Afzweren van geloof na marteling
Ds. E. Gouda | Geen reacties | 28-10-2024| 10:26
Vraag
Ik las vandaag dat een vrouw, die acht jaar lang opgesloten zat in een gevangenis in Eritrea na vrijwel dagelijks gemarteld en getraumatiseerd te zijn, het geloof in de Heere Jezus heeft verloochend door uiteindelijk een handtekening te zetten voor afzweren van het geloof, waardoor ze direct vrij kwam. Het lijden was ondraaglijk zwaar, waardoor ze gezwicht is. Hoe moet ik dit bijbels duiden zonder haar te veroordelen? Is zo iemand nu verloren door deze verloochening doordat ze het niet volhield? Er staat toch ook dat niemand hem/haar uit Zijn hand zal rukken? Of kan het zijn dat ze toch geen echte gelovige was?
Stel, dat ik die persoon was, hoe zou het mij vergaan? Als ik op mezelf en op dat lijden zie zou ik misschien ook de Heere Jezus verloochenen... of mag ik dat niet denken omdat Zijn genade genoeg is?
Antwoord
Beste vragensteller, bedankt voor je (voorzichtige vragen en duidingen). In het Reformatorisch Dagblad las ik: “Drie dagen martelingen in een strafkamp in Noord-Korea maakten haar haast bewusteloos. En bang”, vertelt Hea Woo (nu 78), “om Jezus te verloochenen.” De vierde dag voelde ze geen pijn meer: “Ik zag beelden van Jezus’ lijdensweg.” Een bijzondere christen vindt ze zichzelf echter niet. “God gaf mij de kracht.” In diezelfde krant lees ik een jaar later: “De christinnen Ajana en Lya uit Eritrea werden opgesloten in een zeecontainer in de woestijn. Ajana houdt stand, maar de wanhopige Lya tekent op zeker moment voor afzwering van haar geloof.”
De vraag is: Wat zouden wij doen? Ik citeer met instemming mijn collega, ds. H. J. van der Veen, bestuursvoorzitter van de SDOK: “Hoe moeten we omgaan met mensen die de Heere Jezus verloochenen? Deze vraag speelde al in de eerste eeuwen na de geboorte van Christus. Na iedere golf van vervolging vroegen kerkleiders zich af wat ze moesten doen met gemeenteleden die het christelijk geloof onder druk afzwoeren, maar daarna hun zwakheid betreurden en opnieuw in de gemeenschap van de kerk opgenomen wilden worden. Deze christenen werden beschouwd als ”lapsi” (Latijn voor uitglijden of struikelen).
Deze kwestie werd besproken op de synode van Carthago in 251 na Christus, onder voorzitterschap van Cyprianus, de bisschop van Carthago. Op deze synode stonden twee partijen lijnrecht tegenover elkaar. De strenge partij was van mening dat een afvallige voor eens en voor altijd met de kerk had gebroken. De milde partij stelde voor de spijtoptanten weer in de schoot van de kerk op te nemen. Cyprianus behoorde tot de strenge partij. Deze kwestie heeft in de loop van de kerkgeschiedenis tot verschillende kerkscheuringen geleid.
Opvallend is dat de verloochening van Lya niet tot een breuk met Ajana leidt. Als ze jaren later elkaar weer ontmoeten, erkennen ze elkaar als zusters in de Heere. Deze vergevingsgezinde houding vinden we veelvuldig terug bij vervolgde christenen. Enerzijds leeft het besef dat volharden in het geloof geen prestatie van een mens, maar genade van God is. Anderzijds staat de deur van de genade open voor iedereen die oprecht berouw heeft van zijn verloochening van Christus.
Laten we daarom maar vergevingsgezind zijn tegenover onze broeder en zuster die onder de druk van vervolging is bezweken. Wat zouden we trouwens zelf doen als van ons gevraagd werd om ons huis of ons geld, onze man of vrouw of misschien zelfs ons leven over te hebben voor Koning Jezus? Zijn wij bereid de hoogste prijs te betalen, omdat Christus ons alles waard is?”
Wij hoeven inderdaad geen oordeel over iemand uit te spreken, want degene die oordeelt, is Christus. Hij kent het hart! Hij weet wat er leeft in het diepst van onze gedachten. Elke berouwvolle zondaar, ook Petrus, ontvangt vergeving. Dat berouw is overigens geen vrucht van eigen akker, maar van Zijn opzoekende zondaarsliefde. Ook Gods kinderen kunnen vallen, diep vallen, maar ze vallen nooit uit Zijn hand (Johannes 10:28). Ze belijden: Heere, U weet alle dingen, U weet dat ik U liefheb. Daarmee is alles gezegd. Daarmee is de weg naar God weer open. Ook voor hem of haar die ooit heeft gezegd: ik ken Hem niet... maar als een verloren zoon/dochter terugkeerde naar huis vanwege de liefhebbende vader. Laat het ons temeer aansporen om voor de vervolgde broeders en zusters te bidden, want ze merken het als er voor hun gebeden wordt zodat ze staande mogen blijven en volharden tot het einde.
Laten we onszelf beslist niet uit het oog verliezen. Want wij staan in een door en door geseculariseerde en gematerialiseerde wereld voor mogelijk nog veel meer verleidingen om Jezus dagelijks te verloochenen. Verloochenen is niet alleen daadwerkelijk zeggen: ik ken Hem niet of de vrijheid verkiezen boven de marteling en gevangenschap, et cetera. We verloochenen Jezus door niet uit te komen voor je geloof, door gedrag wat niet bij Jezus past, door je geloof te verbergen op school/werk, door te buigen voor het materialisme, egoïsme en succes van deze wereld waarin alles draait om het eigen ik, door je bekering uit te stellen, door het niet verheerlijken van de Drie-enige God, door... Laten we de hand in eigen boezem steken en dagelijks bidden:
Doorgrond m', en ken mijn hart, o HEER;
Is 't geen ik denk niet tot Uw eer?
Beproef m', en zie, of mijn gemoed
Iets kwaads, iets onbehoorlijks voed';
En doe mij toch met vaste schreden
Den weg ter zaligheid betreden.
Ik durf niet naar de ander te kijken, ik kijk alleen op naar God van wie ik een heilrijk lot verwacht. Hem openlijk te belijden terwijl ik zo vaak struikel en Hem verloochen met woorden en daden, nochtans is en blijft Hij de Amen, de getrouwe en waarachtige, die Zijn eenmaal begonnen werk volbrengt.
Hem zij de lof, de dank en de aanbidding.
Hartelijke groet, in verbondenheid aan Hem,
Ds. E. Gouda
Dit artikel is beantwoord door
Ds. E. Gouda
- Geboortedatum:25-12-1968
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Nieuw-Lekkerland
- Status:Actief