Jezus' lichaam heeft geen verderving gezien
Ds. J. Belder | Geen reacties | 14-10-2024| 12:49
Vraag
De straf op onze zonde in het Paradijs was: “Ten dage als gij daarvan eet, zult ge de dood sterven” (Genesis 2:17) maar ook: “Stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren” (Genesis 3:19). Dat is dood en graf. Hoe moet ik zien dat Christus voor alle gelovigen wel de dood heeft tenietgedaan (1 Korinthe 15: 26) maar dat Zijn Lichaam geen verderving heeft gezien (Handelingen 2:31), hoewel dit toch ook de straf op de zonde was?
Antwoord
Beste vraagsteller,
Christus is echt gestorven. Daarover is het Evangelie duidelijk. Denk aan de soldaat op Golgotha, die met zijn speer het overtuigende bewijs daarvan leverde (Johannes 19: 34). Dat het loon op de zonde bitter is, ook daarover geen twijfel. God handhaaft Zijn recht en waarheid. Hoe zou het dan toch met ons moeten gaan als Christus niet de dood plaatsvervangend gestorven was? Onze dood dus. Terwijl wij daarin passief zijn, is Hij actief. Zijn sterven is daad. Geen lot en zeker geen noodlot. Het is gehoorzaamheid aan de Vader. Hij boog onder de toorn van God. Nog altijd en steeds plaatsvervangend! Hij doet wat moet, wil er voor mensen genade zijn, toekomst en perspectief.
Ondertussen schrikt Hij terug voor wat de consequentie van de zonde is. “Vader, indien het mogelijk is, dat deze drinkbeker Mij voorbijgaat”, zo horen wij Hem bidden in de Hof van Getsémané. De dood van de zondaar is de strafmaat. Huiveringwekkend als we ons realiseren wat dat is en inhoudt. Nog meer als we bedenken dat wij de deur voor de dood hebben opengezet. En de dood is het einde nog niet. We lezen in Handelingen 2: 24 van “smarten des doods”. De dood verbreekt banden, snijdt verbindingen door en los. De dood is geen bevrijder. Integendeel, althans voor zover we buiten Christus leven en sterven. Dan wacht na het sterven Gods oordeel. Wij leven onder het vonnis van “uitstel van executie”, overigens ook genadetijd!
In de voltooiing van het stervensproces worden ziel en lichaam gescheiden. Dat gebeurde ook bij Christus. Waarheen gaat onze ziel? De Heere gaf haar in Gods handen. En dan sterft Hij. Zijn werk is volbracht. Hij kán sterven. De Vader is tevreden. Zondaren kunnen behouden worden op grond van recht en gerechtigheid. Vanwege de Plaatsvervanger. “Bent u met dit Lam tevreden”, vroeg ooit Dr. Kohlbrugge. “Zo ja, dan is God met u tevreden.”
Voor wie bedenkt dat Christus met de Vader en de Heilige Geest één enig God is, dat Hij eenswezens is met de Vader en de Geest (Kort Begrip, 24), voor die duizelt het hier. God vernedert Zich. En hoe?
Hoe betekenisvol dat sterven van Christus. Op dat moment raakt de dood zijn prikkel kwijt. Christus is triomfator, maar nu komt het graf nog. Hij smaakt de dood (Hebreeën 2:9). Hem is niets bespaard gebleven. Als Hij op Patmos aan Johannes verschijnt, die áls dood aan Jezus’ voeten valt, zegt Hij: “Vrees niet, Ik ben dood geweest en zie: Ik ben levend tot in alle eeuwigheid” (Openbaring 1: 18). Letterlijk: “Ik ben een lijk (nekros) geweest”. Wat we daaronder moeten verstaan, behoeft geen nadere uitleg. Maar dan is het lijden voor Christus voorbij, de vernedering echter nog niet. Het graf strekt ons immers niet tot eer. En toch… In zijn Pinksterpreek (Handelingen 2: 31) horen we Petrus zeggen dat Christus’ lichaam geen verderving, ofwel ontbinding heeft gekend, al de tijd dat Hij in het graf lag. Hoe kan dat? Dit raakt het geheim, het mysterie van de Godheid die nooit van Hem gescheiden was. Dus ook niet in het graf. Overigens delen niet alle exegeten de mening dat Christus’ lichaam in het graf geen ontbinding heeft gekend, zo de gereformeerde dr. F. W. Grosheide in 1942. Hij en anderen beroepen zich o.a. op wat Paulus zegt in Handelingen 13:34 dat het lichaam van Christus ”niet meer tot verderving zal (terug)keren.”
Over de exacte vertaling van Psalm 16: 10 verschillen de meningen. Feit is dat Zijn lichaam bleef bestaan en dat God het op de derde dag heeft opgewekt. Genoemd Psalmcitaat krijgt niettemin in Christus een profetische lading. Hoe het ook zij: de Vader was voldaan en heeft Zijn Kind opgewekt. Hij is weliswaar het graf ingegaan, maar niet tot stof geworden, al vreesden zijn volgelingen daar wel voor. Waarom anders Hem balsemen?
Tot slot nog een bemoedigend citaat van Spurgeon aan het adres van Gods kinderen. “Sterven móeten zij, maar uit de dood verrijzen zúllen zij. En ofschoon zij wél verderving zullen zien, zullen zij toch opstaan ten eeuwigen leven. De opstanding van Christus is de oorzaak, het onderpand, de waarborg.”
Naar ik hoop is je vraag naar tevredenheid beantwoord.
Hartelijke groet,
Ds. J. Belder
Dit artikel is beantwoord door
Ds. J. Belder
- Geboortedatum:14-01-1955
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Harskamp
- Status:Actief