Waarde van het huwelijk in de hemel
Ds. C. den Boer | Geen reacties | 03-12-2005| 00:00
Vraag
Pas hoorde ik een preek over het bijbelgedeelte waarin gevraagd wordt aan Jezus van wie de vrouw in de hemel zal zijn die zeven mannen heeft gehad. Het antwoord is duidelijk: In de hemel wordt niet getrouwd nog ten huwelijk uitgegeven. De dominee zei, dat er dus dan ook geen herkenning zal zijn tussen echtgenoten en dat het een troost is voor degenen die niet zover komen wat een huwelijksverbintenis betreft. Toen schrok ik wel, want dat betekent dus dat mijn relatie met mijn partner hier maar tijdelijk is op aarde en in de hemel zal er dan dus geen herkenning zijn. Vaak hoor ik op rouwdiensten zeggen dat hij of zij nu bij haar of hem in de hemel is. Dat mag dan waar zijn, maar het huwelijk is dan dus maar tijdelijk? Misschien kunt u hier meer over zeggen. Ik hoor vaak zeggen datGod alles in allen zal zijn, maar wat is dan de waarde, hemels gezien, van het huwelijk als er toch geen herkenning zal zijn?
De zorgverzekeringen van Care4Life
Waarom overstappen naar de Care4Life zorgverzekering? Lees hier over onze principiële uitsluitingen.
U bent al verzekerd vanaf € 149,10 per maand.
Antwoord
Beste vraagsteller, -ster
Het schriftgedeelte waarover je vraag gaat, is te vinden in Matth.22, 30; Luk.20, 34vv. De Sadduceeën (je zou hen vrijzinnigen kunnen noemen) geloofden niet in de opstanding; dood is dood; er is geen hel en ook geen hemel. Alle nadruk lag bij hen dus op het hier en nu. In de genoemde tekstgedeelten willen de Sadduceeën de ongerijmdheid van de opstanding aantonen aan de hand van een hypothetisch geval. Door het zgn. Leviraatshuwelijk was de broeder van een overleden man verplicht om diens weduwe te trouwen en zijn broeder zaad te verwekken (Deut.25, 5vv). Stel -aldus de casus van de Sadduceeën- dat er zeven broeders zijn, dat zij allen na elkaar komen te sterven, nadat ieder van hen -de een na de ander- met dezelfde vrouw is getrouwd geweest (zonder dat er kinderen zijn geboren). Aan welke man behoort dan die vrouw toe in de opstanding? Zij zouden allemaal kunnen zeggen: Die daar is mijn vrouw. De Sadduceeën willen hiermee het onmogelijke van de opstanding bewijzen.
Jezus echter betuigt op grond van de Schriften tegen hen, dat er wel degelijk een opstanding der doden is. Datzelfde hebben ook de apostelen betuigd (Paulus bijv.; vgl.Hand.23, 6). Zo belijden wij dan (met de woorden van de Apostolische Geloofsbelijdenis): "Ik geloof de wederopstanding van het lichaam." Zie het voorbeeld aan het eind van mijn verhaal.
Er is dus niet slechts een voortbestaan van de mens (de ziel) na dit leven. Maar ziel en lichaam zullen in de opstanding weer verenigd zijn en tezamen dezelfde mens vormen als van voor het sterven. De gelovigen zullen dan een "pneumatisch" lichaam hebben (1 Kor.15, 44). Dat houdt in: hetzelfde lichaam, maar verheerlijkt. Dat is: niet langer onderworpen en gebonden aan de wetten van het tijdelijke leven; dus niet meer sterfelijk, enz.
Of er dan ook geen verschil in seksen zal zijn? Jezus zegt dat zij zullen zijn als de engelen Gods (Luk.20, 35v). In elk geval zullen er in het rijk van de opstanding geen relaties onderhouden worden tussen de mensen zoals hier op aarde. Geen man-vrouw verhoudingen dus. De man zal de vrouw met wie hij gehuwd was en de vrouw haar gehuwde man volmaakt in de Heere bezitten. Iets van dat diepe geheim mag nu reeds in het huwelijk worden doorleefd.
Het kennen van elkaar in heerlijkheid gaat het kennen van elkaar in de aardse bedeling dus ver te boven. Het is een kennen in de Heere. Maar dat sluit niet uit dat we van elkaar weten op aarde met elkaar gehuwd te zijn geweest. Laat het ons gebed maar zijn, dat ons kennen (= beminnen) van elkaar in het huwelijk in dit leven ook deze dimensie heeft, dit perspectief: kinderen Gods te mogen zijn, de engelen gelijk (Luk.20, 35v).
Of wij elkaar dan ook zullen herkennen? Als we mogen zeggen dat de gelovigen met hetzelfde lichaam opstaan, mogen we ook geloven, dat zij elkaar zullen herkennen. Maar de relaties waarbinnen deze herkenning geldt, zijn niet die van het aardse en tijdelijke leven. Dat (her)kennen is een herkennen in de Heere. Daarom zal het ook het toppunt van vreugde zijn voor een man, als hij zijn vrouw daar zal ontmoeten. En omgekeerd. Juist dit geeft aan het huwelijk in dit tijdelijke leven zijn geweldige perspectief. Hoe rijk juist in het huwelijksleven om elkaar tot een hand en een voet te zijn in de dingen die tot het tijdelijke en tot het eeuwige leven behoren (huwelijksformulier). Dat is de rijke betekenis en grote waarde van het christelijk huwelijk.
Ik laat hier ter afsluiting een passage volgen uit de "Christinnereis" van Bunyan. Op een gegeven moment is het een zekere "Dapper voor de Waarheid" die hoort, dat Christin de vrouw is van de man uit stad Verderf die pelgrim is geworden en dat hun vier zonen ook de pelgrimstocht hebben aanvaard. "Dapper voor de waarheid" zegt dan: "Wat zal Christen blij zijn, als hij met hen in Gods heerlijkheid zal zijn." In aansluiting daarop stelt "Dapper voor de Waarheid" dan de vraag, of wij elkaar herkennen zullen in het rijk van de heerlijkheid. En wat antwoordt Grootmoedig (een andere pelgrim) hem dan? "Denkt u, dat zij zichzelf zullen kennen en verblijd zullen zijn zichzelf in die gelukzaligheid te zien? Wel, als u dat gelooft, waarom zouden ze dan anderen niet kennen en zich ook niet over hun zaligheid verheugen? Aardse betrekkingen zullen daar natuurlijk ophouden. Maar waarom zouden wij niet redelijkerwijs mogen concluderen, dat wij blijer zijn, als we de onzen daar wel aantreffen dan wanneer we hen zouden missen?" Tot zover Bunyan in de "Christinnereis".
Tenslotte over de opstanding: De engelse wis- en natuurkundige Is. Newton (ong. 1700) kwam eens met zijn studenten langs een begraafplaats. "Wie is er zo dwaas", zei één van hen, "dat hij nog gelooft, dat deze doden zullen opstaan?" Newton, terug in de collegezaal, nam een pot en deed daarin zand en ijzervijlsel. Dat schudde hij goed door elkaar heen. Toen vroeg hij aan zijn studenten: "Wie is er zo wijs, dat hij het ijzervijlsel uit het zand kan halen?" Daarna nam hij een grote en sterke magneet. Die hield hij boven de pot. En zie, de ijzerdeeltjes sprongen eruit. Zou God de Almachtige dan niet uit het stof de dode mens kunnen ophalen?
De mens die slechts met de mogelijkheden van zijn eigen geest rekent, loochent het. Maar wie de Geest die uit God is, mocht ontvangen, buigt eerbiedig voor de Heere. Bij Hem is geen ding onmogelijk. 1 Kor.2,12; 15,26.
Ds. C. den Boer
Dit artikel is beantwoord door
Ds. C. den Boer
- Geboortedatum:20-04-1931
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Barneveld
- Status:Inactief
Bijzonderheden:
Dominee den Boer is op 11 juni 2019 overleden.
Website: dsdenboer.refoweb.nl
Lees ook: 'Digitale levenswerk ds. C. den Boer afgerond' & 'Ds. C. den Boer overleden'