Geestesdoop
Ds. P. Molenaar | Geen reacties | 12-02-2005| 00:00
Vraag
Wanneer worden de mensen in de traditionele kerken gedoopt in/met de Heilige Geest? Dat zie je in Handelingen 8 vers 4 tot 25.
De zorgverzekeringen van Care4Life
Waarom overstappen naar de Care4Life zorgverzekering? Lees hier over onze principiële uitsluitingen.
U bent al verzekerd vanaf € 149,10 per maand.
Antwoord
Wanneer we met elkaar willen nadenken over de Geestesdoop, dan kunnen we dat onderwerp van verschillende kanten benaderen. Waarschijnlijk is het onderwerp ingegeven door de gedachten, die rondom de Geestesdoop gegroeid is. Bij de doop met de Heilige Geest wordt aan een bijzondere openbaring gedacht. In de praktijk wordt binnen de charismatische beweging de Geestesdoop verbonden met de profetie, glossolalie en ziekengenezing. Heel duidelijk zien we dat de doop met de Heilige Geest. Die doop met de Heilige Geest wordt ervaren als iets aparts of iets bijzonders. Allerlei wonderlijke en soms ook buitenissige ervaringen krijgen soms een bijzondere plaats. Alle nadruk wordt gelegd op het bijzondere ogenblik van de geestesdoop. Vaak wordt het ook verbonden met een tweede zegen 'second blessing'. Het wordt al maar bijzonderder en extremer gemaakt. De nadruk wordt gelegd op de emotie en op de ervaring. Prof van 't Spijker citeert een ervaring over de doop met de Heilige Geest.
Wat zich op de Pinksterdag in Jeruzalem voltrok, de uitstorting van I Heilige Geest en wat daarna in de Handelingen der Apostelen telkens weer geschiedde (Hand. 4, 31; 8, 14 V.v.; 10,44) is het ideaal geworden van de Pinksterbeweging, het centrale punt dat systematisch wordt gezocht in de bijeenkomsten: een zodanige vervulling met de Geest dat heel het leven erdoor verandert. Men spreekt van een 'revival technique', waarbij allerlei middelen van vasten, aanhoudend gebed, oplegging der handen en zelfs een zekere massapsychose gebruikt worden. Om de sfeer rijp te maken voor een doorbraak van de Geest. Deze ervaring van de tegenwoordigheid van God op een zo overweldiìgende manier, is het die men de naam geeft van 'doop met de Heilige Geest'. Voor de ontvanger is er geen sterker bewijs van het werkelijke bestaan van God, dan dit ervaringsbewijs.
Van belang is nu, dat deze ervaring beschouwd wordt als een tweede heilsgebeuren, wél te onderscheiden van de wedergeboorte. Toch wordt er ook wel gesproken in Handelingen van een vallen van de Heilige Geest op mensen, voordat zij gedoopt werden, Handelingen 10:44-48. Op dit punt is er van een zekere overeenkomst sprake, die bij alle verscheidenìheid; de pinksterbeweging en de charismatische beweging kenmerkt. De bekering, de wedergeboorte, het christen-zijn is een zaak. Het geìdoopt worden met de Heilige Geest is een tweede, een ándere zaak. Niet alle vertegenwoordigers van de genoemde bewegingen zullen het onderscheid even sterk benadrukken. Alle nadruk wordt gelegd op de belofte van de Vader. Alle gelovigen hebben recht op deze ervaring. Daarom moet de begiftiging met kracht voor leven en dienst, het verlenen van gaven en het gebruik ervan in het werk der bediening, Lukas 24:49; Handelingen 1:4,8; 1 Korinthe 12:1-31. Deze wonderlijke ervaring is onderscheiden van en volgt op de ervaring van de nieuwe geboorte, Handelingen 10:44-45; 11:14-16; 15:7-9. Hoe zit het nu echter met de gegevens uit de Heilige Schrift?
1. Schriftgegevens
Wanneer we in de bijbel nagaan de gegevens over doop met de Heilige Geest, dan zijn er eigenlijk zeven plaatsen die daarop betrekking hebben. Over de doop met de Heilige Geest wordt op vier plaatsen in het evangelie is gesproken in de prediking van Johannes de doper. Johannes zegt steeds: "Ik doop u wel met water, maar gij zult met de Heilige Geest gedoopt worden. Ook bij Johannes zien we hetzelfde: in ieder geval dat Jezus Zelf blijvend begiftigd is met de Heilige Geest. Daarvan zegt Johannes de doper hetzelfde: "Deze is het, Die met de Heilige Geest doopt", zo wordt Christus dus in alle evangeliën aangewezen. Wat ons opvalt is dat er steeds gewezen wordt op de toekomst. Deze teksten door Johannes steeds weer gegeven met het oog op de Christus, worden ook herhaald in Handelingen 1, waarin over de belofte van de Heilige Geest gesproken wordt: Johannes doopte wel met water, maar gij zult met de Heilige Geest gedoopt worden. Dat ziet heel duidelijk op de volheid van Pinksteren.. Heel duidelijk wordt in Handelingen 1 de verbinding gelegd met Pinksteren: "Gij zult met de Heilige Geest gedoopt worden niet vele dagen na dezen”, Handelingen 1:5.
Verder hebben we nog een plaats van de doop met de Heilige Geest. We lezen in Handelingen 11:1-18, dat de Heilige Geest op hen viel. Ook lees je van het ontvangen van de Heilige Geest, zoals in Handelingen 8:4-25. Daarbij herinnert Petrus aan het woord van Jezus, Die zei: "Gij zult met de Heilige geest gedoopt worden”. Petrus verbindt daaraan de conclusie, dat Hij niet bij machte is het werk van de God tegen te houden. Als we hier lezen van het vallen van de Geest op mensen in de geschiedenis van Cornelius, dan laat de Heere daarmee zien dat zeker ook de belofte van de Heilige Geest voor heidenen geldt.
Tenslotte wordt nog gesproken over gedoopt te worden tot én lichaam en allen met een Heilige Geest. De teksten door Johannes de Doper uitgesproken wijze wel heel duidelijk heen naar de toekomst. Tegelijk zien we, dat de evangelist Johannes vooral wijst op het blijven van de Heilige Geest op Christus. De teksten die hier genoemd zijn hebben heel duidelijk een heilshistorische betekenis. Ze wijzen op de vervulling in het laatst der dagen volgens de oude profeten. Het geeft aan de macht van Christus door Zijn Heilige Geest. We kunnen zeggen, dat 1 Korinthe 12 heel duidelijk weergeeft het wonder van de gemeente Gods. Ze zijn tot een lichaam gedoopt door de Heilige Geest. Die Geest geeft heel verschillende gaven in het geheel en dat is de grondtoon van 1 Korinthe 12. De verschillende gaven vullen elkaar aan. Dat zien we ook in Efeze 4. Lukas geeft aan de profetie en de vervulling van de werkelijkheid van Pinksteren, maar Paulus geeft voor al het resultaat van het werk van de doop met de Heilige Geest. Paulus leert ons vooral de plaats van de gemeente tussen Hemelvaart en wederkomst.
2. Schriftconclusie.
Wanneer we deze gegevens naast elkaar zetten, dan kunnen we zeggen dat er in de bijbel geen plaats is voor een aparte ervaring van de doop met de Heilige Geest, zoals de Pinkstergemeenten dat stellen boven de geestelijke ervaring van het geloof. De vervulling van de Geestesdoop wordt door Lukas heel duidelijk betrokken op het gebeuren van Pinksteren. Van de doop met de Geest werd al geprofeteerd, maar we kunnen, dat niet bijbels gezien, betrekken op een tweede ervaring en zegen van een aparte doop met de Heilige Geest. De conclusie is dat we heel duidelijk in de Schrift, de heilshistorische lijnen in de eerste plaats moeten trekken naar Pinksteren. We dienen ons daarom aan de Schrift te houden. We dienen op te passen voor doperse tendensen die wel duidelijk de ervaring van het geloof isoleren van de werkelijkheid van de heilshistorische verbanden. Het grote gevaar van de Pinksterbeweging is dat zij wel veel nadruk leggen op de noodzaak van de doop met de Geest, maar daarmee de grote verbanden van de Schrift laten liggen. Er is een eenzijdig Schriftgebruik, waarbij bepaalde teksten gewoon geïsoleerd worden. Daarmee hangt samen, dat velen in de charismatische beweging van mening zijn, dat bijvoorbeeld met de volwassendoop of overdoop, de Heilige Geest met kracht ontvangen wordt en allerlei persoonlijke gevoelens of ervaringen de hoofdzaak worden in het geestelijke leven. De tweede zegen is eigenlijk normatief of zelfs voorwaarde voor een gezond geestelijke leven, dat groeit naar iets en dat eigenlijk op een wettische wijze ook opgejaagd wordt tot steeds meer geestelijke gaven. Voorwaarden worden gesteld aan het ware geloof en er sluipen vele wettische elementen in, die de vrijheid en de soevereiniteit van de Heilige Geest gaan beknotten. Op grond van de Schrift kunnen we dus onmogelijk zeggen dat de doop met de Heilige Geest, die vaak samengaat ook met een sterk pleidooi voor de overdoop, enige grond heeft in de Schrift.
Hoe komt het dan dat men tot zulke gedachten komt? Ten diepste hangt het hiermee samen dat men de eenheid van de Schriften uit het oog heeft verloren. We moeten altijd Schrift met Schrift vergelijken, willen we de uitleg van de Schriften verstaan. We dienen heel duidelijk het gehele getuigenis van de schrift in het oog te houden. Het gaat niet alleen om 'de Schrift alleen', maar ook om 'heel de Schrift'. Het gaat om het getuigenis van heel de Schrift. Het grote gevaar van de evangelischen is dat men de schrift fragmentarisch en selectief benadert.
3. Schriftlijn.
Verder zou ik willen wijzen op de Schriftlijn: de weg van de Heilige Geest is in de eerste plaats de Geestesdoop met Pinksteren, Toen is de kerk ontstaan en toen kwam de volheid van Pinksteren openbaar. De eerste daad van de Heilige Geest is een gemeente maken. Dat ging wel met allerlei tekenen gepaard, maar tegelijk moeten we zeggen dat het voornaamste van Pinksteen nog altijd is de prediking. De gemeente Gods ontstaat door de prediking van het Woord Gods. Er is een gezegde dat als volgt luidt: “dat de Schrift er niet is om nagepraat te worden, maar wel om nagedacht te worden”. Met het citeren van losse teksten zijn we niet klaar. We dienen ook in de gemeente de duidelijk de lijn van de Schrift te volgen. Dat is de schriftuurlijke lijn van de gemeente, de schriftuurlijke lijn van de ambten en de schriftuurlijke lijn van de sacramenten. Zo wil de Heilige Geest ons regeren. Het is de Heilige Geest, Die de gemeente maakt. Dat zien we immers direct al in Handelingen 2. waar we letterlijk de doop met Heilige Geest zien plaats vinden. Maar wel alles op een ordelijke wijze, niet ver van de tempel. Daar werden mensen door de geest vernieuwd. Daar werden mensen wedergeboren door het Woord.
Dat God door Zijn Heilige Geest zondaren wederbaart en zo een gemeente maakt is een doop door de Heilige Geest. Dat wordt door Lukas in eerste instantie de doop met de Heilige Geest genoemd. De lijn van de Schrift is dat Christus door de Heilige Geest een gemeente vormt. De gemeente Gods is het lichaam van Christus: alle ledematen moeten geleid worden door het hoofd Christus Zelf. Het lichaam wordt bijeen gehouden door de veelkleurige werkingen en de ondoorgrondelijke werking van de Heilige Geest.
De ambten gingen ontstaan. Daarin zien we dat de Heere ook met de schriftlijn de ambtslijn geeft. De Heere laat opzieners aanstellen, om juist de orde te bewaren. De mensen die zo sterk de doop met de Heilige Geest verabsoluteren als een aparte beleving, vergeten vaak de ambtelijke lijn of de weg der middelen, die de Heere gebruikt om mensen te brengen tot zaligheid. Tegenover die ambtelijke lijn staat nu juist de doperse lijn, die geen rekening houdt met de lijn van de Heilige Geest, Die juist opzieners wil gebruiken tot Zijn dienst. Daarbij worden de ambten -ook allen die in een levend lidmaat mogen zijn, zwakken of sterken- ingeschakeld. Daarbij speelt uiteraard de onderlinge verbondenheid op een geweldige wijze in mee. Alle uitwassen rondom de Geestesdoop komen voort uit het feit dat de ambten lijden aan verlies van geestelijk gezag. Dat komt de voort uit allerlei factoren. Een ervan is dat het geestelijk leven en de rechte schriftstudie in veel opzichten ontbreekt of bloedarmoede lijdt. De Reformatie kenmerkte zich door grote studiezin, gedreven door een sterk geloof, waarbij de genade van Christus en de Schrift centraal stond. Dat ontbreekt bij de dopers veelal. Te snel liet men zich leiden door het inwendige licht.
Daartegen hebben de belijdenisgeschriften, met name de Nederlandse Geloofsbelijdenis, zich verzet. Bij de dopers is er ook vaak een activistische en remonstrantse lijn, die de vrije wil en de invallen van het licht centraal stellen en daarna eindigen in een persoonlijk activisme om eigen geloof en beleving te verabsoluteren. De bijbelse lijn vertolkt juist de rechte gemeenschap der heiligen opdat ieder lidmaat zijn gaven gewillig en met vreugde ten nutte en ter zaligheid van anderen zou besteden. HC, zondag 21.
Tegelijk dienen we tegenover de doperse visie op de gemeente de wel de bijbelse visie op de gemeente centraal te stellen. Daarbij gaat het heel duidelijk om gedoopt te worden door de Heilige Geest tot én lichaam. Daarbij dienst het priesterschap van alle gelovigen nadruk te krijgen. In de eerste plaats gaat het hierbij om door de Geest geleid te worden, maar vervolgens ook dat we geactiveerd worden door de Geest Gods Zelf. Daarbij gaat het wel heel duidelijk om in het ambt ons af te vragen hoe het staat met o.a. het schriftonderzoek en het gebedsleven. Het grote gevaar bij de ambtelijke lijn in de gemeente is dat het ambt verzakelijkt. Dit komt mede door de heilloze weg van verkeerde organisatiedrift, die de kerk de laatste jaren is gegaan. Het eigenlijke werk van de ambtsdragers om juist ook de gemeente toe te rusten tegen allerlei wind van leer, wordt verwaarloosd. Daardoor is er een afname van schriftkennis en verwaarlozing van bezinning op de wortels van de kerk, n.l. op de Schrift, de confessie, het ambt en de tucht binnen de gemeente Gods. Daardoor zien we een toename van allerlei doperse een pinksterachtige bewegingen, die veel nadruk leggen op de ervaring in het geestelijke leven.
4. Schriftbevinding.
We dienen in de gemeente Gods tegenover allerlei sektarische tendensen de rechte beleving van het geloof een grote plaats te geven. Al kunnen we de Geestesdoop niet een tweede zegen noemen, toch is er wel plaats voor de een eerste en een dagelijkse bekering en misschien ook wel een tweede bekering. De Schrift gaat ons in die ervaringen voor. Wie denken niet aan David en aan Petrus bijvoorbeeld, zoals bijvoorbeeld de Psalmen? Immers het hart heeft zijn eigen reden. Door allerlei uitwassen in het werk van de Heilige Geest, die soms ook buiten het geordende leven in de gemeente openbaar komen, wordt vaak wel een manco aangegeven in het leven der gemeente. Is er wel de echte beleving van het geloof of hebben we de kerk vertaald in een stuk gemeentelijke organisatie van 'moetologie'. Waar zijn de vruchten, zoals Paulus die noemt in Galaten 5, liefde, blijdschap geloof etc. Er is een tendens in de kerk, waarbij wel heel gemakkelijk en automatisch over wedergeboorte wordt gesproken, maar helaas komt er zo weinig in de ervaring ervan tot uitdrukking. We dienen ons af te vragen of alle stukken van het geloof in de eerste plaats wel voldoende gepreekt worden. Komen de vragen over het werk van de Heilige Geest wel voldoende aan de orde in het pastoraat? Krijgt de gemeente onderscheidenlijk antwoord vragen op wat er in het hart leeft? Ook de vragen rondom de ervaring van het geloof dienen alle aandacht te krijgen in prediking, pastoraat en catechese. Hoe staat het met de wezenlijke vragen in de kerk of zijn we beland bij een gearriveerd geloof, waarbij de zaken rondom de toe-eigening van het heil geen plaats meer hebben? Zou het niet tijd worden dat we juist in de prediking en ook in het pastoraat elkaar opscherpen voor het aangezicht Gods in de vragen van geloof en bekering, rechtvaardiging en heiliging?
Daarbij zou ik een manco aan de orde willen stellen die in de beleving van veel evangelischen doorgaans vertaald wordt in een overwinning zonder strijd en een kroon zonder kruis. Juist in de kringen die het werk van de Heilige Geest zo centraal stellen komt het nog wel eens voor dat te weinig nadruk wordt gelegd op het ontdekkende werk van de Heilige Geest in de gemeente, terwijl we wel heel duidelijk zien dat zowel Lukas als Handelingen alle nadruk legt op kruis en strijd. De weg tot God met Zijn kerk is een weg van eigen verlies, maar de weg van de godsdienstige mens is een groot gevecht tegen eigen verlies en strijd om alleen zelfbehoud. Het stuk van de rechtvaardiging van de goddeloze is het geloofsstuk, waarop de kerk staat of valt. Helaas wordt die weg vaak vergeten. De beleving van Pinksterchristenen, die de Geestesdoop benadrukken is niet de weg van verlies, maar wel van geestelijk zelfbehoud en zelfrechtvaardiging.
Toch is de weg van de christen een stervensproces. Bekering is ook een proces en mag nooit beperkt worden tot én ervaring. Zelfs ook aan het einde van ons leven moet er een laatste vijand tenietgedaan worden. Daarom kunnen we niet toe met een gearriveerd geloof en ook niet met allerlei wonderen in het geloof. Het gaat om geworpen te worden op kruis en opstanding. Voor Gods kerk zal er geen heerlijkheid zijn zonder kruis. Maar wel duidelijk zal de weg zijn van kruis naar opstanding. Van strijd naar overwinning, van sterven naar leven. Dat is de weg, die de Heere al leert in de doop: sterven en leven, ondergaan en opstaan.
Dit artikel is beantwoord door
Ds. P. Molenaar
- Geboortedatum:22-05-1945
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Lunteren
- Status:Actief