Ik hoor vaak in de prediking de waarschuwing: "bedrieg jezelf niet voor de eeuwi...
Ds. A. van Vuuren | Geen reacties | 27-10-2006| 00:00
Vraag
Ik hoor vaak in de prediking de waarschuwing: "bedrieg jezelf niet voor de eeuwigheid". Ten diepste heb ik best wel moeite met deze waarschuwing. Want als je je kunt bedriegen, dan is er dus een rol voor jezelf weggelegd. Met deze waarschuwing wordt deze rol wel negatief benaderd maar daarmee wordt wel de toon gezet dat wij zelf iets kunnen toedoen aan onze zaligheid. Het klink heel erg behoudend, maar is het eigenlijk niet erg remonstrants?
Antwoord
Is waarschuwen voor zelfbedrog remonstrants?
Uit je vraag blijkt dat je vreest voor het gevaar van remonstrantisme in wat voor vorm dan ook. Je bent blijkbaar een nauwgezette dogmatische doordenker. Op zich is dat prima, maar als het leidt tot het onklaar maken van Bijbels geschut waarmee de Heere geweld doet op ons hart, dan is dat even gevaarlijk als remonstrantisme. Zoals jij deze waarschuwing bekijkt zou dat betekenen dat een predikant geen enkele oproep meer zou kunnen doen, noch in de vorm van waarschuwing, noch in de vorm van een oproep om de Heere te zoeken in het “heden der genade”. De Bijbel zelf staat vol waarschuwingen, aanklachten, beloften, oproepen tot bekering. Niemand zal daarbij toch durven beweren dat Gods Woord, geïnspireerd door de Heilige Geest, remonstrantse uitspraken bevat?
“Dass Wort soll man stehen lassen”, zei Luther. “Het Woord moet je laten staan.” Laten staan zoals het er staat. Het gevaar is groot dat wij door eenzijdig dogmatische redeneren Gods Woord ontkrachten. Het is zeker waar dat de mens onbekwaam is tot enig goed, maar dat neemt onze verantwoordelijkheid niet weg. Trouwens als de Heere mensen bekeert, dan schakelt Hij ons niet uit, maar juist in door de kracht van zijn Geest. Veelzeggend is dat de Dordtse Leeregels, die zich zo scherp keren tegen de Remonstrantse leer, spreken van een bevel tot geloof en bekering. En in Hfdst. III/IV wordt duidelijk gemaakt dat God in het werk der zaligheid ons niet behandelt als stokken en blokken, maar als redelijk zedelijke wezens. En in verband met de taak van de dienaren van het Woord wordt gezegd dat Gods genade via de vermaningen wordt meegedeeld.
Ook de oproep om jezelf niet te bedriegen is Bijbels verwantwoord. Alleen, we mogen en moeten er als predikers wat bij zeggen. Namelijk dat de Heere ons niet bedriegt als hij ons nodigt tot zijn heil in Christus Jezus; als Hij zweert bij Zijn eigen bestaan dat Hij geen lust heeft in de dood van de Goddeloze, maar daarin dat de Goddeloze zich bekeert en eeuwig leeft (vgl. Ezechiel 33:11). Gods beloften zijn onbedriegelijk, je kunt er van op aan. Ze zijn in Christus ja en amen (2. Kor. 1:20). Op de Heere kan ik aan, op mijn eigen hart niet. Ons hart is arglistig, zo arglistig dat zelfs ons verdorven verstand zelfs in stelling brengen tegen de Bijbelse waarschuwingen en nodigingen die op ons afkomen.
Ik zou je voorzichtig en in liefde willen vragen: Loop je niet het gevaar dat je met je vrees voor remonstrantisme Gods Woord en de verkondiging daarvan monddood maakt? Dogmatisch denken moet dienen om de Bijbel beter te verstaan, niet om dat verstaan te blokkeren. Het komt er op aan dat we onbevangen leren luisteren naar de Bijbel, naar wat de Heere ons te zeggen heeft. “Spreek Heere want uw knecht hoort!” Laat dà t je gebed zijn, als je naar de kerk gaat en als je thuis je Bijbel leest!
Ds. A. van Vuuren
Dit artikel is beantwoord door
Ds. A. van Vuuren
- Geboortedatum:02-11-1948
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Capelle a/d IJssel
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Emeritus-predikant