Gods hand in de geschiedenis
Dr. J. P. Zwemer | Geen reacties | 05-09-2006| 00:00
Vraag
Wat verstaat u onder het begrip “Gods hand in de geschiedenis” en aan welke gebeurtenissen denkt u dan het eerst?
Wat is uw reactie op de volgende stelling? “Je mag Nederland niet met het volk Israël vergelijken, omdat het een verbondsvolk is en het is dus niet goed dat er wordt gezegd, dat Nederland het Israël van het westen is geweest.”
Moet je tegenspoeden in een land of in een gezin zien als de straf van God? In de Bijbel staat steeds waarom God zo gehandeld heeft. Mogen wij in gebeurtenissen nu spreken over Gods hand, terwijl wij niet zeker weten of God daar bijzonder bezig is geweest omdat hij ons dat niet zelf bekend gemaakt heeft?
Antwoord
Over “Gods hand in de geschiedenis” wordt heel verschillend gedacht onder christenen. Zelf denk ik dat het beter is om voorzichtig te zijn met het duiden van Gods daden in de menselijke geschiedenis. De Bijbel is duidelijker over Gods daden ten opzichte van de enkeling (“De vreze des HEEREN is een bron des levens; Hij verijdelt de woorden van de trouweloze”, enz.) dan ten opzichte van collectiviteiten. Bovendien zijn allerlei gegevenheden en verhoudingen uit de Bijbelse tijd niet zomaar over te planten op latere historische perioden.
Als er al iemand is die Gods hand in de geschiedenis meent te ontdekken, dan is het toch in de eerste plaats en misschien wel uitsluitend een geloofszaak, die troostend mag zijn, of ook het ontzag voor Gods grote heerschappij bewerkstelligt - dat kan ook erg troostend zijn trouwens. Het is de vraag of zulke inzichten bedoeld zijn voor communicatie met (veel) anderen, in elk geval zullen niet-gelovigen er amper een boodschap aan hebben.
Als christenen onderling Gods hand in de geschiedenis gaan duiden, hebben ze de neiging om naar de kerkgeschiedenis te kijken (dat kan, je kunt dan bijvoorbeeld denken aan de steeds weer terugkerende bezieling door de Geest die ervoor zorgt er mensen opstaan die de voortdurend insluipende ketterijen bestrijden) of naar het eigen land, de eigen omgeving of de eigen groep. Dat geeft natuurlijk het gevaar dat er iets partijdigs in de visie op Gods hand insluipt, maar dat wil niet zeggen dat deze concentratie niet legitiem zou zijn: het eigene is natuurlijk ook het stuk geschiedenis dat men het beste kent.
Ik zou zelf het eerst denken aan de val van dictaturen en de verlossing van de lijdenden als bemoeienis van Godswege met de menselijke geschiedenis. God is intensief betrokken bij de mens en wil het menselijk lijden -dat mensen in veel gevallen onder elkáár aanrichten- in de grond niet. God is immers een helend en verlossend God. In de Bergrede heeft Jezus die aandacht voor het lijden mede onder woorden gebracht.
Inderdaad zou ik het Nederlandse volk of ‘Nederland’ niet vergelijken met Israël. De gronden waarop het ooit vergeleken is met Israël, zijn wel zeer wankel. Het is ook een erg Nederland-centrisch wereldbeeld dat eruit spreekt; trouwens, ook Engelse puriteinen en misschien nog wel meer groepen zagen hun eigen natie als het Israël van na-bijbelse tijden.
Wanneer tegenspoed in een land gezien wordt als een straf van God, dan kan dat in elk geval nooit naar niet-gelovigen toe gecommuniceerd worden. Het kan zelfs gevaarlijk zijn; er kan dan een stemming ontstaan waarin in het publieke debat het accent ligt op de straffende God en de veel dieper gaande liefde van God kan dan gemakkelijk uit het gezichtsveld verdwijnen. Ook gelovigen onderling moeten voorzichtig zijn met het duiden van tegenspoed op nationaal niveau. Er zijn immers veel (niet-geestelijke) factoren waarvan duidelijk is dat ze wél invloed hebben op de voor- of tegenspoed van een land: economische gegevenheden, de bestuurlijke capaciteiten van de regeerders, de economische conjunctuur, het onderwijsniveau van de bevolking, de opbouw van de bevolkingspiramide, de aanwezigheid van natuurlijke hulpbronnen, de politieke verhoudingen in dat deel van de wereld, de cultuur in een land etc.
Tegenspoeden op individueel niveau (daar reken ik het gezin ook onder) mogen alleen geduid worden door het individu zelf. Alleen God is de hartenkenner (Ps. 139) en een ander is het niet toegestaan zich met deze zaken in te laten. In Lucas 13:1-5 waarschuwt Jezus in tamelijk heftige bewoordingen tegen het “oordelen” van de medemens naar aanleiding van negatieve gebeurtenissen die hen overkomen. In feite is het een verleiding van de duivel om zulke oordelen uit te spreken en openbaar te maken. Het is een vorm van “als God willen zijn” om de relatie te leggen tussen iemands (iemand anders’) daden en wat hem overkomt. Ik kan dat zeggen omdat ik die verleiding ook persoonlijk ken - het is zonde en een neiging die men moet zien te onderdrukken (gebed).
Dat geldt temeer wanneer, zoals de vraagsteller schrijft, “wij niet zeker weten of God daar bijzonder bezig is geweest omdat hij ons dat niet zelf bekend gemaakt heeft”. Paulus stelt in de brief aan de Romeinen (14:23): “Maar wie twijfelt (...) is veroordeeld, omdat hij het niet uit geloof doet. En al wat niet uit het geloof is, is zonde.”
Wanneer het gaat over “de geschiedenis” ligt dat natuurlijk niet precies´, maar ik denk dat dan ook geldt: bij twijfel zal men het duiden van de daden Gods beter achterwege laten. Bovendien: wie heeft er iets aan dat duiden? Ja, er kan troost van uitgaan: God regeert, Hij is de eerste en de laatste. Maar hoeft u dit stuk troost, waaraan zoveel haken en ogen zitten, te delen met anderen? U kunt anderen óók troosten door te wijzen op het feit dat Christus Heer der wereld is sinds Zijn overwinning op de zonde en de dood, of door te wijzen op de grote toekomst die in Openbaringen 19 beschreven wordt, enzovoort, enzovoort.
Dr. J. P. Zwemer
Dit artikel is beantwoord door
Dr. J. P. Zwemer
- Geboortedatum:09-07-1960
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Serooskerke
- Status:Actief