Petrus stelt in Matt. 19:27 de vraag: "Zie wij hebben alles verlaten, en zijn U ...
Ds. B.J. van Vreeswijk | Geen reacties | 11-08-2006| 00:00
Vraag
Antwoord
Beste vragensteller,
Ik begin met een letterlijke vertaling van het Grieks: wat dan zal zijn aan ons? Verschillende vertalingen hebben daarvoor: wat zal ons deel zijn? Uit het verband begrijpen we dat Jezus scherp reageert op de droefheid van de rijke jongeling met de woorden van vers 23 en 24. Daarop reageren Zijn discipelen verslagen en klein in zichzelf. De enige weg tot behoud is Jezus Zelf en de navolging van Hem. Dan zijn alle dingen mogelijk. Dat geeft weer moed en doet Petrus zijn vraag aan de Meester stellen.
Dus moed, geen overmoed in de zin van de bedoeling dat zij beter zijn. Vers 26 bracht tot inkeer en tot de geloofsconclusie: bij ons staat het toch anders. Wij hebben door de genade van God alles leren prijsgeven en zijn op de roep van de Heiland Hem gevolgd. Dan is: wat dan zal zijn aan ons?, een bescheiden vraag. Rijkdom is bij ons geen beletsel en nu begrijpen we dat het nodig was alles te verlaten. Wat is daarvan het gevolg? Een vraag uit heilige nieuwsgierigheid vanuit het besef dat de discipelen het evenmin uit zichzelf kunnen als de rijke jongeling. Maar bij God is alles mogelijk. Vers 28 en 29 is een bevestiging van de goede toon van de vraag. Anders had Jezus zeker anders geantwoord.
Hopelijk heb je hiermee antwoord en ook duidelijkheid.
Ds. B. J. van Vreeswijk
Dit artikel is beantwoord door
Ds. B.J. van Vreeswijk
- Geboortedatum:23-08-1947
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Status:Inactief