Bang dat het nooit echt is geweest
Ds. P. van der Kraan | Geen reacties | 25-01-2004| 00:00
Vraag
Wanneer kan ik echt weten of ik een kind van God ben? Ik heb het vaak geweten, maar ben het nu helemaal kwijt. Ik ben bang dat het nooit echt is geweest.
Antwoord
Je vraag getuigt van een oprechte zielenworsteling waar ik graag op in wil gaan. Jammer genoeg kan ik dat niet zo doen als ik zou willen omdat je niet schrijft waaraan je "vaak geweten" hebt dat je een kind van God bent. En ook meld je de reden niet dat je er aan bent gaan twijfelen.
Als ik met je in gesprek was, en je zou mij de vraag stellen zoals je die hebt gemaild, zou mijn eerste vraag zijn: op grond waarvan heb je vaak geweten dat je een kind van God was? En mijn tweede vraag zou zijn: waarom ben je dat nu kwijt? Mogelijk dat je antwoord op de eerste vraag al licht zou werpen op mijn tweede vraag. Omdat je deze twee aspecten niet noemt, kan ik jammer genoeg niet op jouw concrete, persoonlijke situatie ingaan, maar moet ik mijn antwoord wat algemener houden. Ik hoop dat je dat grijpt. Ik hoop ook dat het algemene antwoord toch dicht bij jouw vragen komt.
Ik wil mijn antwoord vanuit twee invalshoeken belichten: 1e wat het kindschap van God volgens de Bijbel inhoudt; 2e wat de Bijbel zegt over de verberging van God voor Zijn kinderen.
1. Wat de Bijbel zegt over het kindschap van God. Uiteraard kan ik maar enkele lijnen aangeven. Een bekende tekst is (Romeinen 8:14) "Want zovelen als er door den Geest Gods geleid worden, die zijn kinderen Gods." Een andere tekst die ook in dit verband veelzeggend is, is (Johannes 1:12) "Maar zovelen Hem aangenomen hebben, dien heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven".
Duidelijk is dat het kindschap Gods wordt gekenmerkt door leiding van de H. Geest. Hoe en waarin en waarheen leidt de H. Geest? In alle waarheid (Johannes 16:13 - "Maar wanneer Die zal gekomen zijn, namelijk de Geest der
waarheid, Hij zal u in al de waarheid leiden".). Hij verbreekt de banden van de leugen waarin wij gevangen zijn sinds de zondeval, zodat wij uit de vader der leugen zijn (Johannes 8:44). Hij maakt ons eerlijk t.o. God en t.o. onszelf. Hij leert ons onze naam: zondaar. Hij leert ons dat woord spellen in zijn oorspronkelijke betekenis: doelmisser, d.i.: niet geleefd zoals God ons bedoeld heeft, nl. leven voor Hem, tot Zijn dienst en eer, Hem liefhebben boven alles, in Zijn geboden al ons vermaak scheppen. Hij leert ons de zonde ook kennen in Zijn wezen: de zonde is ongerechtigheid. Dat is doelbewuste overtreding van de geboden, de goede wil van God. Zo leert Hij ons om onszelf veroordelen, om te belijden mét de verloren zoon: ik ben niet waard Uw zoon genaamd te worden (Lukas 15:19). We leren onszelf afvallen en God toevallen in Zijn claim, Zijn recht op ons leven. Wij gaan belijden (Psalm 51:6) "Tegen U, U alleen, heb ik gezondigd, en gedaan, dat kwaad is in Uw ogen."
Hier houdt de H. Geest geen halt. Dit is eigenlijk 'voorwerk'. Hij doet dit alles opdat we Hém nodig krijgen die dé Weg, dé Waarheid en hét Leven is: Christus. Hij leidt tot Hem. Hij schenkt geloof in Hem, zodat we door het geloof Christus aannemen. Door dat geloof worden we met Christus verbonden, d.i. Christus als de Opgestane, die dood en duivel heeft overwonnen en met deze kracht (door de H. Geest) aanwezig is in al Gods kinderen. Zodat ze het oude leven der zonden achter zich laten en verlangen om in nieuwheid van leven voor God te leven. Vandaar dat Romeinen 8 zo duidelijk aangeeft dat geleid worden door de H.Geest betekent: niet meer wandelen naar het vlees, d.i. het oude leven dat gevangen is in zonden.
Verder leidt de H. Geest als Hij verlangen werkt naar God, naar Christus, niet alleen als in het begin toen we ontdekten God te missen. Maar verder leidt Hij in het verlangen om God te kennen, om Christus te kennen in de schatten van Zijn genade In dat verlangen werkt Hij aan op het uitzicht om altijd bij de Heere te zijn, uitzicht op de wederkomst van de Heere Jezus, want (Openbaring 22:17) "de Geest en de Bruid zeggen: Kom!"). Hoe meer we ons door de H. Geest laten leiden, hoe meer we ons actief verzetten tegen de zonde die nog in ons woont, tegen de duivel, de wereld en ons eigen vlees, hoe meer ook de Geest met onze geest getuigt dat wij kinderen Gods zijn (altijd in en door het Woord).
In het schetsen van deze weg, waarin de H. Geest van begin tot (vol)einde(ing) leidt, heb ik geprobeerd iets weer te geven van wat karakteristiek is voor het kindschap van God, voor het leven van het geloof, voor het gaan op de smalle weg, voor het leven met de Heere. Denk niet dat ieder die iets van deze dingen kent, zich altijd diep bewust is een kind van God te zijn. Dat kan soms nog verborgen zijn. Maar het verlangen is er om door de H. Geest geleid te worden, om voor Gods oog naar Zijn bevelen te leven, om de Heere te eren, want daarin komt Hij zo tekort in mijn leven.
In het kindschap Gods gaat het er immers niet om dat ik zelf in het middelpunt sta, maar dat de Heere in het middelpunt staat. Toen mijn vrouw en ik kort geleden op de verjaardag van onze oudste kleindochter waren (zij werd drie jaar), kwam er ook een vriendinnetje met haar moeder op haar verjaardag. Zijn pakte dat vriendinnetje bij de hand, haar moeder ook, trok hen mee de kamer in naar waar mijn vrouw en ik zaten en zei: "Dat zijn mijn opa en oma!" Daaruit bleek ze ons (klein)kind te zijn, dat ze graag haar opa en oma aan haar vriendinnetje wilde voorstellen. Ik moet zeggen: dat deed me wat! Kennelijk betekenen wij als grootouders iets voor dat kleintje, dat ze het de moeite waard vind om ons zo duidelijk voor te stellen aan haar vriendinnetje. Dáárom gaat het ook in het kindschap van God. Niet om mij, om mijn kindschap, maar ten diepste om het vaderschap van God. Dat Hij iets, dat Hij alles voor mij betekent. Dat Hij door mij geëerd wordt.
Leg je leven hier eens naast en onderzoek biddend of deze dingen in jouw leven in meer of mindere mate aanwezig zijn en verlang ernaar om verder geleid te worden en daarin te eindigen dat de Heere alles en jij niets meer bent. Dat is immers de zaligheid: God alles en in allen. En wat wij missen, wil de Heere zo graag schenken als wij om Hem, om de leiding van Zijn H. Geest verlegen zijn.
Tenslotte wil ik nog kort op het 2e wijzen. We kunnen kinderen van God zijn, terwijl de Heere Zich voor ons verbergt. Ik bedoel hiermee niet dat we ons van onze geestelijke staat of stand nog niet (zo) bewust zijn. Ik bedoel de verberging van de Heere. Zoals David daarvan spreekt, bijv. in Psalm 51. Als we de zonde in ons leven voorrang geven, verbergt zich de Heere, bedroeven we de H.Geest, gaat er geen kracht van Gods Woord uit en getuigt de H.Geest ook niet met onze geest dat wij kinderen van God zijn.
Soms verbergt de Heere Zich om ons te beproeven. Om te testen waar het ons om te doen is. Als het goed ligt tussen de Heere en ons, drijft ons dat altijd uit tot de Heere in eerlijk zelfonderzoek voor Zijn aangezicht in aanhoudend gebed. Want dat is immers het ergste, dat we de Heere moeten misse, dat Hij Zich voor ons verbergt. Want beter dan dit tijdelijk leven is Uw goedertierenheid (Ps. 63). Dan blijft er maar één ding over: de Heere blijven bidden dat en tot Hij Zich weer aan ons openbaart in de uitingen van Zijn vaderlijke goedheid. Maar dat achterna lopen van de Heere, dat aankleven van Hem, dat we Hem niet kunnen missen, dat is een waarachtig kenmerk van het kindschap Gods, hoe weinig we ons daarvan ook bewust zijn.
En vergeet dan niet: hoe ver de Heere weg lijkt, hoe groot de afstand lijkt te zijn geworden: God vergeet Zijn kinderen niet. "Kan ook een vrouw haar zuigeling vergeten, dat zij zich niet ontferme over den zoon haars buiks? Ofschoon deze vergate, zo zal Ik toch u niet vergeten."
Dit artikel is beantwoord door
Ds. P. van der Kraan
- Geboortedatum:06-02-1948
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Arnemuiden
- Status:Actief