Kerk lijkt wel ziekenhuis ondanks gebed
Ds. K. den Boer | Geen reacties | 14-02-2025| 12:27
Vraag
Voor mijn ogen heb ik vaak laten bidden. Ik heb de oogziekte Retinitus Pigmentosa. Het vernietigt langzaam je netvlies. Het begon toen ik staar kreeg. Ik ben ook nog geopereerd en toen kon ik vijftien jaar verder.
Bidden kan je overal. Maar er zijn meer zieke gelovigen dan wij denken. Vaak dacht ik: de kerk lijkt wel een ziekenhuis. Dit is serieus. Er zijn veel ernstige zieke mensen in kerken. Hoe kan dat als daar zoveel voor gebeden wordt?
Antwoord
Geachte vragensteller,
Een moeilijke vraag. Ik probeer een antwoord te formuleren. Temeer ook omdat het een teer onderwerp betreft. Ik pretendeer niet de wijsheid in pacht te hebben, zeker inzake het gebed. God is almachtig, soeverein. Wij zijn maar stofjes aan de weegschaal, zegt Jesaja.
Ik hoorde ooit een preek van een Amerikaanse predikant. Wij hebben in het vrije westen geen vervolging. Hoe wordt dan ons geloof beproefd? Door ziekte. Immers, de catechismus leert ons dat alles wat ons overkomt ons dat wordt beschikt door God de Vader. (Heidelbergse catechismus, zondag 10, vraag en antwoord 27).
Ik ben er ook van overtuigd dat ziekte heel veel uitwerkt, voor de zieke zelf, voor de mensen om de zieke. Hoe gaan we om met de ziekte? Wat gaat er van ons uit? Zijn we een lichtend licht en een zoutend zout? Hoe vaak gebeurt het niet als een gelovige in het ziekenhuis komt, daar gesprekken ontstaan met ongelovigen die gaan over de vraag wat hun troost is, beide in leven en sterven.
Wat is de bedoeling van God met de ziekte? Worden we dan niet extra bepaald met het feit dat het hier op deze aarde niet is? Dat we als pelgrims door het leven hebben te gaan, strevend naar de Kroon des Levens? Elkaar aanmoedigen, niet achteruitkijken, want dan struikel je, nee vooruit.
Ik ben getuige geweest van veel ziekbedden en sterfbedden. Ik merk dan één verschil. Als een gelovige ziek is, is daar vaak hoop en verwachting op God de Vader, geduld, liefde en vrede. Want onze levenslot rust in de handen van de Vader. De ziekbedden van ongelovigen zijn vele malen andersom, daar is woede, boosheid en opstand.
Is het ook niet het middel in Gods hand om ons als welvarende christenen te laten zien wat een enorme verantwoordelijkheid we hebben, tegenover de vervolgde kerk, het zendingswerk, het evangelisatiewerk? Dat we vaak veel te vast zitten aan het hier en nu? Is het uw gebed al geweest: Heere, wat mag ik doen voor U?
Wat was de opdracht van de Heere Jezus aan de discipelen? Lezen we niet in Lukas 24: 46-49: “En zeide tot hen: Alzo is er geschreven, en alzo moest de Christus lijden, en van de doden opstaan ten derden dage. En in Zijn Naam gepredikt worden bekering en vergeving der zonden, onder alle volken, beginnende van Jeruzalem. En gij zijt getuigen van deze dingen. En ziet, Ik zende de belofte Mijns Vaders op u; maar blijft gij in de stad Jeruzalem, totdat gij zult aangedaan zijn met kracht uit de hoogte.”
In gehoorzaamheid wachten de christenen daar in Jeruzalem, en de Heere hield woord en de Heilige Geest werd uitgestort. En toen? Toen bleven ze bij elkaar in Jeruzalem. Maar was dat de opdracht? Nee, immers de Naam van Jezus moest verkondigd worden. Toen kwam er vervolging, de gemeente werd verspreid en zo werd het evangelie verspreid en ontstonden er nieuwe gemeenten.
God kan ziekte genezen, zeker. Maar wellicht is het een toevoeging aan het gebed of de Heere duidelijk wil maken door Zijn Woord en Geest wat de bedoeling is van de ziekte. En is het antwoord niet zo, dat we waar we ook komen, geroepen worden ons ten dienste te stellen van het Koninkrijk van God, Uw Koninkrijk kome, bidden we toch? Wat gaat er uit van ons ziekbed?
Soms is er een duidelijke oorzaak, tussen de levenswandel in de gemeente en ziekte. Paulus geeft in de Korinthe brief ook aan dat er veel ziekte is in gemeente, en sterfgevallen, vanwege de misstanden rondom het Heilig Avondmaal, in 1 Korinthe 11.
Ik geloof ook niet dat er een éénduidig antwoord is. Tegen mijn belijdeniscatechisanten zeg ik dan, dat uiteindelijk ook dit soort vragen vallen onder Deuteronium 29:29: “De verborgene dingen zijn voor den HEERE, onzen God; maar de geopenbaarde zijn voor ons en voor onze kinderen, tot in eeuwigheid, om te doen al de woorden dezer wet.”
Ds. K. den Boer