Karakter prediking rond voorbereiding avondmaal
Ds. P. Molenaar | Geen reacties | 01-10-2001| 00:00
Vraag
Vraag met betrekking tot het karakter van de prediking rond de voorbereiding van het heilig avondmaal. Jezus gaf ons de eenvoudige opdracht "doe dat tot Mijn gedachtenis...”. Echter het karakter van de prediking draait steeds meer om allerlei zaken die een mens moet voelen en meemaken alvorens hij of zij aan het heilig avondmaal kan gaan. En dan als men aan het heilig avondmaal mag gaan, dat men dan daardoor in het geloof versterkt mag worden. D.w.z. Het draait volledig om de mens die aan het heilig avondmaal gaat, de mens die gaat voldoet aan allerlei voorwaarden en als dan zal hij worden versterkt.
Ik zeg het misschien vrij pittig, maar ten diepste komt de prediking met veel omhaal van woorden hier op neer. Terwijl de opdracht is: "Doe dat tot Mijn gedachtenis", d.w.z. Getuig van MIJ... Getuig elke keer als er heilig avondmaal is dat Christus jouw verlosser is; dat hij voor jou geleden heeft. Met daarbij de keerzijde voor de mensen die niet aangaan dat zij daarmee aangeven niet te willen getuigen van Christus.
Mijn vraag is, zou het karakter van de prediking rondom het heilig avondmaal niet veel meer moeten draaien om "Doe dat tot Mijn gedachtenis" dus om Christus i.p.v. van wat wij mensen beleven of voelen?
Antwoord
Inderdaad kunnen we er heel wat vragen rondom het Heilig Avondmaal zijn. We weten dat de drie stukken ellende-verlossing-dankbaarheid altijd een plaats dienen te hebben in de voorbereidingspreek met het oog op het Heilig Avondmaal. Er is vaak een verkeerde visie op de beleving van de zonde en de schuld.
Vaak wordt die beleving gezien als een voorwaarde om aan te gaan. Daarbij is het gevaar groot dat we als een farizeeër in tollenaargewaad aangaan. Ik heb wel eens mensen horen zeggen: "Ik weet tenminste van schuld". Echter die schuld was meer een etalage om de eigen rechtzinnigheid te etaleren. Een voorwaardelijke prediking is gevaarlijk, omdat er voorwaarden in de mens worden gelegd, die een monnikenvroomheid bevorderen, waardoor de mens alleen centraal komt te staan. Pastoraal zullen we er altijd op moeten wijzen dat Christus het meest de schuld doorleefd heeft. Als we zelf onze schuld echt, naar wat we verdiend hadden, zouden moeten doorleven, dan zouden we geen ogenblik meer kunnen leven.
Daarom zou ik de zondekennis vooral willen prediken in het licht van Christus' werk, Die de schuld het diepst doordragen heeft. Nooit heeft er een zo diep gebogen onder de schuld als Christus Zelf. De schat, die gepredikt wordt in het Woord en in de sacramenten is de vergeving der zonde en het eeuwige leven. Nu zullen we moeten oppassen om allerlei voorwaarden te stellen. Wie tot Christus komt in een rechte weg, zal niets meer van zichzelf overhouden, dan alleen zonden. De diepte van de doorleving moeten wij maar niet vaststellen, dan vervallen we tot de boeteleer van de roomse kerk. Er is echter wel een evangelische boetvaardigheid, zoals Luther zei, dat “het hele leven van een christen bestaat uit het doen van boete.
Er is eigenlijk maar én kenmerk van geloof en dat is Christus. Het leven is mij Christus en het sterven is mij gewin, Filippenzen 1:21. Daarom is er ook het sterven aan zich zelf. Wij worden almaar minder, opdat de Heere meer wordt in ons leven. Dan wordt het ook heel duidelijk: "Niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij". We zeggen heel vaak dat de wegen van Gods kinderen verschillend zijn, maar de kruispunten zijn gelijk. Het gaat altijd om de ontmoeting van een rijke Christus met een zondaar. Daarbij zal bij de een het toe-eigenen wat makkelijker liggen dan bij de ander. Daarom moeten we bij de avondmaalsvoorbereiding, altijd het werk van Christus heel ruim voorstellen. Toen de verloren zoon thuis kwam bij de vader, had hij het vaste voornemen om zijn schuld te blijden, maar voordat er een schuldbelijdenis over zijn lippen kwam, viel hij al in de armen van de vader, Lukas 15. Daarom kan er niet sprake zijn van een voorwaarde in de mens. De schuld moet juist brengen tot Christus.
Wat de prediking betreft, die moet inderdaad bijbels zijn. Als het gaat om de gedachtenis gaat, dan gaat het inderdaad heel duidelijk om de gedachtenis aan Christus' werk. Dus moeten we ook veel meer het werk van Christus centraal stellen in de prediking. Om die levende ontmoeting met Hem gaat het. Inderdaad mag er iets uitgaan van de Avondmaalstafel. Wel zal er daarbij een uitstraling mogen zijn van het geloof, dat de Heere gaf aan Zijn kinderen. De een zal hierbij meer mogen kunnen getuigen dan de ander. Dat hangt ook heel duidelijk samen met de gaven die iemand heeft ontvangen.
Verder zou ik willen zeggen dat de prediking van de drie stukken ook heel goed kan samen gaan met 1 Korinthe 13: geloof, hoop en liefde. Wanneer de uitroep in Handelingen 9 gehoord wordt: "Wat wilt Gij, dat ik doen zal?", dan zit daar het 'wat' van de ellende , het 'Gij' van de verlossingen en 'doen zal' van de dankbaarheid al in of 'Gij' van het geloof., 'Gij' van de 'hoop' en 'doen zal' van de liefde. Je ziet dat deze stukken van het geloof veelkleurig met elkaar samenlopen. Zo krijgt de prediking ook brede contouren in de gedachtenis aan het H. Avondmaal en zie je een evenwicht tussen heilsfeiten en heilsorde, zoals we dat wel in de kerkgeschiedenis noemen.
Dit artikel is beantwoord door
Ds. P. Molenaar
- Geboortedatum:22-05-1945
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Lunteren
- Status:Actief