Ik vaar op naar MIJN God en Vader
Ds. A. Huijgen | Geen reacties | 21-10-2006| 00:00
Vraag
Ik ben een meisje en kom uit de Christelijk Gereformeerde Kerk. Zondag hebben wij Jeugdvereniging gehad en het onderwerp ging over Maria Magdalena, dat zij naar het graf ging en Jezus zocht, want die had immers beloofd dat hij na drie dagen weer zou opstaan. Dan wordt in Joh. 20:17b gezegd: Ik vaar op naar MIJN VADER en uw VADER en naar MIJN GOD en jullie GOD. Maar waarom zegt Christus niet: Ik vaar op naar onze God en onze Vader? Dat was de vraag in het boekje waar wij niet uitkwamen. Wij, de jeugd, zaten te denken aan dat Hij een plek ging bereiden in de Hemel voor ons, maar dat was gissen. Kunt u ons helpen? Alvast bedankt. Een jeugdlid.
Antwoord
Beste vraagsteller,
Het maakt inderdaad wel verschil dat de Heere Jezus zegt: "Ik vaar op tot Mijn Vader en uw Vader" en niet: "tot onze Vader". Allereerst is het goed om te bedenken dat de Heere Jezus op verschillende momenten in het evangelie naar Johannes heeft verkondigd dat Hij zal opvaren naar -zo zegt Hij- "Mijn" Vader of "de" Vader (Joh. 14:12, 28; 16:5, 10, 28). Nu, in hoofdstuk 20, is het dus zo ver dat Hij op het punt staat op te varen naar "de" Vader. Maar: door Zijn opstanding en hemelvaart is God de Vader niet alleen meer de Vader van de Heere Jezus Christus, maar óók van de discipelen. Denk hierbij aan de belofte van Joh. 14:1-2: "In het huis Mijns Vader zijn vele woningen. Ik ga heen om voor u plaats te bereiden." In dat licht is het sprekend dat de Heere Jezus in 20:17 ook zegt: "ga heen tot mijn broeders". Door Christus' opstanding is God de Vader ook hun Vader. In het licht van heel het evangelie van Johannes moeten we hier ook wijzen op de Heilige Geest Die gegeven wordt als Christus is heengegaan: dat belooft Hij in 16:7 en bevestigt Hij in 20:22. Jullie gedachte dat deze tekst te maken heeft met het plaats bereiden in de hemel door de Heere Christus voor de Zijnen is dus erg terecht.
Overigens zijn er twee opvattingen over wat de Heere Jezus precies bedoelt als Hij spreekt over "Mijn Vader en uw Vader". De eerste is dat de Heere hier de afstand en het onderscheid tussen Zichzelf en de discipelen onderstreept: hoewel de discipelen ook kinderen van de Vader zijn, zijn ze dat op een andere manier dan de Heere Jezus Christus, de eniggeboren Zoon van God. De tweede opvatting zegt dat de Heere Jezus hier niet zozeer de afstand onderstreept, maar juist de nabijheid en verbondenheid met Zijn discipelen benadrukt. Door de opstanding is de Vader niet alleen Zijn Vader meer, maar ook de Vader van de discipelen. Ik denk dat er voor deze laatste opvatting veel te zeggen valt, ook in het licht van Ruth 1:16, dat hier heel sterk op lijkt en dat ook de overbrugging van de afstand aanwijst: "Uw volk is mijn volk en uw God is mijn God".
Sterkte bij het verder graven in de Schrift!
Met vriendelijke groet,
Kand. drs. H. Huijgen
Dit artikel is beantwoord door
Ds. A. Huijgen
- Geboortedatum:16-11-1978
- Kerkelijke gezindte:Christelijk Gereformeerd
- Woon/standplaats:Genemuiden-Zwartsluis
- Status:Inactief
Bijzonderheden: