Overtuigend, overbuigend, toevallend en dadelijk recht
Willem Oostrom | Geen reacties | 03-03-2006| 00:00
Vraag
Weet u welke oudvader in de gangen van de rechtvaardigmaking sprak van overtuigend, overbuigend, toevallend en dadelijk recht?
Antwoord
Deze uitspraken zijn typisch 19e eeuws en stammen uit de gezelschapskringen. Ze (de uitspraken) zijn te herleiden uit de werken van voornamelijk ds. A. Comrie. De oudvaders zagen de rechtvaardiging van de goddeloze toch wat meer als een geheel waarin weliswaar onderscheidingen waren, maar niet zo uitgekristalliseerd zoals later in de 19e en 20e eeuw als normatief binnen enkele (vooral afgescheiden kerken, waar ik niets negatiefs mee bedoel) kerken geldt. Het oudvader-tijdperk eindigt zo ongeveer bij de dood van ds. Th. van der Groe, dus zeg maar zo rond 1784 en iets daarna, zeg maar 1800.
Je vraag is formeel gezien dus eigenlijk niet te beantwoorden, ze zijn zo niet expliciet door een oudvader gedaan. In de 19e eeuw is vooral binnen de gezelschappen grote liefde voor de oudvaders ontstaan en heeft men bepaalde uitspraken wat anders ingekleurd. Uit die tijd stamt ook de volgende uitdrukking: “Goede woorden voor verkeerde zaken en verkeerde woorden voor goede zaken.”
Als je wilt weten wat daarmee wordt bedoeld, dan wil ik je daar op een later tijdstip wel antwoord op geven, als mijn gezondheid het toe laat.
Met een vriendelijke groet,
Willem Oostrom
Dit artikel is beantwoord door
Willem Oostrom
- Geboortedatum:30-11-1999
- Kerkelijke gezindte:Onbekend
- Woon/standplaats:-
- Status:Inactief