God zegenen
G. Slurink | Geen reacties | 29-07-2024| 15:55
Vraag
Wij stuitten op het lied van Christian Verwoerd “U bent mijn God”, naar aanleiding van Psalm 63A. Wij waren dit uit interesse met de Schrift aan het vergelijken en ontdekten toen dat hij zingt: “Ik zegen U mijn leven lang…” Daarna lazen wij een uitleg van iemand die schreef dat als je zegt dat je God zegent, dan zeg je eigenlijk dat je God lief hebt. Maar hoe zit dit eigenlijk? Kun je God zegenen? De mindere wordt toch door de meerdere gezegend? Zie Hebreeën 7:7. Een vraag voor de heer G. Slurink, even los van de kwestie of wij achter opwekking en de muziek van Christian Verwoerd kunnen staan...
De zorgverzekeringen van Care4Life
Waarom overstappen naar de Care4Life zorgverzekering? Lees hier over onze principiële uitsluitingen.
U bent al verzekerd vanaf € 149,10 per maand.
Antwoord
Beste vraagsteller,
Ik denk dat het in uw vraag in feite draait om wat de betekenis van het woord : zegenen” is en dan met name wat er in de Bijbel meer bedoeld wordt. Wat mensen verstaan onder zegenen is niet altijd helemaal hetzelfde als wat de Bijbel ermee bedoelt. Tijdens mijn heroriëntatie op dit onderwerp trof het mij weer hoeveel rijkdom er hier in verborgen zit en hoeveel het zegt over Gods karakter. De kern van Gods zegen is dat God met ons is. We zien dat heel sterk bijvoorbeeld bij Abraham maar ook bij anderen en we zien het ook weer bij het volk Israël. Gods zegen houdt in dat Hij belooft met hen te zijn. We zien dit ook in de zegenbede van Numeri 6:24-26 die de meesten van ons waarschijnlijk elke zondag in de kerk horen. Een zegening is niet, om het zo maar te zeggen, iets dat God langs brengt en afgeeft en dan weer verder gaat. Nee, de kern is de relatie die God met ons wil aangaan, door de Heere Jezus. De rest komt daar uit voort. Als we vragen om zegen, dan vragen we of God met ons wil zijn en van daaruit wil zorgen en wil schenken wat we nodig hebben.
Er zijn dus twee partijen: de behoeftige (dat zijn wij) en Degene die de behoeftige kan voorzien met wat deze nodig heeft (dat is God). De zegen kan alleen komen van God. Gods zegen kan direct tot een mens komen, maar ook via een tussenpersoon, bijvoorbeeld een priester (of een ambtsdrager) die deze zegen kan doorgeven. Een mens kan uit zichzelf niet zegenen. Ook Melchizedek kon dat niet, hij kon het alleen doorgeven met de woorden: “Gezegend zij Abram door God, de Allerhoogste” (Genesis 14:19). Als Melchizedek Abraham zegent, dan is deze zegen ook niet afkomstig van Melchizedek zelf, maar iets dat hij doorgeeft als priester. Blijkbaar kon Melchizedek deze zegen wel doorgeven aan Abraham maar kon Abraham niet een dergelijke zegen doorgeven aan Melchizedek. En ook geeft Abraham tienden aan Melchizedek en niet andersom. Hebreeën 7 leidt hieruit af dat Melchizedek boven Abraham stond en dat ten gevolge daarvan Melchizedek als priester ook van een hogere orde moet zijn dan de priesters uit de stam van Levi die voortkwamen uit Abraham.
Nu denk ik niet dat Hebreeën 7 zozeer het punt wil maken dat alleen het meerdere het mindere kan zegenen. Waar het om gaat is dat het levitische priesterschap ontoereikend was en dat er een andere Priester moest komen, een Priester-Koning, naar de ordening van Melchizedek en niet naar de ordening van Aäron. David voorzag dit al in Psalm 110, mogelijk na het overdenken van Genesis 16 waarin de verzen 16-18 veel vraagtekens oproepen. Waarom staat dat daar vermeld? Wie is deze Melchizedek (koning der gerechtigheid), koning en priester van Salem, die ineens uit het niets verschijnt, Abraham zegent en vervolgens weer verdwijnt en waarover verder niets bekend is? Maar David begreep dat dit wees naar de Messias die komen zou, die hij zijn Heere noemt in Psalm 110 (vgl. ook Mattheüs 22: 41-46, Markus 12: 35-37 en Lukas 20: 41-44). In de Hebreeën brief wordt dit weer opgepakt in de hoofdstukken 5, 6 en 7 en wordt er uitgewerkt hoe de Heere Jezus op een soortgelijke wijze als Melchizedek een priester van een hogere orde is. Hij is de volmaakte Hogepriester die voor ons het hemelse Heilige der Heiligen is ingegaan, het voorhangsel heeft gescheurd en zo voor ons de weg heeft gebaand. Hij is de Hogepriester die wij nodig hadden: heilig, onschuldig, onbesmet, afgescheiden van de zondaars en boven de hemelen verheven, die het niet nodig heeft, zoals de levitische hogepriesters, elke dag eerst voor zijn eigen zonden slachtoffers te brengen en pas daarna voor die van het volk. Want dat heeft Hij voor eens en altijd gedaan, toen Hij Zichzelf offerde, want Hij was zowel de Hogepriester als het Offerlam. Daarom ligt de weg naar het hemelse Heilige de Heiligen nu open voor ons.
Maar hoe zit het dan met teksten zoals “Gezegend is de HEERE, de God van Sem” (Genesis 9:26). ”Gezegend zij de HEERE, de God van Israël, Die u op deze dag mij tegemoet gezonden heeft” (1 Samuël 25: 32). “Gezegend zij de HEERE, Die het voor mij opgenomen heeft” (1 Samuël 25:39). “Gezegend zij de HEERE, mijn Rotssteen” (Psalm 144:1) en bijvoorbeeld ook “Gezegend zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, Die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegen in de hemelse gewesten in Christus” (Efeze 1:3) en verdere teksten van gelijke strekking. En ook Melchizedek zegt in Genesis 14:26 (Statenvertaling) tegen Abraham “Gezegend zij de allerhoogste God, Die uw vijanden in uw hand geleverd heeft.”
Merk allereerst op dat er nergens staat: “ik zegen de HEERE...” of iets van dien aard. De formulering is altijd “Gezegend zij de HEERE...” of iets in die trant. De onderliggende woorden in het Hebreeuws en het Grieks zijn “barach” en “eulogia”. Deze worden in ruim 70 procent van de gevallen vertaald met zegenen en in de andere gevallen meestal met loven of danken. De SV en de HSV verschillen hier een beetje. De HSV gebruikt vaker “loven” waar de SV “zegenen” gebruikt. Bijvoorbeeld in 1 Koningen 5: 7 vertaalt de SV met “Gezegend zij de HEERE heden, Die David een wijze zoon gegeven heeft over dit grote volk.” Terwijl de HSV vertaalt met “Geloofd zij heden de HEERE, Die David een wijze zoon gegeven heeft om over dit grote volk te regeren.” En hetzelfde zien we in Psalm 144:1 waar de SV vertaald met “Gezegend zij de HEERE, mijn Rotssteen.” Terwijl de HSV vertaalt met “Geloofd zij de HEERE, mijn rots.”
Het woord zegenen in de Bijbel is dan ook een rijk woord, met veel lagen en nuances, en de onderliggende woorden komen meer dan 400 keer voor. Het Griekse woord is eulogia, wat een samenstelling is van eu (goed) en logos (woord), dus letterlijk “goed woord”. Het heeft dan ook veel met goedkeuring te maken. In de ene vorm wordt het vooral met zegenen vertaald en in een andere vorm vooral met loven. Het spreekt vanzelf dat wanneer God dit doet naar de mens toe dit van een heel andere orde is dan wanneer een mens dat doet naar God toe. Het Hebreeuwse woord “barach” heeft een soortgelijke betekenis. Wanneer een mens dat doet heeft het meestal de betekenis van loven en dankzeggen in aanbidding.
Het Hebreeuws heeft ook nog andere woorden zoals shabach, halal en andere en het Grieks heeft nog onder andere doxazoo, welke alle vaak vertaald worden met prijzen, loven, danken, aanbidden en dergelijke. De vraag is dan natuurlijk waarom de Bijbelse schrijvers voor het woord barach hebben gekozen in plaats van bijvoorbeeld shabach of halal, maar op die vraag heb ik nog geen antwoord. In Psalm 63 staan zelfs beide: “4b. daarom zullen mijn lippen U prijzen (shabach). 5a. Zo zal ik U loven (barach) in mijn leven” (merk op dat veel vertalers hier het woord barach vertalen met loven). De Engelsen gebruiken in alle gevallen “bless” , wat zowel zegenen als loven kan betekenen.
Wat mogelijk een rol kan spelen is dat het jodendom vanouds een zogenaamde beracha kent (afgeleid van het woord barach), wat een zegening of zegenwens kan zijn maar ook een lofzegging of dankzegging in een gebed. De bedoeling daarvan is om God te erkennen als de bron van alle zegeningen. Sommigen zijn van mening dat je verzen als “Gezegend is de Heere” als een beracha moet zien. En sommigen zijn ook van mening dat je bijvoorbeeld Efeze 1:3 maar ook bijvoorbeeld Lukas 1:68, 2 Korinthe 1:3 en 1 Petrus 1:3 als een soort van beracha moet zien. Een soort van lofzegging van aanbidding dus. Hier zien we dus dat in deze gevallen zegenen, loven, danken en aanbidden samen opgaan en zich vermengen.
Ik heb ook nog even Christian zelf gevraagd waarom hij hier voor het woord zegen heeft gekozen en hij antwoordde dat dat is omdat dit naar zijn mening letterlijk zo in de grondtekst staat (en het is inderdaad zo dat hier het woord barach staat, alhoewel dat hier toch meestal vertaald wordt met loven) en ook omdat hij hiermee een soort van nadenkertje wilde geven. Hij greep ook terug op de beracha’s uit het jodendom. De inhoud van dit zegenen ziet hij hier als een “goed spreken van”, dus je kan deze zin lezen als “Ik wil goed van U spreken mijn leven lang.”
Zegenen in de Bijbel kan dus meerdere betekenissen hebben en vanuit de vele verzen waarin het gebruikt wordt in Bijbel zou er nog veel meer over te zeggen zijn. Maar in ieder geval is er een duidelijk verschil tussen wanneer de zegen van God afkomstig is, al dan niet via een priester of ander tussenpersoon en wanneer deze van een mens afkomstig is. En dan is er ook verschil tussen wanneer het van een mens afkomstig is en gericht is op God of wanneer het van een mens afkomstig is en gericht tot een andere mens. Het verbindende element is het “goede woorden spreken”, maar het mag duidelijk zijn dat wanneer deze van God afkomstig zijn dit van een hele andere orde is dan wanneer deze van een mens afkomstig zijn. Het woord zegenen reduceren tot “goede woorden spreken” doet geen recht aan het Bijbelse begrip, het omvat veel meer dan dat.
Alec Motyer, een bijbelleraar die zeer thuis was in het Bijbelse Hebreeuws, schrijft in “Psalms by the Day” dat je het “gezegend zij” (barach) van een mens naar God toe, zoals we dat in de grondtekst wel tegenkomen, kunt zien als het Hem toeschrijven wat Hem toebehoort, namelijk Zijn heerlijkheid en voortreffelijkheid, om Hem daarvoor in aanbidding te loven en te danken.
Ik ben zelf geen voorstander van het woord zegen of zegenen te snel te gebruiken. Het kan snel devalueren en Bijbelse inhoud verliezen. Ik moet dan denken aan hoe Jacob de zegen ontsteelt aan Ezau en Jakob blijkbaar deze zegen niet alsnog aan Ezau kan geven (Genesis 27). Dat geeft aan dat het niet zomaar wat goed bedoelde woorden zijn. En als het gaat over loven en danken dan zijn deze woorden duidelijker. In zo’n geval het brengt het woord zegenen geen meerwaarde lijkt mij, zeker niet in het Nederlandse taalgebruik, eerder verwarring.
Ik hoop dat dit de vraag een beetje beantwoordt.
Een hartelijke groet,
Gerard Slurink
Dit artikel is beantwoord door
G. Slurink
- Geboortedatum:12-02-1963
- Kerkelijke gezindte:Reformatorisch
- Woon/standplaats:Lahti, Finland
- Status:Actief
Bijzonderheden:
*Voormalig popmuzikant