Kom ik om, dan kom ik om

N. (Nico) van Steensel | Geen reacties | 18-02-2025| 12:35

Vraag

Regelmatig is in een preek in de Gereformeerde Gemeenten te horen: “Kom ik om, dan kom ik om”, uit het Bijbelboek Esther. Of dat in andere kerkverbanden ook gebeurt, weet ik niet. Esther zegt dit voorafgaand haar bezoek aan Ahasveros. Vroeger waren dat wrede koningen en mocht men niet zo maar naar de koning gaan. Vergelijk het met mannen als Hitler, of zo. Maar die uitspraak wordt gebruikt om zo tot God te gaan. Maar de HEERE zegt toch: “Wie tot mij komt zal ik geenszins uitwerpen”?! Staat dat niet haaks op elkaar? Woorden die iemand uitspreekt richting een wrede heerser worden gebruikt om tot God te naderen. Voor mij wringt er dan iets behoorlijk.


Antwoord

Geachte vraagsteller,

Dank voor uw vraag. Hoewel er niet veel preken over Esther 4:16 te vinden zijn, wordt de uitdrukking “Kom ik om, dan kom ik om” regelmatig gebruikt in preken. Overal waar het bevindelijke leven nadruk krijgt.

F. van Holten in zijn boekje “De tale Kanaäns” legt de uitdrukking op de lippen van de missende en zoekende zondaar, van iemand die doorleeft wat zonde en schuld is en “met de koorden der veroordeling om de hals”, op genade of ongenade tot God komt (bladzijde 24).

Als deze uitdrukking wordt gebruikt, is het doorgaans niet de Bijbel zelf, maar het bevindelijk taalgebruik waarheen wordt verwezen en waarvan gebruik wordt gemaakt. Natuurlijk wil men niet suggereren dat God te vergelijken zou zijn met koning Ahasveros. 

Overigens wordt in het Nieuwe Testament het Oude Testament ook op veel manieren gebruikt, soms als letterlijk citaat; soms als verwijzing als een tekst met soortgelijke strekking; soms alleen als allusie, met slechts enkele overeenkomende woorden of een overeenkomende gedachte.

Deze uitdrukking wordt gebruikt voor mensen die juist overtuigd zijn van Gods genade en die genade zo nodig hebben, dat ze niet meer bij God weg kunnen blijven. Maar die overtuigd zijn van hun zonde en dat ze Gods oordeel verdiend hebben. Ze missen het zicht op Christus, daarom missen ze vrijmoedigheid, maar zoeken hun heil bij God alleen. Deze woorden helpen ons realiseren dat we zonder God niet meer leven kunnen.

En terecht zal deze mensen in de prediking worden toegeroepen: “Wie tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen.”

Hartelijke groet,
N. van Steensel

Dit artikel is beantwoord door

N. (Nico) van Steensel

  • Geboortedatum:
    19-12-1955
  • Kerkelijke gezindte:
    Gereformeerde Gemeenten
  • Woon/standplaats:
    Dordrecht
  • Status:
    Actief
23 artikelen
N. (Nico) van Steensel

Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Geen reacties
Je kunt niet (meer) reageren op dit bericht. De reactiemogelijkheid is niet geactiveerd of de uiterste reactietermijn van 1 maand is verstreken.

Terug in de tijd

Twijfels bij reformatorisch onderwijs

Ik ben inmiddels enkele jaren leerkracht in het basisonderwijs. Hoewel ik zelf op een protestants christelijke school heb gezeten, werk ik nu in het reformatorisch onderwijs. Ik voel me op mijn plek...
Geen reacties
18-02-2022

Geloofsleven van moeder afgeknapt

Een aantal jaren geleden heeft mijn moeder een psychische inzinking gehad. Daardoor is haar geloofsleven als het ware afgeknapt. Ze heeft dingen gezegd waar ze erg spijt van heeft en als er een bemoed...
1 reactie
18-02-2011

(...) De grote vraag die mij bezig houdt is of je alleen zalig kan worden door het erkennen van onze grote zonden, (...) of dat je zalig moet worden door het grote werk van Jezus Christus die voor onze zonden geleden heeft. (...)

Ik ben 15 jaar oud, van huis uit lid van de Ger. Gem. De grote vraag die mij bezig houdt is of je alleen zalig kan worden door het erkennen van onze grote zonden, (zoals mijn moeder het steeds uitlegt...
Geen reacties
18-02-2008
website-ontwikkeling door webdevelopment by Accendis
design website door design website by Mooimerk
hosting website door hosting website by STH Automatisering