Leven of vallen in de zonde
Ds. W. Pieters | Geen reacties | 07-08-2006| 00:00
Vraag
Ik zit met een vraag. Wanneer leef je in de zonde en wanneer val je in de zonde? Zelf zit ik met een bepaalde boezemzonde en die wil ik aan de ene kant niet doen en ik vecht daar ook tegen, maar aan de andere kant wil ik die zonde juist wel en doe ik hem ook steeds weer. Nu weet ik dat Gods kinderen ook in de zonde vallen, maar dat ze niet meer in de macht van de zonde zijn. Maar wat is het verschil precies? Ik dacht altijd dat je als kind van God wel zonden doet, maar dat je er toch altijd een hekel aan hebt. Maar ik heb er een hekel aan en toch ook weer niet. En daarom weet ik nu voor mezelf niet meer of ik er nu in leef, of er in val... en daarmee of ik nu wel of niet een kind van God ben, gezien het kenmerk dat in de Bijbel in de brieven van Paulus en van Johannes staat. Ik weet dat je uiteindelijk in beide gevallen (als je erin valt of als je erin leeft) dit moet veranderen en er tegen strijden moet en ermee naar Christus gaan. Kunt u misschien een verduidelijkend antwoord geven?
Antwoord
Zonde is een vreselijk iets. Daarmee beledigen en krenken we God. Ook verwoesten we ons eigen geluk ermee. Daarom is zonde dwaas en slecht. Toch is er geen mens op heel de aarde die niet zondigt. We worden ermee geboren en we groeien ermee op. Erger dan het féit van de zonde en de gevólgen ervan, is het verlángen ernaar, de lÃefde ervoor. Konden we elke zonde maar altijd haten. Maar vanuit onszelf kunnen we dat niet.
Als ik niet meer kon schrijven, was het een hopeloze zaak. Maar dat is het niet. Ik kan en mag meer schrijven, omdat God een oplossing gaf, werkte, voor dit immens grote probleem. Hij behandelde het probleem van de zondeschuld door de betaling die Christus opbracht. Hij behandelde het probleem van de zondesmet of -kracht door de Heilige geest Die in ons woont.
Voordat ik verder ga, twee vragen: (1) Hebt u het Godswonder van Golgotha reeds gelovig u toegeëigend? (2) Woont de Geest van Christus in u?
Over dat tweede gaat het nu verder. Wanneer we het grote wonder van de schuldvergeving mogen ontvangen, ontvangen we ook de Heilige Geest. Kenmerkend voor de werking van deze Geest is dat Hij niet slechts heilig is, maar ook heilig maakt. Dat doet Hij door geloofsoefeningen in ons te werken op Jezus Christus. De vrucht hiervan is een innerlijke haat tegen alle zonden en een innerlijke liefde tot alle deugden. We zijn het van heler harte met de apostel eens in zijn oproep (Filippenzen 4 vers 8): “Voorts, broeders, al wat waarachtig is, al wat eerlijk is, al wat rechtvaardig is, al wat rein is, al wat liefelijk is, al wat wel luidt, zo er enige deugd is, en zo er enige lof is, bedenkt dat.”
Maar... Ja, helaas volgt er een “maar”! Deze liefde tot al het goede, reine en eerbare, is in voortdurende strijd met een andere liefde, een boosaardige liefde, een helse liefde. Waar komt die vijandige macht vandaan? Uit onze oude mens. Toen wij nog niet met God verzoend en door Zijn Geest vernieuwd waren, waren we alleen zonde-liefde. Nu is door Gods Geest een tegenovergestelde liefde in ons verwekt. Maar die oude liefde, die neiging tot het boze, die hang naar het kwade, is er nog steeds. En die voelen we ook.
Hoe gaat dat nu toe in het hart van een wedergeborene? Hij is zich ervan bewust dat hij zelf de zonde haat, maar dat op de een of andere manier iets in hem diezelfde hatelijke zonde liefheeft. Hij ervaart in zich twee tegengestelde machten. De apostel Paulus omschrijft dat kernachtig in Galaten 5 vers 17: “Het vlees begeert tegen de Geest, en de Geest tegen het vlees; en deze staan tegen elkander, zodat gij niet doet, wat gij wilde.”
Nu belijdt de vraagsteller dat hij een boezemzonde heeft. Een “boezemzonde” is een geliefkoosde zonde, waar iemand in het bijzonder voor open staat. Wat voor zonde kan dat zijn? Mode, roken, drinken, gokken, erotiek/pornografie (zelfbevrediging). Er zijn nog andere te noemen. Wanneer het een zonde is die een lustgevoel opwekt, dan werkt ze verslavend en kunnen we binnen heel korte tijd er niet meer buiten. Ons lichaam raakt aan die “lustgevoelens” gewend/verslaafd, en steeds weer roept ons lichaam om bevrediging ervan. We haten onszelf erom dat we “het” doen, of dat nu toch een borrel nemen is, of dat het toch een pornografische site op internet opzoeken is. Maar al walgen we van onszelf, en al vechten we er biddend tegen...; het helpt niet. We zitten in het net, het web van de duivel. Al ons worstelen en vechten brengt er ons niet uit.
Kan dit allemaal nadat we door Christus verlost zijn? Kan dit in ons hart en leven realiteit zijn terwijl de heiligende Geest van Christus in ons woont? Ja, dat kan. Het is een smart en een last voor ál Gods kinderen dat ze op de ene of op de andere manier een zondeslaaf zijn. Moeten we het steeds weer terugkeren en het zich herhalen van deze ene boezemzonde nu noemen een “vallen in de zonde”, of een “leven in de zonde”?
Omdat het misschien bij iemand van de lezers, bij de vraagsteller of bij de rubriek-schrijver, zo dikwijls voorkomt, daarom zouden we kunnen twijfelen of we nog wel die zonde haten. Misschien wel allerlei andere zonden, misschien zelfs wel álle andere zonden...; maar die ene? Haten we die ene zonde ook, die zulk een “lust”gevoel geeft?
En toch, een vraag op het hart gericht (eerlijk antwoord geven!): kunt u het leven vinden in uw zonde of zonden? Bent u ECHT tevreden met het weer toegeven aan en het opnieuw bedrijven van die ene zonde? Of is het net andersom en zegt u: wat zou ik intens gelukkig en blij zijn als ik nu eens radicaal er van af was! U bidt en smeekt om ervan verlost te worden. U meent het. Maar tegelijk verlangt uw verslaafde lichaam / geest er weer naar om toe te geven. U weet geen raad. U ziet geen uitkomst. U wordt daarbij ook door de duivel aangevallen dat uw bidden niet echt is. Het schijnt dat u in die zonde leeft. Toch is dat niet zo. U wordt overwonnen, en dan geeft u uzelf ook gewonnen.
Maar weet Gods Geest daar dan geen raad op? Kan Hij het niet zo maken dat deze verslaving stopt? Dat deze oude mens radicaal sterft? Die oude mens is immers al gestorven? Dan hoeft u toch niet meer toe te geven aan zijn zuigkracht?
De heiligmaking van al Gods kinderen is in dit aardse leven wel volkomen, maar nog onvolgroeid. Het is als met een pas geboren kindje. Wanneer het niet gehandicapt is, kunnen we zeggen: het is lichamelijk een volkomen kind (ik heb het nu even niet over het zondeaspect, zoals u begrijpt). Maar dat kind moet nog wel groeien. Het is nog niet volgroeid, volwassen. Welnu, de nieuwe mens is in Christus herschapen, volmaakt; maar nog niet in de toepassing van ons hart en leven volgroeid. Deze volwassenheid breekt aan wanneer we de laatste snik geven: bij de laatste snik sterft immers het eigen ik. Dan hoeven we nooit meer te zondigen!
Moeten we nu dan maar vrede sluiten met die boezemzonde? We komen er toch niet echt helemaal vanaf? Nee, dat moeten we niet. We zouden het kunnen vergelijken met een stelregel van de AA. Deze organisatie van anonieme alcoholisten heeft als stelregel: niet terugzien op gisteren, niet vooruitzien naar morgen, maar leven bij vandaag. Als je terugziet op het falen van gisteren, word je moedeloos en denk je: het ging gisteren fout, het zal vandaag wel weer fout gaan, laat ik vandaag maar toegeven. Of: gisteren ging het goed, dus ben ik nu sterk genoeg, ik overwin zonder te strijden. En dan gaat het dus verkeerd. Ook niet denken aan morgen, alsof je nu de vechtpartij tegen de drank van morgen al zou moeten vechten. Nee, je moet alleen vechten tegen de verleiding van vandaag. Morgen is een nieuwe dag.
Bij vergelijking is het zo ook in onze strijd met onze geliefkoosde boezemzonde: denk niet aan het falen van gisteren om vandaag moedeloos te worden, denk niet aan de overwinning van gisteren om vandaag overmoedig te zijn; denk niet aan morgen of volgende week om te zuchten: ik kan nooit zoveel dagen “schoon” blijven. Strijd vandaag de goede strijd van het geloof. Vlucht vandaag naar de Heere Jezus Christus. En maak in de strijd van dit moment gelovig gebruik van de u/jou beschikbaar gestelde kracht van God, gedachtig aan het woord van Jezus tot de vader van de maanzieke jongen. Die vader vraagt vertwijfeld: “Als U iets kunt, wees met innerlijke ontferming over ons bewogen, en help ons.” En Jezus antwoordt: “Als u kunt geloven, alle dingen zijn mogelijk degene die gelooft.”
Heb er vrede mee dat u zondaar zult zijn tot uw sterfdag, maar sluit geen vrede met de zonde.
Lees tot slot de volgende vragen en antwoorden van de Heidelbergse Catechismus. Vraag en antwoord 113. Wat eist het tiende gebod van ons? Dat nooit ook maar de minste lust of gedachte tegen enig gebod Gods in ons hart komt, maar dat wij te állen tijde van gánser harte van álle zonden een vijand zijn en lust tot álle gerechtigheid hebben.
Vraag en antwoord 114. Maar kunnen degenen die tot God bekeerd zijn, deze geboden volkomen houden? Neen, maar ook de allerheiligsten, zolang zij in dit leven zijn, hebben maar een klein beginnetje van deze gehoorzaamheid, maar wel ô, dat zij met een ernstig voornemen niet alleen naar sommige, maar naar ál Gods geboden beginnen te leven.
Vraag en antwoord 115. Waarom laat God ons dan zo scherp de tien geboden prediken, als toch niemand ze in dit leven houden kan? Ten eerste, opdat wij ons leven lang onze zondige aard hoe langer hoe meer leren kennen, en des te begeriger zijn om de vergeving der zonden en de gerechtigheid in Christus te zoeken. Daarna, opdat wij zonder ophouden ons benaarstigen (ons inspannen), en God bidden om de genade van de Heilige Geest, opdat wij hoe langer hoe meer naar Gods beeld vernieuwd worden, totdat wij tot deze voorgestelde volkomenheid na dit leven geraken.
Ds. W. Pieters
Dit artikel is beantwoord door
Ds. W. Pieters
- Geboortedatum:27-06-1957
- Kerkelijke gezindte:Hersteld Hervormd
- Woon/standplaats:Elspeet
- Status:Actief
Bijzonderheden:
website: dspieters.refoweb.nl