(...) hoe kom ik er uit? Ik ben inderdaad het zicht op Christus kwijt. Zie niets...
drs. ing. P.L.D. Visser | Geen reacties | 07-10-2006| 00:00
Vraag
Geachte dominee Visser. Ik lees een antwoord op een vraag (12-07-06) over aanvechting en duisternis in het geloof. Ik bid veel om licht hierin, maar hoe kom ik er uit? Ik ben inderdaad het zicht op Christus kwijt. Zie niets dan ellende en ongeloof in mezelf. Hoewel ik dit weet, lijk ik het niet te kunnen veranderen. Bij Petrus was het toch ook de Heere Die zijn hand greep? Ik kan wel tegen mezelf zeggen: zie op Hem, maar mijn ongeloof blijft. Net als Ps. 42: Voedt het oud vertrouwen weder... kon ik het maar. Zoek in 's Hoogsten lof uw lust.... mijn hart wil hier ook niet in mee. Hoe dan Hem oprecht te loven? En zonden zijn er ongetwijfeld veel. Ik besef de helft nog niet. Ik doe ze ook elke dag weer en vooral met dit erge ongeloof. Leef dicht bij het Woord, dichtbij Christus, biddend. Ik zou niets liever willen, maar het lijkt allemaal door mijn ongeloof zo onmogelijk. Mag en moet ik ondanks dit alles vertrouwen op de Heere Zelf, Die zegt: Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt en Ik zal u rust geven? Ik weet geen andere weg dan Jezus alleen en wil me zo graag helemaal aan Hem toevertrouwen, maar door mijn ongeloof, zondig zijn en tekorten ben ik bang dat ik het niet kan. En dat ligt niet aan de Heere, zeker niet, maar het zit in mezelf zo vast. Kunt u hier nog iets meer over zeggen?
Antwoord
Beste vragensteller of vragenstelster,
Laat ik maar reageren op je wanhoopskreten met de woorden van Christus Zelf: “Gij kleingelovige! waarom hebt gij gewankeld?” (Mt.14:31). Christus zegt dit tegen Petrus, net nadat Hij hem uit de golven op heeft getrokken. Wij zouden misschien heel anders gesproken hebben. Wij zouden Petrus op zijn gemak hebben gesteld. “Begrijpelijk, broeder Petrus, dat u wegzonk in de golven. Het is me ook wat, om in geloof op het water te wandelen. Uw geloof was daar natuurlijk nog te klein en te wankel voor.” Zo spreekt Christus echter niet. Waarom zo’n stevige aanpak voor Zijn beproefde discipel? Petrus moet leren dat Christus al zijn vertrouwen waard is. Wie op Christus steunt in geloof, die komt nooit, nooit bedrogen uit. “Waarom hebt u gewankeld”, vraagt Christus. Hij bedoelt: dat was niet nodig geweest, Petrus. Wie zijn geloofsoog op Mij gericht houdt ontvangt behoud!
Beste vragensteller, laten we onszelf eens onder de loep nemen. Wat vertrouwen jij en ik op onnoemelijk veel dingen. We vertrouwen erop dat onze familie ons niet in de steek laat bij moeilijkheden. We vertrouwen dat we tijdig ons salaris gestort krijgen. We vertrouwen er zelfs op dat de bus komt, wanneer we bij de halte staan. Maar als God zegt: “Deze is Mijn geliefde Zoon, waarin Ik welbehagen heb, hoort Hem!” (Mt.17:5), dan blijkt dat we zo niet ongelovig dan toch wel kleingelovig zijn. Wat zijn wij mensen toch ellendelingen, dat we God-in-Christus niet durven te vertrouwen op Zijn evangeliewoord. En dat terwijl Christus toch Zelf gezegd heeft: Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven.
Zou het voor jou, beste vragensteller (of -stelster) niet de weg zijn om deze ellende maar eenvoudig te belijden? En om in je gebed tot God in Christus te gaan en te zeggen: ik laat u niet gaan, tenzij Gij mij zegent! Christus is juist gekomen voor mensen die er niets van maken. Niet voor rechtvaardigen, maar voor zondaars, niet voor levenden, maar voor geestelijk doden kwam Hij. Ik spoor je aan om zo, als een ellendige, ongelovige, of kleingelovige tot Hem te gaan. “Want een iegelijk, die bidt, die ontvangt; en die zoekt, die vindt; en die klopt, die zal opengedaan worden (Mt.7:8)”.
Met hartelijke zegenwens,
Ds. P. L. D. Visser
Dit artikel is beantwoord door
drs. ing. P.L.D. Visser
- Geboortedatum:29-07-1969
- Kerkelijke gezindte:Christelijk Gereformeerd
- Woon/standplaats:Ouderkerk a/d Amstel
- Status:Inactief