Genesis 19:13. Wat wordt bedoeld met het grote geroep?
Ds. C.J. Barth | Geen reacties | 02-08-2006| 00:00
Vraag
Genesis 19:13. Wat wordt bedoeld met het grote geroep? Zochten zij naar God? Of riepen de engelen tot God? In Genesis 18 wordt gesproken over drie engelen, inclusief de Heere. Maar in Gen. 19 staat er: “En die twee engelen.” Vanaf hier gaat de Heere niet meer mee? Wat mij ook erg treft is het gedeelte in deze tekst waar er gezegd wordt: het UITERSTE GEDAAN hebben. Geldt dit ook voor de hedendaagse bekering? Dat ik mijn uiterste best moet doen om mijn zonden uit te delgen en de zonden uit mijn verleden bij de mensen te brengen die er onder geleden hebben?
Geeft u straatarme Egyptische christenen een onvergetelijke Kerst?
In Egypte is het steeds lastiger om rond te komen. Voedselprijzen rijzen de pan uit. U kunt het verschil maken door een voedselpakket voor een christelijke Egyptische familie te doneren. Heel praktisch willen we hiermee handen en voeten geven aan de opdracht van God om de armen te voeden.
Antwoord
Bedankt voor je vragen. Ik probeer er een antwoord op te geven:
1. Wat wordt bedoeld met het grote “geroep”? Het woord “roepen” wordt in deze tekst niet letterlijk bedoeld. Net zoals wij wel eens zeggen: “dat sterfgeval is een roepstem voor ons”. We bedoelen dan niet dat de dode iets zegt, maar dat er van dat sterven iets uitgaat: een waarschuwing. Of bijvoorbeeld: “die gebeurtenis heeft ons veel te zeggen”, terwijl een gebeurtenis echt geen mond heeft om mee te spreken. Zo is het ook in Genenis 18:20 en 19:13 (en ook al in 4:10). Er gaat een geweldige roepstem uit van de inwoners van Sodom en Gomorra. Deze mensen leven zo openlijk in grote zonde dat iedereen het als het ware kan horen. Ja, deze roepstem van hun zondige levensstijl is zo groot, dat het zelfs de hemel bereikt: de roep van de zonde van Sodom en Gomorra is “voor het aangezicht van God” gekomen (19:13). Je zult begrijpen dat dit een menselijke manier van spreken is over God. Natuurlijk weet de Heere van iedere zonde af. Hij is alwetend. Maar 19:13 benadrukt dat de zonde in deze twee steden zo groot is dat de Heere persoonlijk gaat ingrijpen met Zijn oordeel. Het oordeel is onafwendbaar.
2. “En die twee engelen” (Gen. 19:1). Eerst waren het er toch drie? Waar is die andere engel gebleven? Dat lezen we in Genesis 18:22. Al staat het aantal er niet, het is duidelijk dat twee mannen verder gaan. De derde blijft bij Abraham staan. Deze derde is de HEERE zelf. Hij vertoonde Zich dus een tijd in een menselijk lichaam. (Zie de kanttekening bij de Statenvertaling op Gen. 18:2). Twee engelen gingen naar Lot in Sodom. Maar de HEERE sprak met Abraham.
3. “Of zij... hun uiterste gedaan hebben” (Gen. 18:21). Wat betekent dit? Moet je je uiterste best doen voor je bekering? “Het uiterste doen” betekent niet je uiterste best doen, maar het uiterste slechte doen. De Heere God heeft ontzettend veel geduld met mensen. Psalm 103 zegt: “Hij handelt niet met ons naar onze zonden.” En Jezus zegt tegen Zijn discipelen dat de Heere God regen en zonneschijn geeft aan bozen en goeden (Mat. 5:45). De Heere geeft ons zondige mensen ontzettend veel onverdiende goede dingen. God zal niet zomaar een stad met vuur en zwavel verwoesten. Dat doet Hij pas als de maat helemaal vol is. En zo ver was het met Sodom en Gomorra. Zij hadden de maat van hun zonde volgemaakt. Dat wordt bedoel met “zij hebben hun uiterste gedaan.”
4. Als het gaat over Sodom en Gomorra mogen we niet vergeten wat de Heere Jezus zegt in Mat. 11:24. Als wij niet geloven in de Heere Jezus, zal ons oordeel nog zwaarder zijn dan het oordeel over Sodom en Gomorra. Ongeloof van kerkgangers is de allerergste zonde!
Nog een paar slotopmerkingen:
1. Je vraagt: “Dat ik mijn uiterste best moet doen om mijn zonden uit te delgen?” Ga niet krampachtig in eigen kracht tegen de zonde strijden. Dat lukt je niet. Vraag of de Heere je wil vergeven en dat je mag leven uit de vergeving. Paulus zegt: “werkt uws zelfs zaligheid met vreze en beven, WANT HET IS GOD DIE IN U WERKT BEIDE HET WILLEN EN HET WERKEN” (Fil. 2:12-13). Strijden tegen de zonde is een bijbelse opdracht. Maar vraag eerst om vergeving. En vraag dan of de Heere je wil helpen het goed te maken. En als je weer in zonde valt, vraag dan opnieuw om vergeving en om een nieuw begin.
2. Je vraagt: of je “de zonden uit mijn verleden bij de mensen (moet) brengen die er onder geleden hebben?” Hier kan ik kort over zijn: JA. “Als u gedachtig wordt dat uw broeder iets tegen u heeft,... ga heen en verzoen u eerst met uw broeder” (Mat. 5:23-24). Zonde waar een ander onder geleden heeft, bijvoorbeeld: diefstal, leugens, misbruik moet je goed maken. Denk ook aan Zacheus de tollenaar die het afgeperste geld ruimschoots vergoede. God wil je zonden uit het verleden zeker vergeven. Maar Gods genade is geen goedkope genade. Zo iets van “daar kom ik dan makkelijk van af.” Hij vraagt van jou om het ook met anderen goed te maken. Ik weet uit eigen ervaring dat dit heel moeilijk is, maar ook dat de reactie van de ander bijna altijd meevalt. En je zult er zeker zegen op krijgen. Je innerlijk wordt er door schoongemaakt en je zult ook meer vrijmoedigheid krijgen: naar God toe en naar de mensen. Vraag de Heere om kracht en stel het niet langer uit.
Ds. C. J. Barth
Dit artikel is beantwoord door
Ds. C.J. Barth
- Geboortedatum:09-02-1975
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Langbroek
- Status:Inactief