Uitzien om eigendom van Christus te zijn
H. J. Nijsink | Geen reacties | 09-05-2025| 16:09
Vraag
Ik hoorde onlangs een preek over zondag 1: Wat is uw enige troost beide in leven en in sterven? Op een gegeven moment vroeg de predikant (Gereformeerde Gemeenten) of er waren die niet durfden te zeggen dat zij het eigendom van Christus waren, maar daar wel naar uitzagen! Dat herken ik uit mijn eigen leven. Heel liefdevol zei hij toen: “Schep dan moed uit de belofte van Jesaja 62:11: Zie Uw heil (Jezus betekent dat eigenlijk) komt. Zie Zijn loon is met Hem en Zijn arbeidsloon voor Zijn Aangezicht.”
Heel ruim en pastoraal, maar hoe kan ik pleiten op en moed scheppen uit deze belofte nu Hij gekomen is! En Hij, zoals de Dordtse Leerregels het zeggen, nu verkondigd moet worden met bevel van geloof en bekering? Dan zou mijn ongeloof eigenlijk meer bestraft moeten worden dan bemoedigd, zoals de Heere Jezus ook deed met de Emmaüsgangers? Of is Jesaja 62:11 (en andere gelijke Schriftplaatsen) toch ook nu nog de weg waarin de Heere Jezus Zich aan zondaren openbaart? Een vraag voor ouderling H. J. Nijsink...
Antwoord
Beste broeder of zuster,
Dank voor de vraag. Ik ga proberen zo goed mogelijk te antwoorden op deze vraag. Ik wil beginnen door mijn waardering uit te spreken voor de pastorale toon van de predikant. De Dordtse Leerregels zeggen inderdaad dat het Evangeliebelofte verkondigd moet worden “met bevel van bekering en geloof.” De praktijk echter is dat wij kunnen worstelen met de vraag: en geldt Gods belofte nu ook voor mij? Het is mooi als een predikant oog heeft voor de worsteling om de toe-eigening van het heil. Het is ook belangrijk dat dit in de prediking gebeurt door het Woord van God, want zo werkt de Heere het geloof in de harten.
Nu is jouw vraag hoe jij kan pleiten en moed kunt scheppen uit deze belofte, want Jezus is al gekomen. Wat moet je met deze belofte. Kun je daar op pleiten? Is die belofte voor jou? Moet je daar geen echt geloof voor hebben? Het geeft voor jou verwarring, want blijkbaar zie je je eigen houding als een vorm van ongeloof, of een gebrek aan geloof. Je verwijst daarbij naar de Emmaüsgangers, die terecht werden gewezen door de Heere Jezus, vanwege de “traagheid van hun hart om te geloven.”
In het Oude Testament staan veel beloften. Eigenlijk kun je alle beloften samenbrengen in één belofte. Paulus zegt: “Want zovele beloften Gods als er zijn, die zijn in Hem ja, en zijn in Hem amen, Gode tot heerlijkheid door ons”(2 Korinthe 1:20). Die ene belofte is “dat een iegelijk, die in den gekruisigden Christus gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe” (Dordtse Leerregels, hoofdstuk 2, paragraaf 5). Je wordt dus opgeroepen om te geloven in de Heere Jezus Christus; daarbij geeft God de belofte van vergeving van zonden en eeuwig leven.
Betekenen dan die oude beloften uit het Oude Testament, waarin het heil (Jezus) wordt aangekondigd, nog iets voor ons? Zeker wel! Het Nieuwe Testament geeft ons daarop een helder antwoord. Je noemt zelf de Emmaüsgangers. Ik denk ook aan de geschiedenis van Filippus en de kamerling van de Candace. Deze man leest op de terugweg vanuit Jeruzalem uit de profeet Jesaja, waar het gaat over de lijdende knecht van de Heere. Over Filippus staat er vervolgens: “En Filippus deed zijn mond open en beginnende van diezelfde Schrift, verkondigde hem Jezus” (Handelingen 8:35).
Eerder had Jezus precies hetzelfde gedaan, namelijk bij de Emmaüsgangers. Ik denk niet dat Jezus deze twee discipelen op een harde manier ongeloof verweet. Jezus laat hen zien dat wij van uit onszelf als zondige mensen er zo slecht in zijn om het Woord van God op een goede manier te begrijpen. We missen kennis en inzicht. Jezus zegt wel tegen hen dat ze “onverstandig en traag van hart” zijn, maar Hij laat het daar niet bij: “En begonnen hebbende van Mozes en van al de profeten, legde Hij hun uit, in al de Schriften, hetgeen van Hem geschreven was” (Lukas 24:27). Zie je de overeenkomst met de manier waarop Filippus later te werk ging bij de kamerheer? Ik geloof dat de Heere door de prediking van het Woord ook vandaag nog op dezelfde manier werkt. De prediking is dus het middel dat God gebruikt om ons ongeloof te breken en het geloof te laten ontkiemen. De manier waarop dit gebeurt kan heel verschillend zijn. Daarvoor verwijs ik graag naar het prachtige gedeelte hierover in de Redelijke Godsdienst van Wilhelmus à Brakel.
Om terug te komen op je vraag: ik denk niet dat er verschil is tussen de manier waarop de Heere de ogen van de Emmaüsgangers opent, zodat ze de Schriften verstaan en de manier waarop ze de Heere Jezus Christus als Zaligmaker leren kennen. In beide gevallen gaat het hierom, zoals het later bij de discipelen gebeurt: “Toen opende Hij hun verstand, opdat zij de Schriften verstonden” (Lukas 24:45).
Ik ben alleen bang dat heel veel mensen onder de prediking alleen maar naar zichzelf blijven kijken. Wat heb ik? Wat herken ik? Filippus richtte de ogen van de kamerling op Jezus en Jezus Zelf richt de ogen van de Emmaüsgangers op Zichzelf. Het is niet gereformeerd om te zeggen: “Ik wacht totdat Christus Zich aan mij openbaart.” Dan lijkt het bijna alsof je suggereert dat het probleem bij God ligt. Dat is niet wat de Bijbel zegt. Jezus Christus heeft Zichzelf geopenbaard als de Weg, de Waarheid en het Leven. Hij is de Zoon van God, die geleden heeft, gekruisigd, gestorven en begraven is en ten derde dage wederom opgestaan is uit de dood.
Het echte probleem dat wij hebben is ons zondige hart. Denk daar niet te gering over. De Evangeliebelofte kan alleen maar goed functioneren, als de Wet ook goed functioneert, anders dreigt oppervlakkigheid en goedkope genade. Tegen de zwarte achtergrond van mijn zonde, openbaart de Heere in het Evangelie Zijn genade. Daar ligt de enige weg tot behoud. Hij wordt aan je voorgesteld in de prediking. Het kruis van Christus wordt opgericht en je wordt genodigd om te komen, dat betekent: in Hem te geloven (je vertrouwen hoe langer hoe meer op Hem alleen stellen).
Dit is de voorwerpelijke, of objectieve kant. Er is ook een subjectieve, of bevindelijke kant: hoe kom je tot geloof en hoe ervaar je het als de Heere tot je spreekt? Christus openbaart Zichzelf niet aan het hart. De Heilige Geest werkt het geloof in je. Het is de Geest van Christus die ons wedergeboren doet worden door het Woord. Het beste advies dat ik je daarom kan geven is: zoek niet bij jezelf hoe jouw toestand is en welke gevoelens en verlangens je hebt, maar lees veel in de Bijbel. Doe dit biddend. Kom verwachtingsvol naar de kerk en bid heel concreet wat je nodig hebt: “Heere, mag ik Uw stem horen, want U zegt Zelf dat Uw schapen Uw stem horen en kennen.” Overdenk de Wet van de Heere. Overdenk hoe groot je zonde en ellende is. Overdenk óók Gods beloften en de heerlijkheid van het Evangelie.
Ds. C. Harinck schrijft over de openbaring van Christus: “De overtuigde zondaar kwam in de kerk, gebukt onder de last van zijn zonden, bedroefd, verslagen, veroordeeld door zijn geweten, bestreden door de boze. Of hij las met zijn bezwaarde gemoed in zijn Bijbel of boog zich in eenzaam gebed om God zijn nood bekend te maken. En de Heilige Geest deed hem de stem van Jezus horen.”
Kortom: volg de weg naar Emmaüs, want daar gebeurde het: “En hun ogen werden geopend, en zij kenden Hem.” Terugblikkend zeggen ze: “Was ons hart niet brandende in ons, als Hij tot ons sprak op den weg, en als Hij ons de Schriften opende?”
H. J. Nijsink
Dit artikel is beantwoord door
H. J. Nijsink
- Geboortedatum:17-04-1985
- Kerkelijke gezindte:Gereformeerde Gemeenten
- Woon/standplaats:Utrecht
- Status:Actief

Bijzonderheden:
Docent godsdienst en geschiedenis