Bidden voor behoud van kinderen
Ds. G. Herwig | Geen reacties | 28-11-2006| 00:00
Vraag
Moeten we altijd bidden: “Uw wil geschiede?” Mijn dagelijkse gebed is een worstelen, smeken voor het behoud van mijn kinderen die de wereld zijn ingegaan en volop in de zonden leven. Ik smeek: “Heere red, Heere bekeer ze.” Nu worstel ik met de vraag of ik dan altijd moet bidden: “Uw wil geschiede, ook als ze verloren gaan?”
Soms hoor ik: De Heere wordt ook verheerlijkt in het verloren gaan van zondaren, maar Hij wordt toch meer verheerlijkt in het behouden worden? Maar toch kan ik voor het behoud van mijn kinderen niet bidden: “Uw wil geschiede”, want de Heere wil toch ons behoud? Ze hebben een gedoopt voorhoofd en daar worstel ik mee bij de Heere: “Wilt U vervullen wat U toen beloofd hebt? U wist toen toch al dat er van ons niets te verwachten viel?”
Ook in de opvoeding ligt er alleen maar schuld. Doelmisser in heel mijn leven. Maar toch blijf ik pleiten op Zijn beloften. Toen de discipelen in de storm op zee waren riepen ze toch ook alleen maar: “Heere, help ons wij vergaan” en dan lees je ook niet “Uw wil geschiede als we verloren gaan”. Je leest dat toch bijna nergens in de Bijbel als de mensen tot Jezus gaan in hun nood? Wel: “Ik ben het niet waard.” Dit is voor mij echt een worsteling, want ik kan niet geloven dat de Heere verheerlijkt wordt in het verloren gaan van mijn kinderen. Ze zijn gedoopt en dat is toch een pleitgrond?
In een bepaalde periode dat ik het er heel moeilijk mee had kwam er een tekst in me en die keert iedere keer weer terug. Die gaf troost en bemoediging en met die tekst ga ik in mijn gebed veel naar de Heere en zeg dan: “Heere als die belofte niet van U was wilt U hem dan wegnemen zodat ik hem niet meer in me krijg?” Maar toch is die tekst er iedere keer weer en dan bid ik om vervulling van die woorden. Hoe kan ik weten of het echt van de Heere was? Want ons hart is zo bedrieglijk. Maar als ik dan in een preek hoor: “De Heere gaat altijd door het onmogelijke heen, dan is er gelijk weer mijn gebed: “Heere het kan toch nog, ook voor mijn kinderen?”
Hoeveel houvast mag je hebben aan een belofte en hoe weet je of hij echt van de Heere was? En als je er steeds mee tot de Heere gaat om vervulling ervan ook als alles tegen schijnt en het bijna onmogelijk wordt?
De zorgverzekeringen van Care4Life
Waarom overstappen naar de Care4Life zorgverzekering? Lees hier over onze principiële uitsluitingen.
U bent al verzekerd vanaf € 149,10 per maand.
Antwoord
Hoewel we teksten uit de Heilige Schrift altijd in hun verband moeten lezen is het in dit verband goed twee teksten te noemen: 1. Tim. 2:3-4: “...want dat is goed en aangenaam voor God, onze Zaligmaker; welke wil, dat alle mensen zalig worden, en tot kennis der waarheid komen”. 2 Petr. 3:9: “De Heere vertraagt de belofte niet (gelijk enigen dat traagheid achten), maar is lankmoedig over ons, niet willende, dat enigen verloren gaan, maar dat zij allen tot bekering komen.
Lettend op Gods onuitsprekelijke liefde is er een onmogelijke mogelijkheid, dat zondaren verloren gaan! Ik bedoel: Als iemand verloren gaat, dan ligt dat niet en nooit aan de Heere! (Joh. 3:16; 1 Joh. 2:1-2). Verloren gaan toont echter wel onze diepe val in Adam. Dwazen die we zijn.
Wat is nu de weg? Aanhoudend gebed: “Denk aan ’t vaderlijk meedogen, HEER’, waarop ik biddend pleit: milde handen, vriend’lijk ogen zijn bij U van eeuwigheid”. Waarom? Omdat wij niet in Gods raad kunnen kijken. Scherper gezegd: Dat gaat ons (want wij zijn de klei, en Hij is de hemelse Pottenbakker) niets aan! Tot ons komt de welgemeende oproep ons te bekeren tot de God des levens; tot ons komt het welmenend aanbod der genade! Ons schamel bidden is het gaan van de middellijke weg. Wij hebben in geloof te bidden. De Heere laat geen bidder staan. Denk maar weer aan de moeder van Augustinus!
Zondag (26 november) heb ik in de prekenserie over de Hebreeënbrief gesproken over Hebr. 6:18-20. Bij de voorbereiding mocht ik een heerlijke ontdekking doen: In de grondtekst staat er zoiets als: “...de toevlucht genomen hebben tot het vasthouden aan de ons (tot gebruik) voorgestelde hoop”. Oftewel: We moeten niet gaan hópen, alsof dat een actie, een werkzaamheid van ons is, we mogen wat ons van Godswege wordt aangeboden als gegronde hoop vasthouden, ons er met alles wat in ons is aan vastklampen. Hopen, zoals Abraham gehoopt heeft op de zekere belofte van God! En ô geschiedt Gods wil.
NB. Daarom eindigen we ons gebed zo graag met: “...om Jezus’ wil...”!
Ds. G. Herwig, Kamerik
Dit artikel is beantwoord door
Ds. G. Herwig
- Geboortedatum:10-03-1957
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Nunspeet
- Status:Inactief
Bijzonderheden:
Emeritus-predikant