Aangesproken als Gods gemeente
Ds. A.T. Vergunst | Geen reacties | 11-02-2025| 13:37
Vraag
Bij ons in de kerkelijke gemeente wordt met enige regelmaat in het algemeen (zonder verdere uitleg) benoemd dat de gemeente, Gods gemeente is, of men heeft het over de gemeente Gods. Ik vraag mij telkens als ik dit hoor af of dit zo gezegd kan worden. De hele gemeente is toch niet automatisch Gods gemeente? Hoe dit te zien of wordt het anders bedoeld? Een vraag aan een predikant of ouderling van de Gereformeerde Gemeenten...
Antwoord
Beste vriend/in,
Als ik nauw luister naar hoe God Zijn volk Israël aanspreekt, dan hoor ik Hem spreken van “Zijn volk”. Waren zij dan automatisch allemaal gelovige en bekeerde mensen? Het antwoord is duidelijk als we de Schrift lezen. Zelfs zij die uit Egypte kwamen, door de Rode Zee, achter de wolkkolom, stierven buiten het beloofde land door ongeloof. Toch spreekt God hen toe als “Zijn volk” (Psalm 81:9, 12, Psalm 94:7).
Paulus schreef ook zo zijn brieven aan de gemeente van God in de verscheidene plaatsen. Bijvoorbeeld Romeinen 1:7-8. Duidelijker zelfs in 1 Korinthe 1:1-2: “Paulus ... aan de gemeente Gods die te Korinthe is.” Zij, die toen door hun persoonlijke belijdenis en doop als volwassenen tot de gemeente kwamen, werden dus allemaal aangesproken als de gemeente Gods.
Maar ook de kinderen en anderen die gedoopt werden als ouders, behoorden dan tot de gemeente Gods. Daar hoorden echt ook de kinderen bij, want die werden ook als “heilig” (afgezonderd) gezien, zoals 1 Korinthe 7:4 dat duidelijk maakt. In Efeze 6:1 spreekt Paulus ook de kinderen aan, die bij de gemeente Gods horen. Zo ook vandaag nog. Ze worden gedoopt op grond van het feit dat zij als “lidmaten Zijner gemeente” gezien worden (doopformulier). Ze horen er dus helemaal bij.
Dus is het helemaal correct om zo de gemeente aan te spreken. Het onderstreept wekelijks niet alleen het voorrecht, maar ook de hoge roeping om als gemeente Gods samen te komen.
Natuurlijk mogen we daaruit niet de conclusie trekken, noch het door ons openbare gebed en prediking bevestigen, dat iedereen die bij de gemeente Gods behoort, ook daadwerkelijk een levend lidmaat is. In Johannes 15:2 spreekt de Heere Jezus over ranken die in Hem zijn, maar toch geen vrucht dragen. Dus we kunnen op een uitwendige manier bij het verbondsvolk horen, of een lid zijn in Gods gemeente en toch de noodzakelijke geestelijke band door het geloof in Christus missen.
Het is innig droevig, geestelijke gevaarlijk en pastoraal onjuist om die waarheid te verbloemen of te verzwakken. Bijvoorbeeld… ik woonde onlangs een dienst bij in ander kerkverband (in verband met onze vakantie). Ik kon me niet vinden in het gebed waarin werd gedankt “dat U ons allen onze zonden vergeven hebt.” Dat gaat te ver en dat mag ook een predikant in zijn gebed zo niet zeggen. Danken voor de vergeving van de zonden voor allen die oprecht in de Heere Jezus geloven, dat doen we te weinig. Maar om te danken voor de vergeving die iedere hoorder deelachtig zou zijn, gaat te ver. Stel dat er iemand in die dienst volop in de zonde leeft, en zonder last daarover in de kerk zit; hij of zij wordt daarmee in slaap gesust op een vals kussen.
Daarom is en blijft onderscheiden spreken, bidden en toepassen nodig als we de gemeente van God dienen.
Hartelijke groeten en bedankt voor de goede vraag,
Pastor A. T. Vergunst
Dit artikel is beantwoord door
Ds. A.T. Vergunst
- Geboortedatum:22-09-1961
- Kerkelijke gezindte:Gereformeerde Gemeenten
- Woon/standplaats:Carterton (Nieuw-Zeeland)
- Status:Actief

Bijzonderheden:
Bekijk ook: