Pascal, Kierkegaard en C. S. Lewis
Dr. J. P. Zwemer | Geen reacties | 16-10-2006| 00:00
Vraag
Is het verantwoord om filosofen als Pascal en Kierkegaard te lezen? En wat te denken van een christelijk denker als C. S. Lewis? Kunt u daar eens wat dieper op in gaan?
De zorgverzekeringen van Care4Life
De zorgverzekeringen van Care4Life stellen de beschermwaardigheid van het leven voorop. Benieuwd hoe?
Antwoord
Naar mijn mening is het zeker wel verantwoord om kennis te nemen van de gedachten van deze drie -heel verschillende- denkers. Sommige lezers zullen zich tot de één meer aangetrokken voelen, maar (veel) minder tot de ander. Vooral Kierkegaard is soms moeilijk te vatten; hij graaft erg diep, vergt van de lezer vaak (enige) voorkennis van de kwesties die in zijn tijd leefden (met name in de filosofie) en de zwaarmoedige kant in zijn karakter schemert nu eens méér, dan weer minder, door zijn werk heen. Maar zowel Kierkegaard, Pascal als Lewis waren bijbelgetrouwe christenen, die Jezus Christus erkenden als enige middelaar tussen God en mens, als verlosser en Heere der wereld.
De 17e eeuwer Blaise Pascal was een groot geleerde (natuur- en wiskundige), filosoof en schrijver. Hij had tenminste eenmaal een intense Godservaring en bestreed vurig de Jezuïeten, destijds de keurtroepen van de pauselijke macht die de officiële leer van Rome in al haar dogmatische massiviteit algemeen gepraktiseerd en aangehangen wilden hebben. Veeleer voelde Pascal zich thuis bij de Jansenisten, de door de Jezuïeten fel bestreden groepering binnen het Franse katholicisme die beïnvloed was door het protestantisme van die tijd zoals het Nederlandse calvinisme. Pascal vatte het idee op om een groot boek te schrijven met een doorwrochte verdediging van het christelijk geloof, vanuit de Bijbel zelf maar ook vanuit (eigen) ervaring en vanuit het denken. Dat grote werk is er nooit gekomen, wel zijn er diverse uitgaven van de losse gedachten (“Pensées”) die Pascal bij wijze van voorbereiding aan het papier toevertrouwd had. De Pensées zijn dus brokstukken tekst, soms erg kort (één zin), maar vaak ware juwelen als het gaat om de inhoud. Het eenvoudig Godsvertrouwen dat eruit blijkt, is onmiskenbaar.
Soren Kierkegaard leefde in de eerste helft van de 19e eeuw in Kopenhagen, was theoloog en had de bevoegdheid predikant te worden, maar zag daarvan af. In de plaats daarvan keerde hij zich in de tweede helft van zijn korte leven (hij werd 42) ongekend heftig tegen de Lutherse Staatskerk van Denemarken. De theologie van zijn tijd veroordeelde hij als speculatief: “De christenheid echter is ijdel, zij wil zichzelf het kruis onthouden, zij wil niet nederig en eenvoudig aannemen dat haar leven ligt in iets wat zij niet begrijpen kan... Zo stelt men het diepe denken en de speculatie in de plaats van het geloven en ontvlucht zo het kruis. De christenheid is gemakzuchtig, vandaar dat streven naar eenheid.”
Daar de hyperintelligente Kierkegaard een groot deel van zijn leven had doorgebracht met ‘diep denken’ en de staatskerk van binnenuit kende, wist hij zeer goed waarover hij sprak. Hij had ervaren dat een algemeen religieus gevoelen, zoals de toonaangevende filosoof Kant dat beschreef en waardeerde, het niet kan houden in een confrontatie met Christus als mensgeworden God. “De ontmoeting met deze Christus immers dwingt tot overgave, tot het verliezen van zichzelf. Het gaat dan niet langer om het eeuwige in onszelf, maar om de existentie van Jezus Christus. Dat gaat het redelijke te boven; het is het waagstuk van de keuze en uiteindelijk van de overgave aan Christus,” zo beschrijft de Summa Encyclopedie Kierkegaards levensbeschouwing.
Een van de kernen van zijn denken was de uiteindelijke volkomen afhankelijkheid van de mens van God. Een citaat: “Er komt ook in geestelijk opzicht een moment waarop wij voelen dat we uit onszelf niets kunnen, dat we even naakt uit onze zelfbeschouwing te voorschijn komen als vroeger uit de moederschoot.” Bij het woord “naakt” in deze tekst tekende Kierkegaard zelf aan: “En dan moeten we met diep verdriet zeggen, wat Adam zei: Ik hoorde Uw stem in de hof maar ik zag dat ik naakt was en daarom verschool ik mij.” Bij het woord “zelfbeschouwing” tekende hij vervolgens aan: “Maar dit is ook nodig, opdat God iets uit ons kan scheppen, want God schept steeds uit niets en heeft noch stof, noch onze eigenwaarde nodig; God heeft noch bruikbare noch onbruikbare stof nodig.”
Uit Kierkegaards werk spreekt een diepgaande kennis van de menselijke psyche; het is tegelijk géén licht verteerbare kost. Wie er ‘zomaar’ in gaat lezen, zonder veel leeservaring en zonder bijvoorbeeld iets af te weten van de geest van de Romantiek die Kierkegaards tijd stempelde, kan er misschien wel somber van worden of in de war raken. De schrijver zou dat zelf natuurlijk nooit gewild hebben. Hij had andere doelen op het oog en deed eenvoudigweg mee aan het intellectuele debat van zijn dagen dat hij zelf ten dele aanzwengelde - vervolgens leed hij onder de spot die hij zich daarmee op de hals haalde van ‘weldenkend’ Kopenhagen. De lezer moet ook bedenken dat Kierkegaard zwaarmoedig was, veel alleen was en een slechte gezondheid bezat. Dat heeft zijn werk onmiskenbaar beïnvloed.
Clive Staples Lewis (1898-1963) was een schrijver en geleerde die vanaf 1954 in Cambridge hoogleraar was in de Engelse literatuur van de middeleeuwen en de renaissance. Zijn opvattingen kunnen niet ondergebracht worden bij enige theologische school en hij heeft ook zelf niet de pretentie gehad iets nieuws aan de theologie toe te voegen. Wel verdedigde hij het klassieke christendom tegen bedenkingen die niet-christenen ertegen zouden kunnen aandragen. Lewis hield vast aan het oude godsbeeld van God als Schepper van hemel en aarde en daarin wezens met een vrije wil die van Hem zijn afgevallen waardoor het kwaad in de wereld is gebracht. In Christus is God zelf weer op aarde gekomen om de wereld te verlossen. Voor Lewis hebben kerkverbanden en theologieën alleen waarde voor zover deze grote waarheid centraal blijft staan. Zelf was Lewis Ulsters protestants opgevoed en na zijn bekering in 1931 werd hij lid van de Anglicaanse kerk - dat lag om voornamelijk praktische redenen voor de hand. Een specifieke voorkeur moeten we niet achter die kerkkeuze zoeken.
In zijn boeken ter verdediging van het christendom probeert Lewis het bestaan van God met rationele argumenten aannemelijk te maken; ze zijn tevens een vurig pleidooi voor de waarheid en de schoonheid van de christelijke godsdienst. Zijn opvattingen bracht hij ook naar buiten in de vorm van verhalen, zoals de “Brieven uit de hel” waarin hij twee duivels (een ondergeschikte en zijn directe ‘baas’) laat communiceren over het verleiden van mensen in voornamelijk alledaagse situaties. Het boek is tegelijkertijd humoristisch én leerzaam; Lewis wist erg goed wat er in een mensenhart kan omgaan aan (kleine en grote) jaloezie, nukken, egoïsme, zelfverwijt, zelfmedelijden enzovoort. Eigenlijk behandelt hij ten dele dezelfde dingen als Kierkegaard, maar véél toegankelijker en veel beter verteerbaar. En misschien ook wel milder; maar om dat met zekerheid te zeggen, is mijn kennis van beide auteurs eigenlijk te beperkt.
Lewis werd in de Angelsaksische wereld erg bekend, maar op het Europese vasteland veel minder - waarschijnlijk omdat hij geen theoloog was en dus ook niet de “taal” bezigde die men altijd gewend was te horen wanneer de kernwaarheden uit het christelijk geloof werden verwoord. Maar juist het toegankelijke van zijn werk moet gewaardeerd worden; Lewis had wel degelijk een bereik bùiten de eigenlijke kring van de “kerkmensen”. Ook in kerkelijk Nederland is hij in het laatste kwart van de 20e eeuw wel bekender geworden, met name in evangelische kringen en het bijbelgetrouwe deel van het gereformeerd protestantisme. Zie bijvoorbeeld “Bijbel en wetenschap”, het orgaan van de Evangelische Hogeschool, van juni 1982 dat helemaal over Lewis gaat.
Een goede inleiding op de persoon en de opvattingen van C. S. Lewis is het boekje “Pleidooi voor het christelijk geloof”. C. S. Lewis en zijn verrassende opvattingen over o.a. incarnatie, wonderen, het bezielde heelal, mythe en werkelijkheid, de onbegrijpelijke God, verliefdheid en huwelijk, het alledaagse leven, door Dr. G. Ubbink (Zomer en Keuning, Ede, 1984, 128 blz.). Ik citeer daaruit: “Voor Lewis staan schepping en verlossing, natuur en genade, geschiedenis en heilsgeschiedenis niet los van elkaar; het één is telkens in het andere geïntegreerd, zij vormen één geheel. Door deze gedachtegang brengt hij ons God meer nabij en maakt ons meer vertrouwd met Gods heilsplan. Dat stemt overeen met onze ervaring, waarin we ons leven in de wereld en ons leven met God ook ervaren als in elkaar verweven. Deze godsopvatting is een noodzakelijk tegenwicht tegen de trend in de moderne theologie die de nadruk legt op God als de Gans Andere.”
In Lewis’ opvattingen neemt de lichamelijke opstanding uit de doden een centrale plaats in: dan begint het werkelijke leven pas. Een “nadrukkelijk ander accent dan de doorsnee 20e eeuwse prediking die wij gewend zijn,” aldus Ubbink. Lewis verwijt de christenen in hun algemeenheid dat ze juist door hun gebrekkige aandacht voor de ándere wereld, tekort geschoten zijn in wat ze bereikt hebben voor déze aardse werkelijkheid. “Zoek de hemel en je zult de aarde er bij (toegeworpen) krijgen, mik op de aarde en je bent nergens,” zo vat Ubbink deze gedachte samen.
Ubbink besluit zijn overzicht met de opmerking dat Lewis’ verdediging van het christelijk geloof een tegenwicht is “tegen het dodelijk scepticisme en relativisme dat in onze tijd vele denkende mensen verlamt.” Lewis, die vóór zijn bekering doordrenkt was geweest met rationalisme, probeert het eenvoudige bijbelse geloof opnieuw onder woorden te brengen voor zijn lezers. “Zijn nadruk op de soliditeit van het toekomstige leven en de brokkelige vergankelijkheid van dit leven is een 20e eeuwse echo van de prediking van Jezus over de hemel en het eeuwige leven, die haast niet meer begrepen wordt door een mensheid die enkele generaties lang is opgevoed in het besef dat deze wereld alles is. Hij schaamt zich het evangelie van Christus niet, maar is de moderne heiden die met verraste blijdschap het licht begroet dat in de duisternis opgaat. Gods Zoon is op aarde gekomen; daar was geen plaats voor Hem, maar Hij heeft zijn werk toch volbracht en is naar de hemel gegaan om daar een plaats te bereiden voor allen die Hem volgen willen... Lewis deelt dat geloof en hij roept de onzekere christenen in en buiten de kerk toe: Het is echt waar, mensen!”
Dr. J. P. Zwemer
Dit artikel is beantwoord door
Dr. J. P. Zwemer
- Geboortedatum:09-07-1960
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Serooskerke
- Status:Actief