Geen troost na eerste avondmaalsgang
M.H. Eckhardt | Geen reacties | 30-10-2024| 12:08
Vraag
Ik ben zondag voor het eerst aan het Avondmaal gegaan, maar heb hiervan geen troost mogen ervaren. Ik heb nu zoveel strijd… Was het dan allemaal van mijzelf? Ik dacht dat Christus in mijn leven gesproken had. Ik besef dat ik bij God moet zijn. Ik roep, maar Hij lijkt zo ver weg! Aan iemand van de Ger. Gem...
Antwoord
Beste vragensteller,
Hopelijk is het, nu u dit leest, anders met u gesteld. In de strijd geeft God Zijn kinderen vroeg of laat goede moed en troost. Er liggen beloften voor hen die tot Hem roepen (Psalm 88: 2,10,14).
Mijn eerste vraag aan u is met welke toestand van de ziel u aanging. Mag ik aannemen dat u uit hoogachting voor de HEERE en met hartelijke liefde tot Jezus bent aangegaan? Dan was uw eerste Avondmaalsgang in ieder geval een daad van belijden. En aan het belijden van Zijn naam verbindt de Heere Jezus loon. Ik verwijs naar Zijn woorden in Mattheüs 10:32: “Een iegelijk dan, die Mij belijden zal voor de mensen, dien zal ik belijden voor Mijn Vader, Die in de hemelen is”. Dat loon is niet wat u gevoelt en geniet van Gods gunst, maar wat God voor u heeft weggelegd en wat wordt gegeven bij de wederkomst van Christus. Het is dus geen ruil of beloning die u verwachten mag op basis van uw deelnemen aan het Avondmaal.
Tóch lezen we in het Avondmaalsformulier: “Opdat wij nu tot onze troost het Avondmaal des Heeren mogen houden…” Het doel van de twee sacramenten Doop en Avondmaal is immers dat de ware gelovigen worden versterkt en vertroost in het “strijdperk van dit leven.” U hebt dat niet zo ervaren en daarover wordt u bestreden. Door wie, denkt u?
Denk eens terug aan de manier waarop u ten Avondmaal ging. Lees daarbij het Avondmaalsformulier nog eens goed door. Twee onmisbare voorwaarden worden hierin genoemd voor een juiste Avondmaalsviering. Vóór alle dingen is zelfbeproeving nodig: het overdenken van je zonden en vervloeking, het geloven in de zekere belofte van God dat Christus’ gerechtigheid ook u toegerekend is of een hongeren naar die gerechtigheid, en vervolgens een sterk verlangen om voor God heilig te leven.
En daarnaast moet er sprake zijn van een zuivere bedoeling: het mag niet om onszelf gaan, maar we moeten Jezus’ lijden en sterven in herinnering brengen met betrekking tot onze zonden en strafwaardigheid.
Elke Avondmaalsganger dient niet alleen in gehoorzaamheid aan Gods liefdesbevel aan te gaan, maar er moet ook sprake zijn van berouw (ellende), geloof (verlossing) en liefde (dankbaarheid). Willem Teellinck schrijft ergens: “Als men zich dor, vol zonde en ellende bevindt, moet men “aldermeest” ten Avondmaal gaan.” Wie volgens hem vreest dat hij zich een oordeel heeft gegeten en gedronken, dient te beseffen dat deze gevoelens niet van God, maar van de duivel afkomen. “In de nodiging van de Heere Zelf ligt onze waardigheid om aan te gaan, al mag onze deelname niet “onwaardig” zijn. En wie niet kan komen, zoals hij eigenlijk zou willen en moeten, die mag komen zoals hij kan” (Prof. dr. A. Reuver). De Heere is dan vrij in welke mate Hij u dan voedt, versterkt en vertroost. Toch zal er naar mijn overtuiging altijd een verband zijn met de mate waarin u zichzelf onderzoekt en de bitterheid van de zonde ervaart, voor of tijdens de Avondmaalsviering, in het licht van het onuitsprekelijk lijden van onze Heere Jezus Christus.
Ik wens dat u met uw vragen mag uitzien naar de volgende viering van het Heilig Avondmaal in de wetenschap:
Mijn ziel kleeft U standvastig aan;
Gij ondersteunt mijn zwakke schreden;
Uw rechterhand, vol mogendheden
Doet mij getroost en veilig gaan.
M. H. Eckhardt
Dit artikel is beantwoord door
M.H. Eckhardt
- Geboortedatum:04-01-1953
- Kerkelijke gezindte:Gereformeerde Gemeenten
- Woon/standplaats:Oostkapelle
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Oud-docent godsdienst & ouderling