David blij vanwege dood vijanden
Ds. P. Molenaar | Geen reacties | 21-10-2006| 00:00
Vraag
Ik heb een vraag over de volgende tekst: Spreuken 24:17: “Verblijd u niet, als uw vijand valt; en als hij nederstruikelt, laat uw hart zich niet verheugen”. Maar ik lees dat David telkens blijdschap had als zijn haters gedood werden, of wanneer de Heere ze zou straffen. Hoe kan ik deze tekst uit Spreuken nu begrijpen als David wel blijdschap had. Zou u dat uit kunnen leggen?
Antwoord
Het is altijd een moeilijke zaak om schijnbaar tegenstrijdige teksten te behandelen. Er is vroeger al een mooi boek verschenen: “Schijnbaar tegenstrijdige teksten, schriftuurlijk verklaard” van Johannes Polyander. Zo zouden we aan die reeks teksten nog een rij teksten kunnen toevoegen, waaronder ook deze teksten. Natuurlijk moeten we altijd de teksten in haar verband lezen. Als we dat niet doen, kunnen bepaalde gedeelte helemaal verkeerd gelezen en uitgelegd worden. Daarom moeten we altijd de Schrift met de Schrift vergelijken.
In de Bijbel wordt duidelijk gezegd, dat God afrekening houdt met Zijn vijanden. Dit kan tot troost zijn voor Gods kinderen, die zo geplaagd worden door die vijanden. De duivel en al de vijanden van Gods kerk doen niets liever dan Gods werk afbreken. Wanneer komt daar nu een eind aan? Wel straks bij de wederkomst, dan is voorgoed alle strijd voorbij. Gods kind mag Hem tot een Rechter uit de hemel verwachten. Christus heeft de zonden en de schuld gedragen en spreekt Gods kind vrij, maar de vijanden van Gods kerk zullen vernietigd worden.
Nu mogen ze Hem als hun hemelse Rechter verwachten. Zouden we dan niet sidderen? Toch sidderen Gods kinderen niet meer. Ze hebben Hem op deze aarde leren kennen als hun hemelse Zaligmaker, Die hen zo uitnemend heeft liefgehad, nadat ze gebogen hebben onder het oordeel dat zij verdiend hadden. Maar ze vonden vrijspraak in het werk van Christus. Ze kunnen Hem nu als Rechter uit de hemel verwachten, niet als Degene, Die hen voor altijd zal veroordelen, maar zal vrijspreken, op grond van Zijn borgwerk. Maar de vijanden van God, die ook Gods kinderen zo benauwden, zullen veroordeeld worden. Wel zal het oordeel radicaal zijn, volgens de Catechismus: Zijn en mijn vijanden zal Hij in de eeuwige verdoemenis werpen. Zo staat toch in zondag 19 van de Heidelbergse Catechismus. Let goed op de volgorde: niet: “mijn en Zijn vijanden”, maar: “Zijn en mijn vijanden”. Zijn vijanden worden mijn vijanden. De definitieve scheiding vindt op die laatste oordeelsdag plaats. Dan vallen Gods kinderen inderdaad echt heelmaal het oordeel Gods bij.
Dat is voluit Bijbels. In het boek Openbaring zien we dat oordeel helemaal waar worden. In Psalm 139 wordt ook gezegd: “Zou ik niet haten Heere, die u haten, ja ik haat hen met een volkomen haat. Tot vijanden zijn zij mij.” Op aarde zingen we, dat alle goddeloosheid zal verdaan worden als schuim. We zingen zelfs nu de vloekpsalmen, maar ik denk vooral profetisch, (b.v. Psalm 109, Psalm 137). Maar straks in het eindgericht vindt pas de echte scheiding plaats. Hier op aarde is het: “Hebt uw vijanden lief”. We bidden Jezus na: “Vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren”, maar straks zal Gods kind het oordeel dat door God over de goddelozen wordt uitgesproken, bijvallen. Als in Spreuken gezegd wordt om ons niet te verblijden, wanneer de vijand valt en struikelt, dan gaat het hier duidelijk over leedvermaak over de vijanden. De regel is dat we onze vijanden liefhebben op de aarde, want de Heere komt alleen de wraak toe. We mogen geen leedvermaak hebben over wat de vijanden overkomt. Daarom blijft in de intermenselijke relatie de regel: “Hebt uw vijanden lief en zegent hen die u vervloeken”.
Toch valt ons op dat in de richterentijd en ook in Davids tijd oorlogen des HEEREN geleverd werden om de vijanden uit te roeien. De Psalmen zijn er vol van. Wie denkt daarbij niet aan Psalm 68? We moeten deze oorlogen in de meeste gevallen als Oudtestamentisch Messiaans gericht zien met het oog op de eindtijd, als God in Christus de vijanden volkomen eenmaal recht verschaft. Je zou kunnen zeggen, dat deze oorlogen, ook in de tijd van Koning David voortekenen zijn van de eindtijd, waarin Christus alle vijanden overwint. Bovendien is het zo dat verschillende van die volken zo pervers waren in hun gedrag en zo gevaarlijk in o.a. seksueel overdraagbare ziekten als gevolg van hun verkeerde levenswijze, dat daarom uitroeiing van deze volken geboden werd door de Heere, om Zijn volk te beschermen. Hoe moeilijk is dit ook voor ons te begrijpen. We dienen hierbij vooral te letten op de openbaring van Gods heiligheid.
Wel moet ons opvallen ook dat het altijd op uitdrukkelijk bevel van de Heere geschiedt. Daarbij dienen we wel te beseffen, dat God een God is van volkomen gerechtigheid is, maar dat wij daartegenover slechts mensen zijn. In de geschiedenis, denk bijvoorbeeld aan de kruistochten en de tijd van de reformatie, toen de roomsen de oorlogen des Heeren toepasten op de verbranding van ketters, is wel eens op een verkeerde wijze de toepassing gemaakt op de oorlogen des HEEREN. Die oorlogen des Heeren waren zeer uniek, maar vooral gericht op het behoud van het volk Gods en het voortbestaan van de belofte Gods, doordat soms de toekomst van Gods volk een zijden draadje hing. De Heere heeft het nodig geacht om daarom de aartsvijanden van Israël uit te roeien met het oog op en als uitbeelding van het eindgericht dat al de vijanden van Gods kerk eenmaal wacht.
Maar Gods kinderen hebben een beter deel: Eeuwig mag Gods kind bij de Heere zijn. Eeuwig zullen ze in Zijn heerlijkheid mogen delen. Ja, heerlijkheid en blijdschap zal op hun hoofden zijn. Onuitsprekelijke vreugde, wat geen oog heeft gezien, geen oor gehoord en in geen mensenhart is opgeklommen.
Ds. P. Molenaar
Dit artikel is beantwoord door
Ds. P. Molenaar
- Geboortedatum:22-05-1945
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Lunteren
- Status:Actief