Gemeente als vergadering van ware gelovigen
Ds. A.T. Vergunst | Geen reacties | 07-04-2025| 10:28
Vraag
Ik heb een vraag aan ds. A. T. Vergunst n.a.v. zijn antwoord op 'Aangesproken als Gods gemeente'. U vindt het correct dat de gemeente door de predikant wordt aangesproken met gemeente Gods. Maar, zegt u, dat betekent niet dat alle gemeenteleden levende leden zijn. Volgens artikel 27 van Nederlandse Geloofsbelijdenis wordt de gemeente toch gezien als een vergadering van ware Christ-gelovigen? U vindt het niet juist dat de predikant, waar u onder het gehoor zat, het volgende dankte: “dat U ons allen onze zonden vergeven hebt.”
Tijdens een doopdienst dankt u dit toch ook, want in het dankgebed van het doopformulier staat het ook zo. Vindt u dit niet lastig dan? En dit dankgebed kan toch ook door een gemeentelid dat in de zonde leeft misbruikt worden, net zoals van de aanspraak “gemeente Gods”?
Antwoord
Hello vrienden,
Bedankt voor het verdere doordenken van deze vraag. Zo scherpen we elkaar op. De NGB 27 spreekt inderdaad over de “gemeente als een vergadering van ware gelovigen in Christus Jezus.”
Maar heeft de belijdenis het daar dan over alle kerkgangers die aan de gemeente verbonden zijn? Het antwoord op die vraag is gegeven in NGB, artikel 29. In het tweede gedeelte staat beschreven wie de leden van de Kerk zijn. Ik wenste wel dat ik dat kan zeggen over alle leden in mijn gemeente. Helaas is dat niet het geval. En daarom is het niet wijs en pastoraal om dan elke gemeente aan te spreken alsof ze allen een geestelijke leven met de Heere Jezus en Zijn Vader kennen.
In het doopformulier wordt inderdaad gedankt voor “allen” die een geloofsgemeenschap hebben met de God van het verbond. En dat zijn niet alleen ouderen. De doop is een sacrament tot versterking van het geloof van Gods kinderen. En door het water op de dopeling onderstreept God sacramenteel voor ons oog de belofte dat een ieder die in Jezus gelooft, waarlijk gewassen zijn van hun zonden! En voor hen dankt de dienstdoende predikant in het slotgebed.
Helaas zitten er velen in de kerk die de doopboodschap nog nooit nodig gekregen hebben. Ze komen naar de kerk uit gewoonte, maar zonder enig besef van de last en oneer van hun zonden. Zonder enige zielshonger naar de gerechtigheid en de verzoening die de Heere Jezus heeft verworven voor arme zondaren. Voor die mensen dankt de predikant niet in het eerste gedeelte van het slotgebed. Je zou kunnen zeggen: hij bidt voor hen in het tweede gedeelte van het slotgebed. Want er zijn er nog velen die wel gedoopt zijn, maar nog nooit met hun hele hart zich aan de Heere Jezus hebben toevertrouwd om door Hem met God verzoend te worden. Daarom is het pastoraal en Bijbels niet goed als we zulke mensen allemaal meenemen in het gebed en aanspraak zonder onderscheid.
Dat betekent niet dat ik er niet naar verlang om dat te mogen doen, hoor. Dagelijks worstel ik er mee dat zij die als Gomer de wereld liefhebben -hoewel ze met het verbondsteken aan de HEERE (Hosea) verbonden zijn- dat zij acht mogen geven op de grote zaligheid die hen aangeboden wordt en die zelfs verzegeld is als waar en persoonlijk in het teken van de doop.
Hartelijke groeten,
Pastor A. T. Vergunst
Dit artikel is beantwoord door
Ds. A.T. Vergunst
- Geboortedatum:22-09-1961
- Kerkelijke gezindte:Gereformeerde Gemeenten
- Woon/standplaats:Carterton (Nieuw-Zeeland)
- Status:Actief

Bijzonderheden:
Bekijk ook: