in Hem? En dat is nu nog zo.
We kunnen vaststellen dat het voorwerp van het geloof hetzelfde is: (de beloften van) Christus. Gradueel is er verschil. Wij zien al een deel van die beloften vervuld. Hoewel dat zien meer een geloofszien is dan een werkelijk zien. Overigens geldt dat ook voor de OT-ische gelovigen onderling. Abraham stond er verder vandaan dan David. En Daniël stond er weer dichterbij dan Jesaja. Maar die verschillen zijn gradueel. Zoals er alleen een gradueel verschil bestaat tussen zomer en winter. Maar beide seizoenen behoren tot hetzelfde jaar. Dat geldt dus ook van de Tien Geboden. Die heeft God Adam ingeschapen, aan Israël opnieuw gegeven (was nodig vanwege de zonde) en zijn door Christus ten volle vervuld. De eis van deze geboden geldt alle mensen: Abraham en ons. Aan die eis kunnen wij niet voldoen. Maar wie oprecht in Christus gelooft, mag weten dat Christus voor z'n overtredingen geboet heeft en de door de Wet geëiste gerechtigheid volbracht heeft.
Dat Abraham sommige zonden aan de hand hield (zoals veelwijverij) had er dus niet mee te maken dat hij de Tien Geboden niet kende of dat ze pas in werking getreden zijn na Jezus' kruisdood. In tegendeel. Ze zijn vanaf de schepping van de mens in werking getreden. Alleen: wat Adam en Eva vóór de zondeval kónden doen en ook vanzelf deden, dat konden we na de zondeval niet meer. Maar aan die voor ons onmogelijke eis heeft Jezus voldaan zoadat ieder die door het geloof met Hem is verbonden, vrij is van de vloek van de wet.
Wel zou je kunnen zeggen dat Abraham op sommige punten nog geen helder zicht had op wat God van hem vroeg en dat dit o.m. tot uiting kwam in veelwijverij. En dat deze zonde door het geduld van God heeft kunnen bestaan. Dat heeft weer te maken met het feit dat Abraham nog lang niet alles wist van Gods wilde (de wet van de Tien Geboden was nog niet opnieuw geopenbaard). Maar het belangrijkste wist hij: het kwam er op aan dat Hij God onvoorwaardelijk geloofde en diens Woord gehoorzaamde. Op dat punt is Abraham de vader van allen die geloven. Niet omdat hij beter geloofd heeft dan anderen na hem. Wel omdat in zijn spoor alle gelovigen van OT en NT verder gaan: onvoorwaardelijke gehoorzamen aan Gods Woord. Dat geloof en vertrouwen is bestreden en aangevochten. Maar dwars door alles heen heeft Abraham op God vertrouwd.
Van dat geloofsleven vind je vooral veel terug in de Psalmen omdat je daarin luistert naar het gelovig gesprek dat een gelovige met zichzelf voert of waarin hij persoonlijk, vanuit zijn eigen hart en ervaring, reageert op de belofte, het Woord van God. De omstandigheden zijn dan vaak van dien aard dat zorgen, moeiten, vervolging (denk aan David) of welke andere problemen zijn deel zijn, juist vanwege de geloofsweg in gehoorzaamheid aan Gods Woord. Welnu: die ervaringen van gelovigen in de weg van gehoorzaamheid aan Gods Woord, dat is nu bevinding. Daarin ervaren ze de kracht van het Woord, de bemoedigingen van Gods kant, de tegenslagen die zich voor doen. Maar ook hoe de Heere hen uit al die moeiten redt. Daarom herkennen gelovigen van nu zichzelf zo in de psalmen van toen. Luther zei: “In de psalmen kijk je de heiligen in het hart”. En nog eens: omdat hun geloof gradueel, maar niet essentieel verschilt (ze leefden in een andere tijd, maar hadden met hetzelfde Woord van God te maken, is het niet echt anders dan het geloof van Gods kinderen hier en nu.
Dat de OT-ische gelovigen geen Bijbel hadden, is maar ten dele waar. Ze hadden in ieder geval de mondelinge overleveringen. Vaak had de Heere tot henzelf gesproken (denk aan David): regelrecht of door profeten. Na verloop van tijd bestaan er al gedeelten van de mondelinge overlevering op schrift. Kortom: ze hadden wel een 'dunnere' Bijbel, maar in hun Bijbel stond wezenlijk niets anders dan wat in onze 'dikkere' Bijbel staat. Want vanaf het eerste evangelie (Gen. 3:15 - het evangelie is niet pas van na Christus, evenmin het Woord van God) heeft God niet anders gedaan dat in allerlei toonaarden te herhalen wat Hij in die eerste (moede)belofte had gezegd.
Ik hoop dat het je uit het bovenstaande uitvoerige antwoord duidelijk is geworden dat er wezenlijk geen verschil bestaat tussen de gelovigen van het oude verbond en die van het nieuwe verbond. Ze geloofden in dezelfde God, in Zijn woord en zagen uit naar dezelfde beloofde en inmiddels gekomen, maar nog steeds verwachte (Zijn tweede komst) Zaligmaker. En de ervaringen, die zij op die geloofsweg opdoen, zijn (bij alle verschillen) voor een groot deel aan elkaar gelijk. Daarom hoor je in de psalmen het bevindelijk leven van de OT-ische gelovigen. Al zou ik liever met Luther zeggen: “In de psalmen kijk je OT-ische gelovigen in het hart.” Want dat is het wat zij doen: zij laten zich in het hart zien. Daarom komen zij dichtbij de gelovigen van het nieuwe verbond.
Ds. P. van der Kraan
Dit artikel is beantwoord door
Ds. P. van der Kraan
- Geboortedatum:06-02-1948
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Arnemuiden
- Status:Actief