Vergeving van zonden (g)een nadere weldaad

MA H. J. Nijsink | Geen reacties | 06-02-2025| 15:42

Vraag

Onlangs preekte een gastpredikant (Gereformeerde Gemeenten) over de genezing van de geraakte. Centraal stond Markus 2:5: “Uw zonden zijn u vergeven.” De predikant gaf aan dat “in onze kring de vergeving van de zonde als een nadere weldaad wordt gezien die niet door ieder kind van God wordt genoten.” Hoewel ik uit mijn eigen leven herken wat hij ermee bedoelt, voelde ik toch (weer) een Schriftuurlijke haper. Want waar lees ik in de Schrift, en dan moeten we -denk ik- toch vooral bij de leer der apostelen zijn, dat de vergeving een nadere weldaad is? En de Schrift moet toch onze toetssteen zijn en niet de ervaring van Gods kinderen?

Nu weet ook ik dat het geloof erg zwak kan zijn vanwege ons ongeloof! Is dan de Schriftuurlijke oplossing biddend uit te zien naar deze nadere weldaad? Of zou dit ongeloof meer bestraft moeten worden zoals bij de Emmaüsgangers: “O onverstandigen en tragen van hart om te geloven…” enzovoorts (Lukas 24:25). Dat is mijn Schriftuurlijke haper. Moet in de prediking, ook als het over de vergeving der zonden gaat, niet meer de Schrift worden nagesproken? Neem alleen de Schriftwoorden van Lukas 24:47 waar de Heere na Zijn opstanding de apostelen de opdracht geeft om te prediken: bekering èn vergeving der zonden! Maar ik denk ook aan 1 Johannes 2:12 : “Ik schrijf u lieve kinderen (!) want de zonden zijn u vergeven!” Zo ligt het aan Gods kant en dat mag, ja dat moet toch gepredikt worden?

De puritein Robert Traill, een schotse dominee die in Londen stond en waarvan ik las dat Ebenezer Erskine en Thomas Boston in hem een inspirerend voorbeeld vonden, zei iets heel moois: “Kijk, ik kom vaak christenen tegen, die niet kunnen ontkennen, dat Christus hen dierbaar is en toch niet durven te geloven dat hun zonden vergeven zijn. Wat doe ik dan? Ik vertel hen hoe het ligt bij God, opdat zij die zekerheid in hun geweten krijgen. Dan is de prediking als hulpmiddel bedoeld, want de prediking zegt hoe het bij God ligt, opdat mensen die zekerheid in hun geweten ontvangen.” Prachtig toch? Aan een panellid van de Gereformeerde Gemeenten...


Antwoord

Beste broeder of zuster,

Eén van dé kernpunten van het christelijke geloof is de vergeving van de zonden. Iedere zondag belijden we met de kerk van alle tijden en plaatsen dat we geloven in “de vergeving der zonden.” Het hoort tot het hart van de Bijbelse prediking. Je leest in Markus 1:3, helemaal aan het begin van het Evangelie: “Johannes was dopende in de woestijn, en predikende den doop der bekering tot vergeving der zonden.” Zelf noem je bijvoorbeeld de tekst uit het volgende hoofdstuk waar de Heere Jezus tegen de geraakte zegt: “Zoon, uw zonden zijn u vergeven” (Markus 2:5).
 
Uit jouw vraag blijkt niet duidelijk hoe de predikant deze tekst geduid heeft. Hij gaf slechts aan dat “in onze kring de vergeving van de zonde als een nadere weldaad wordt gezien die niet door ieder kind van God wordt genoten.” Of de dominee deze gedachte zelf ook deelt, weet ik dus niet. Op zich is dat nu ook niet belangrijk. Ik wil wel een paar dingen zeggen over de gedachte dat de vergeving van de zonden een nadere weldaad is die niet door alle kinderen van God wordt ervaren.

Zoals aangegeven, is de vergeving van de zonden het hart van het Evangelie. We moeten daarom beginnen bij de Bijbel. Vervolgens is het goed om te luisteren naar de gereformeerde belijdenis. In derde instantie zou je kunnen kijken naar de manier waarop kerkvaders, reformatoren, puriteinen en hedendaagse dienaren van het Woord de vergeving der zonden behandelen in preken. Dat laatste laat ik nu rusten.

Je stelt in jouw vraag een goed hermeneutisch uitgangspunt aan de orde. Hermeneutiek houdt zich bezig met de vraag hoe de Bijbel gelezen en begrepen moet worden. Op concreter niveau vloeit de exegese daaruit voort. Jouw opmerking dat we, als het om de vergeving van de zonden gaat, allereerst naar de leer van de apostelen moeten kijken, is zo’n belangrijk hermeneutisch uitgangspunt. Allerlei geschiedenissen in het Oude Testament mogen we niet allegorisch of geestelijk uitleggen, als voorbeeld, of zelfs voorgeschreven patroon over hoe het geloofsleven en de ervaring van het geloof (bevinding) eruit zou moeten zien. Bekende voorbeelden zijn Jakob en Ruth.

In de Evangeliën heeft de vergeving van zonden vooral te maken met de vrijmacht en de autoriteit van Jezus, als Zoon van God, om zonden te vergeven. Hij kan dat doen op grond van Zijn eigen offer aan het kruis. De gedachte dat Jezus gekomen is om te lijden en te sterven tot vergeving van de zonden wordt eerst uitgewerkt door de apostelen (Handelingen 5:31; Handelingen 10:43; Romeinen 3:25; 2 Korinthe 5:21). Je kunt hier lezen dat een ieder die in Jezus gelooft, vergeving van zonden ontvangen heeft.
De Heidelbergse Catechismus stelt dat een waar geloof bestaat uit kennis en vertrouwen dat “niet alleen anderen, maar ook mij, vergeving der zonden (…) van God geschonken is, uit louter genade, alleen om der verdienste van Christus wil” (Heidelbergse Catechismus, Zondag 7). Het mooie van de catechismus is dat het een heel existentieel belijdenisgeschrift is. Het stelt niet zondermeer de christelijke leer aan de orde, maar verbindt deze altijd aan de persoonlijke vraag wat het geloof voor ons betekent. Ook vraag en antwoord 56 over de “vergeving der zonden” is goed om in dit verband te lezen.

Wat meteen duidelijk wordt, is hoe centraal de vergeving van zonden is voor het geloof, en de beleving van het geloof. De grond voor de vergeving ligt nooit in het geloof of de geloofservaring. De grond ligt altijd in de beloften van God. Een ander helder antwoord op jouw vraag vind je in Zondag 31: “Alzo, als, volgens het bevel van Christus, aan de gelovigen, allen en een iegelijk, verkondigd en openlijk betuigd wordt, dat hun, zo dikwijls als zij de beloftenis des Evangelies met een waar geloof aannemen, waarachtelijk al hun zonden van God, om der verdiensten van Christus' wil, vergeven zijn.”

Allerlei gradaties en onderscheidingen in de mate waarin een wedergeboren zondaar vergeving van zonden heeft ontvangen moeten we op grond van de Heilige Schrift afkeuren. Sterker nog, dit antwoord maakt ook duidelijk hoe bepalend de prediking hierin is. Ursinus spreekt zelfs van een “bevel van Christus” dat aan de gelovigen verkondigd moet worden dat, zo dikwijls als zij de belofte van het Evangelie met een waar geloof aannemen, al hun zonden waarlijk vergeven zijn, omwille van de verdienste van Christus. Als dit in de prediking niet functioneert, gaat het niet goed. De prediking is namelijk bediening van de verzoening.

Het is wel zo dat het geloof zwak kan zijn en er sprake is van opwas of groei in het geloof. In het Avondmaalsformulier bidt de gelovige gemeente van Christus dat de Heilige Geest in onze harten wil bewerken “dat wij ons met waarachtig vertrouwen aan Uw Zoon Jezus Christus hoe langer hoe meer overgeven.” De waarheid en de zekerheid van de vergeving van zonden ligt niet in ons, maar in Gods belofte, bezegeld en bekrachtigd door het dierbare bloed van de Heere Jezus Christus. De mate waarin de gelovige zich hieraan mag overgeven, verschilt. Wij kunnen daarin de Heere, en met veel eerbied en ontzag genoemd, de Heilige Geest niet de weg voorschrijven. We moeten echter van onze geestelijke armoede nooit iets gewichtigs maken. Wij zijn en blijven arme zondaren en hebben het leven alleen in Christus.

Ik spreek mijn zorg uit over een prediking waarin, hoe rechtzinnig het klinkt, ter rechterzijde afgeweken wordt van de lijn van de Schrift en de gereformeerde belijdenis. Onze ervaring mag niet voorop staan en is ook niet leidend. Een “nadere weldaad” suggereert daarnaast ook dat er bij God willekeur zou zijn. De vraag die je daarbij zou kunnen stellen is: wat zijn de voorwaarden dan om zo’n bijzondere weldaad te ontvangen? In de Bijbel lees ik daar niets over, omdat er geen voorwaarden in de mens liggen. De prediking is niet bedoeld om mensen allerlei ingewikkelde geloofservaringen voor te stellen, of heel gewichtig te doen over allerlei “nadere weldaden”, die dan slechts weggelegd lijken te zijn voor een zeer select gezelschap. De prediking is ‘vocatio externa’, uitwendige roeping. Tegen de achtergrond van de werkelijkheid van zonde en verlorenheid, wordt van het heil in Christus getuigd. Van Christuswege klinkt het bevel van bekering en geloof en wordt de belofte toegezegd dat wie de belofte met waar geloof aanneemt, het heil in Christus ontvangt. Dit heil bestaat uit vergeving van zonden en het eeuwige leven.

Hartelijke groet,
Dirk-Jan Nijsink

Dit artikel is beantwoord door

MA H. J. Nijsink

  • Geboortedatum:
    17-04-1985
  • Kerkelijke gezindte:
    Gereformeerde Gemeenten
  • Woon/standplaats:
    Utrecht
  • Status:
    Actief
2 artikelen
MA H. J.  Nijsink

Bijzonderheden:

Docent godsdienst en geschiedenis


Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Geen reacties
Je kunt niet (meer) reageren op dit bericht. De reactiemogelijkheid is niet geactiveerd of de uiterste reactietermijn van 1 maand is verstreken.

Terug in de tijd

Aanwezigheid van overleden dierbaren

Ik heb een vraag over het ervaren van de aanwezigheid van overleden dierbaren. Vanuit mijn christelijke opvoeding heb ik altijd geleerd: er zijn twee soorten geesten, goede (Gods engelen) en kwade (de...
2 reacties
06-02-2012

Belijdenis en wedergeboorte

Ik lees verschillende antwoorden op vragen over belijdenis-doen. Maar daarin komt steeds naar voren dat je het geloof in de Heere Jezus moet bezitten als je openbare belijdenis van je geloof aflegt. D...
Geen reacties
06-02-2004

Hyperarminianisme

Beste dr. C. A. van der Sluijs. Ik herken me heel vaak in wat u schrijft over het remonstrantisme. Een tijd lang was ik lid van een evangelische kerk en ik dacht heel vaak voor Jezus gekozen te hebben...
3 reacties
06-02-2019
website-ontwikkeling door webdevelopment by Accendis
design website door design website by Mooimerk
hosting website door hosting website by STH Automatisering