Berouw en Voorzienigheid
Ds. P. van de Voorde | Geen reacties | 27-07-2006| 00:00
Vraag
In Exodus 32:14 staat: “Toen berouwde het den Heere over het kwaad, hetwelk Hij gesproken had Zijn volk te zullen doen.” Kunt u mij uitleggen hoe berouw in de Voorzienigheid past? En hoe kan de Heere berouw hebben? Berouw is toch een uitvloeisel van iets dat verkeerd is geweest? Dit vind ik een moeilijk te bevatten iets en misschien ook iets om niet over te prakkiseren, maar om over te verwonderen.
Antwoord
Als de Heere het volk Israël wil straffen, treedt Mozes tussenbeide, zo lezen we in Ex.32. God wil het volk vernietigen. Mozes herinnert de Heere Zijn grote daden in de verlossing uit Egypte. Daarbij komt Mozes op voor de eer van God. De Egyptenaren zouden de Heere bespotten als een hard en wreed God. In de derde plaats herinnert Mozes de Heere aan de beloften die Hij gedaan heeft aan Abraham, Izak en Israël (Jakob). Het volk Israël was immers talrijk geworden, gelijk de Heere aan de aartsvaders beloofd had. Als we naar Mozes voorbede kijken, zien we in de eerste plaats geen eigenbelang en ook geen volksbelang. Het gaat Mozes om de eer van God en de trouw aan Zijn beloften. Het gaat hier dus om een oprechte en geestelijke voorbede. Het gevolg lezen we in vers 14: “Toen berouwde het den Heere over het kwaad, hetwelk Hij gesproken had Zijn volk te zullen doen”.
Hier wordt op menselijke wijze gesproken over God. Maar hoe menselijk moeten wij dit verstaan? Er staat in Num. 23:19: “God is geen man, dat Hij liegen zou, noch eens mensen kind, dat het Hem berouwen zou; zou Hij het zeggen, en niet doen, of spreken, en niet bestendig maken?” (1Sam.15:29). Dat is precies wat er hier gebeurt door de voorbede van Mozes. Door bij God te pleiten op Zijn beloften, wordt het volk wel gestraft, maar niet vernietigd. Dat kon ook niet, aangezien de belofte aan Abraham er lag. Toch lijkt het erop dat, als Mozes niet was tussen getreden, het volk zou zijn vernietigd. Vanuit ons menselijk standpunt bezien lijkt het erop dat God bijna een vergissing maakt. Daarom berouwde het de Heere en hij vernietigde het volk Israël niet. Maar het berouw hebben van God gaat hier niet tegen Zijn voorzienigheid en raadsbesluiten in. Deze laatste twee moeten we overigens wel onderscheiden. Gods voorzienigheid is dat God vooruitziet; hij voorziet alles. Zijn raadsbesluit is wat van eeuwigheid vast ligt (Spr.19:21; Jes.14:27).
God komt tot Zijn doel met Zijn volk en houdt zich aan Zijn belofte. We zien dus drie belangrijk zaken.
1. Dat God zijn plannen of bedreigingen kan intrekken als daar goede gronden voor zijn (in dit geval Mozes voorbede). Onze gebeden en voorbeden zijn daarom niet zinloos, maar onderdeel van Gods voorzienigheid (vgl. Ef.6:18; 1Tim.2:1-4, 8).
2. Dat God geen “stok en een blok” is, die handelt volgens programma, maar emotioneel betrokken is op de geschiedenis van Zijn volk. Het gaat Hem ter harte wat er gebeurt (vgl. 2 Sam.24:16; Ps.106:45). Dat er raadsbesluiten van eeuwigheid zijn, doet hier niets aan af!
3. Dat dit niet tegen Gods voorzienigheid en integriteit ingaat. God handelt niet willekeurig, maar komt tot zijn doel met zijn volk en met de geschiedenis. God gaat de geschiedenis in, maar staat er tevens boven; het loopt Hem niet uit de hand.
Terzijde merk ik op dat zo'n vraag ook betrekking heeft op alle gebeden. Als alles in Gods raadsbesluiten reeds besloten ligt en Hij alles al voorziet, waarom zouden we dan nog bidden? Zijn besluiten van eeuwigheid zouden het gebed overbodig maken. Zeker in de rechterflank van de kerk is dit een gevaar. Dan ligt het accent ô sterk op Gods raadsbesluiten, dat het geen zin meer heeft om ergens voor te bidden. Immers, alles ligt toch al vast en daar is niets aan te doen. Nu, dan leert de tekst die jij bevraagt ons anders. De medaille van Gods handelen heeft twee kanten. Dit is bevrijdend en mag ons biddend binden aan Gods genadetroon; pleitend op iedere belofte van Zijn heerlijk woord en Evangelie. Tegelijk weten we dat Hij boven alle gebeurtenissen staat en het Hem niet uit de hand loopt.
Wellicht dat het nalezen van de teksten waarin gesproken wordt over het ‘berouw’ van God nog verhelderend werkt (1 Kron. 21:15; Ps.106:45; Jer.18:8; Joel 2:13; Jona 4:2).
Hartelijke groet,
Kand. P. van de Voorde
Dit artikel is beantwoord door
Ds. P. van de Voorde
- Geboortedatum:18-08-1975
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Wijngaarden
- Status:Inactief