Belijdenis doen in de nieuwe PKN
Ds. P. van der Kraan | Geen reacties | 06-04-2004| 00:00
Vraag
Ik ben nu (nog) lid van een hervormde gemeente. Echter per 1 mei is dat dus PKN. Ik ben op dit moment erg bezig met de vraag of ik belijdenis kan en mag doen. Doe je in de PKN belijdenis van de leer der kerk (die niet geheel deugt) of gaat het om het belijden van je geloof in God?
Antwoord
Vanuit je vraag begrijp ik twee dingen:
1. De hervormde gemeente waarvan je dooplid bent, laat zich meenemen in de PKN (waarbij wel niemand in jouw gemeente zal er blij mee zijn dat de PKN er komt).
2. Je bent bezig met de vraag of je belijdenis mag doen (in de nabije toekomst), maar je wordt daarbij extra gehinderd door het feit dat je belijdenis zult doen in de PKN, waarvan je zegt: die niet geheel deugt. En dat is iets heel anders dan als je had geschreven: die geheel niet deugt. In het laatste geval zou je jouw vraag op deze manier ook niet hebben gesteld.
Ik probeer de vraag in onderdelen te beantwoorden
1. Belijdenis doen is een persoonlijke zaak tussen God en jou. Ik voeg hierbij toe een groot deel van een les over belijdenis doen die ik heb geschreven voor deel 4b van de catechesemethode “Leren om te Leven” waarin het gaat over allerlei vragen die samenhangen met het doen van belijdenis, maar ook de klem die op je ligt.
Mensenwerk?
Belijdenis doen is door ‘mensen uitgedacht’. Is het daarom minder belangrijk dan de sacramenten, die Christus heeft ingesteld? Er is verschil tussen doop en avondmaal én belijdenis doen. De sacramenten zijn Gods werk, belijdenis doen is mensenwerk. Toch vind je door heel de Bijbel dit ‘mensenwerk’, dat toch Gods werk is (Mattheus 16:17).
Bezwaren
Als je onbekeerd bent en de wereld trekt, kun je geen belijdenis doen, zeg je. Of: belijdenis hoort bij avondmaal, maar daar ben ik niet aan toe. Daarom doe ik geen belijdenis (en je verzwijgt dat je de klem van de avondmaalsnodiging uit de weg gaat). Of: als je belijdenis doet, moet je anders leven (en je verzwijgt dat je dat niet wilt). Of (serieuzer): ik denk er over om belijdenis te doen, soms verlang ik ernaar, maar ik voel mij meer als Orpa dan als Ruth. Op de grens trekt de wereld.
Makkelijke oplossing?
En ander zegt: je doet belijdenis van de waarheid (van de Bijbel). Daarvoor hoef je niet bekeerd te zijn.
Welke weg?
De vraag is niet welke weg jij gaat, maar welke weg God met jou is gegaan. Je wórdt geen lid van de kerk omdat je belijdenis doet. Je bént al lid omdat God jou in Zijn genadeverbond opnam en dat met de doop bevestigde. In Zijn genadige leiding gaf God je door je geboorte een plaats in Zijn gemeente. Dáárom ben je gedoopt.
Niet jij, maar God
Jij hoeft niet te kiezen. God koos voor jou, een Adamskind dat gaat in het spoor van Adams ongehoorzaamheid. Daarmee verdien je de eeuwige dood. God wil je het eeuwige leven geven. Dat is de kern van de doop. Nu vraagt God jouw instemming met Zijn keus. Daarom doet God een klemmend appèl om Hem jouw hart te geven. Hij heeft er recht op.
Als Ezau?
Wie anders kiest, is als Ezau die om kortstondig werelds genot z’n eerstgeboorterecht verspeelde. Het voorrecht dat hem een plaats gaf in het genadeverbond, verkocht Ezau voor aardse genoegens. Als hij de verbondszegen wil, is ze er (voor hem) niet meer. Wil je het zover laten komen?
Uitstellen?
Uitstellen tot je wel toe bent aan belijdenis doen, is ook geen oplossing. Niet belijden, is ook (negatief) belijden.
Hoogspanning, geen zwakstroom
God brengt je met Zijn verbondseis in de klem en voert de spanning hoog op als Hij jouw hart eist, terwijl het aan de zonde en de wereld verk(n)ocht is. Je kunt proberen door transformators (allerlei bezwaren) de hoogspanning óm te vormen tot zwakstroom (uitstel óf belijdenis doen ‘alleen’ van de waarheid), maar God laat de hoogspanning erop staan. Wat moet je doen? Ga met Gods eis naar God terug om te ontdekken dat Hij niet alleen eist, maar ook belooft.
Tussen eis en belofte
Onder de hoogspanning van Gods eis, geef je het enige goede antwoord aan God. Je ontdekt dan dat God je vanaf jouw vroegste begin achternaliep, maar jij steeds bij Hem weg liep. Je ziet dan dat God jou wil behouden, maar jij niet behouden wilt worden. Je erkent dat je verloren gaat als het zo blijft en God dan geen onrecht doet. In de onmogelijkheid van geen belijdenis te kunnen en toch te moeten doen, krijg je oog voor Gods beloften, die in de doop zijn verzegeld. Je ziet daarin wat God in Christus deed en door Zijn Geest wil doen. As je zo de beloften aangrijpt, geef je een geloofsantwoord: het enige goede antwoord. Want Gods beloften aangrijpen, is God voor waar houden.
Anker uitgooien
Een anker moet worden uitgegooid in de zeebodem. Belijdenis doen is net zoiets. Je zoekt geen vastheid in je zelf, maar in God. Je legt geen getuigenis af over jezelf, maar belijdt dat je van God al je heil en hulp verwacht voor leven en in sterven.
Geen einddiploma
Belijdenis doen, is geen diploma als afsluiting van de catechese, geen eindstation. Juist omdat je ervaart dat je nog zo weinig weet en hebt, verwacht je het van de Heere. Ook al mankeert er nog veel aan je geloof en heb je zo’n vast vertrouwen niet en ga je vaak andere wegen dan God wijst... wordt dan niet moedeloos. Maar gebruik ijverig de middelen en verlang eerbiedig en ootmoedig naar meer genade. Belijdenis doen, is als het afleggen van een eed, waarbij je Gods hulp inroept: zo waarlijk helpe mij God almachtig.
Doop overnemen
Bij jouw doop hebben je ouders plaatsvervangend voor jou geloofsbelijdenis gedaan (antwoord op de tweede doopvraag). Ze hebben beloofd (op de derde doopvraag) om jou in Gods woord en dienst op te voeden en zo jou met Gods hulp en genade te leiden naar de dag dat je dat antwoord (=belijdenis) van hen overneemt.
Tussen doop en avondmaal
Dat antwoord staat tussen doop en avondmaal en opent de toegang naar de avondmaalstafel. Belijdenis doen en avondmaal vieren horen bij elkaar: 1e avondmaal vieren is steeds opnieuw belijdenis doen; 2e avondmaal vieren is hetzelfde als belijdenis doen. Wie belijdenis doet, zegt dat Hij voor leven en sterven alles bij de Heere zoekt en Hem verwacht. Wie ten avondmaal gaat, belijdt dat hij zelf midden in de dood ligt en daarom het leven buiten zichzelf in Christus zoekt.
En nu?
Op die vraag kan er maar één antwoord geven Jij! Zoek biddend naar dat antwoord.
Ik wil er ook op wijzen dat je door de doop al als lidmaat van Christus' gemeente bent aangenomen (zie doopformulier). Waar het om gaat is of je het daarmee eens bent of je daarmee wilt instemmen.
2. Is er de kwestie van de PKN. Het is wel belangrijk dat je de goede volgorde aanhoudt. Allereerst is het doen van belijdenis een zaak tussen God en jou. Vervolgens is het een zaak van de gemeente. Je doet belijdenis in het midden van de gemeente waarbij je mag horen. Nu weet ik niet hoe de gemeente waarbij je hoort en waarin je t.z.t. belijdenis hoopt te doen in de PKN zal staan. Maar ik neem aan dat dat met het nodige voorbehoud is. Dat er protest is aangetekend, bezwaar is gemaakt tegen allerlei besluiten die met de Vereniging samenhingen en tegen de nieuwe kerkorde met haar artikelen en ordinanties. Misschien is uitdrukkelijk uitgesproken via Verklaring of Convenant dat men 't alleen wil houden bij het gereformeerd belijden en alles wat daarmee strijdig is, niet aanvaardt (zoals de Augsburgse Confessie) of verwerpt (zoals de Leuenberger Konkordie). In dat geval heb je te maken met een gemeente die voluit staan wil voor het gereformeerd belijden en bij die gemeente sluit je je aan, met die gemeente belijd je je geloof en met dat geloof van de gemeente stem je in. Zo is de volgorde. Omdat je lid wordt van de betreffende hervormde gemeente komt je naam ook te staan in de registers van de PKN. Wat anders zou het zijn als je behoort bij een gemeente die het wel eens is met de nieuwe kerkorde die bepalingen kent die strijdig zijn met het Woord van God en de gereformeerde belijdenissen. Maar ik ga er vanuit dat dit zo niet is.
Waarom leg ik zoveel nadruk op de plaatselijke gemeente? Omdat dat de kerk is Daar openbaart zich het lichaam van Christus op plaatselijk vlak (met veel gebrek, dat wel) in de bediening van Woord en sacramenten. Een landelijke kerk bestaat feitelijk niet. Er is niet ergens een kerk die de landelijke kerk genoemd kan worden. Die landelijke kerk heeft een dienstencentrum, maar dat is geen kerk. Die landelijke kerk komt bijeen in een Generale Synode, maar die bestaat uit afgevaardigden van de classicale vergaderingen en die worden weer gekozen vanuit de plaatselijke gemeenten. De plaatselijke gemeente is dus de basis van het kerk zijn. Christus schrijft Zijn brieven aan gemeenten, zoals ook Paulus e.a. hebben gedaan. Dat was niet omdat er nog geen nationale, landelijke kerken waren. Ook al waren die er geweest, hadden zij hun brieven aan plaatselijke gemeenten gericht omdat daar de kerk is. Waar het Woord is, daar is de kerk In alle getwist rond de PKN wordt dat wel eens teveel uit het oog verloren. Als die landelijke kerk besluiten neemt die tegen het Woord van God ingaan, heeft een plaatselijke gemeente niet alleen het recht, maar ook de plicht om die naast zich neer te leggen en de landelijke kerk daarvoor zelfs te waarschuwen. Dat recht neemt de plaatselijke gemeente niet alleen, maar dat heeft ze gekregen van Christus, zo blijkt uit Efeze 4:11. De verhoogde Christus heeft aan Zijn kerk geestelijke macht geschonken als gevolg waarvan de plaatselijke gemeente voluit kerk is. Deze macht, gegeven om uit te oefenen in Christus’ naam, is dienend.
Omdat echter het lichaam van de kerk uit vele leden en zo ook uit meerdere gemeenten bestaat, wordt door (de kerkenraad van) een gemeente een deel van zijn bevoegdheid overgedragen aan meerdere vergaderingen: Classicale Vergadering, Generale Synode. Als beperking hierbij geldt dat de gemeente/kerkenraad niet mag worden beroofd van de macht die Christus heeft gegeven. Daarom kan een Classicale Vergadering of Generale Synode deze door Christus aan de gemeente geschonken (dienende) macht haar (=de gemeente) niet ontnemen.
Dit lijkt een technisch verhaal, maar dit is belangrijk om te weten in verband met de verhouding van de landelijke kerk en de plaatselijke gemeenten. Wij hebben sterk de neiging om van bovenaf (landelijke kerk) te denken. Bijbels is om van onderaf (plaatselijke gemeente) te denken. En dan te zien dat de landelijke kerk alleen maar bestaat bij de gratie van de plaatselijke gemeenten. Daarom heb je als plaatselijke gemeente volop de ruimte om bij het gereformeerd belijden te blijven en daarop de kerk aan te spreken. Door te dingen zo te zien, maakt het misschien voor jou wat minder moeilijk om tot ene keuze te komen.
Maar als je gemeente behoort bij de PKN (straks)? Dan heb je ermee te maken. Maar vergeet nooit de volgorde. Wat is eerst en wat is tweede. Bedenk ook: als je als kerkenraad/gemeente de landelijke kerk hebt gewaarschuwd en ze gaat toch verder op de ingeslagen weg, dan ben jij niet verantwoordelijk voor wat die kerk doet. Lees maar wat in Ezechiel 33 staat over de wachter die geblazen heeft.
Maar moet je dan niet met zo'n kerk breken, in ieder geval in zo'n kerk geen belijdenis doen? De NGB zegt in art. 29 wat een valse kerk is. Een kerk kan trekken hebben van een valse kerk, maar helemaal vals wordt ze als zij hen die van de waarheid zijn, uit zich werpt. Zoals dat Luther is overkomen. Zolang de PKN gemeenten die de prediking voorstaan die naar Schrift en Belijdenis is, zolang de sacramenten bediend worden naar de instelling van Christus en er (met veel gebrek) gepoogd wordt kerkelijke tucht te handhaven, is de kerk in haar verval en gebrek toch nog niet vals. Dan is het wel onze roeping de kerk op Schrift en belijdenis te blijven aanspreken en te bidden om haar herstel.
Ik ben echt geen voorstander en nog minder verdediger van de PKN. Maar we moeten de dingen wel eerlijk onder ogen zien. De vraag is of er wel zo'n groot verschil is tussen NHK met de Hervormde Kerkorde (HKO en PKN met de Protestantse Kerkorde (PKO). Mijns inziens is er sprake van een gradueel, niet van een essentieel (wezenlijk) verschil tussen beide. Ook in de NHK gebeurde al zoveel wat voor Gods aangezicht niet kon en mocht. En was de HKO echt zo bijbels? Daarover lopen de meningen uiteen. Maar daaruit blijkt ook dat het gaat om menselijke gezichtspunten, hoe ingrijpend de gevolgen daarvan ook zijn.
Misschien zegt het je ook iets dat Jezus Zoon der wet is geworden (zeg maar belijdenis heeft gedaan) in een kerk (tempel / synagoge) waar ruimte was voor tal van dwalingen (de Sadduceeën geloofden niet in engelen en opstanding) en waarin de overpriesters en schriftgeleerden in Jezus niet de beloofde Zaligmaker erkenden of wilden herkennen. In die tempel waren ook Simeon en Anna en daar werd Jezus aan hen voorgesteld. In die tempel diende Zacharia in de beurt van zijn dagorde en daar kwam Gabriel het blijde nieuws brengen dat hem een zoon geboren zou worden die de voorloper van de beloofde Messias was. En als Jezus uit die tempel stad is geworpen, is gekruisigd en gedood, dan stort Hij toch in dat Jeruzalem en die tempel Zijn Geest uit. En als daarna de discipelen preken in Zijn Naam en daarom gevangen genomen worden, zegt de engel die hen uit de gevangenis heeft bevrijd: keer terug naar de tempel en ga daar preken. We moeten dus trouw zijn op de plaats waar de Heere ons heeft gesteld en met de ons geschonken gaven meewerken aan het herstel en de opbouw van de gemeente, eerst plaatselijk en daarna ook landelijk. Maar dat kan laatste alleen als er plaatselijke (in veel plaatsen) herstel en bloei van de kerk plaats vindt.
Hopelijk kom je er zo uit.
Dit artikel is beantwoord door
Ds. P. van der Kraan
- Geboortedatum:06-02-1948
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Arnemuiden
- Status:Actief