Zoeken naar zekerheid van geloof
Ds. B.M. Meuleman | Geen reacties | 22-07-2024| 16:39
Vraag
Ik heb al verschillende antwoorden hierover gelezen, maar nog niet één geeft het duidelijke antwoord waar ik naar op zoek ben. Mijn vraag gaat over Mattheus 7: 21-23: "Niet ieder die tegen Mij zegt: Heere, Heere, zal binnengaan in het Koninkrijk der hemelen, maar wie de wil doet van Mijn Vader, Die in de hemelen is. Velen zullen op die dag tegen Mij zeggen: Heere, Heere, hebben wij niet in Uw Naam geprofeteerd, en in Uw Naam demonen uitgedreven, en in Uw Naam veel krachten gedaan? Dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; ga weg van Mij, u die de wetteloosheid werkt!"
Deze tekst kan me ontzettend naar de keel grijpen. Ik probeer te zoeken naar God, naar de zekerheid om te kunnen weten dat Jezus ook zeker voor mijn zonden is gestorven. Ik weet dat God gewillig is, dat het niet afhankelijk is van mijn geloofszekerheid, en dat Jezus' offer groot genoeg is voor de zonden van alle mensen, maar toch durf ik niet te zeggen dat ik ook bij Gods kinderen hoor. Het gaat met ups en downs, de ene keer veel zekerder dan de andere keer. Een afkomst/opvoeding uit de 'zwaardere' kerken van het spectrum helpen daarbij niet. De uitverkiezing en alle bijbehorende gedachtes komen snel bovendrijven: wie ben ik wel niet dat God mij zou hebben uitverkoren? En: zou een echt kind van God zich niet heel anders gedragen dan ik doe?
En dan ineens weer Mattheus 7. Jezus zelf waarschuwt hier dat er mensen zullen zijn die Zijn Naam zeggen, maar waarvan Jezus moet zeggen dat Hij ze nooit heeft gekend. Hij geeft ook het antwoord (als ik het goed begrijp) over wie dit gaat, namelijk mensen die de wetteloosheid werken. Maar doet niet iedereen dat? Wat bedoelt Jezus hiermee? Wetteloosheid werken/zondigen. Ook kinderen van God doen dit (helaas) toch? Johannes schrijft in 1 Johannes 1:8-10 dat het zelfs fout is om te zeggen en te denken dat wij geen zonden doen. Helaas doen ook de 'heiligen' dus nog zonde. Wat wordt er dan bedoelt met “u die de wetteloosheid werkt”? En hoe kan ik zeker weten dat Jezus niet ooit tegen mij zegt: "Ga weg van mij, Ik heb u nooit gekend?" Een vraag aan een HHK-dominee...
Antwoord
Beste vraagsteller,
Er is niets zekerder dan dat Jezus je van harte ontvangt en aanneemt als kind van God wanneer je tot Hem komt. Dat is het eerste dat ik graag wil zeggen als antwoord op je vraag waaruit een diepe worsteling spreekt wanneer het gaat om het zoeken naar de zekerheid van het geloof. Hij belooft het Zelf in Zijn Woord: “Wie tot Mij komt, zal ik beslist niet uitwerpen.” De hele Bijbel staat vol beloften die vooral één ding duidelijk maken: wie op Jezus vertrouwt, komt op geen enkele manier beschaamd uit. Het is de kern, het wezen van het Evangelie dat Jezus zonder enige voorwaarde en van harte iedere zondaar ontvangt, hem al zijn schuld vergeeft en voor eeuwig zalig maakt die tot Hem komt en zichzelf in Zijn handen geeft.
Het is zelfs Zijn gebod dat je in Hem gelooft, op Hem vertrouwt en je door Hem laat zalig maken. Hij wil niets liever dan je volkomen Zaligmaker zijn en verlangt er hevig naar dat je je schuldige ziel aan Hem overgeeft. Zijn liefde voor jou is zo groot dat Hij Zich zelfs overgaf tot in de dood om je voor eeuwig zalig te maken.
Om deze grote liefde voor jou nog duidelijker te maken heeft Hij Zijn liefde bevestigt met het teken en zegel van de Heilige Doop. Gezien de inhoud van je vraag ga ik er althans van uit dat je gedoopt bent. Dat betekent dat God een eeuwig verbond der genade met je heeft gesloten en daarom mag je er niet aan twijfelen dat God je in genade aan wil en zal nemen. Vanaf het prilste begin maakt Hij Zich aan je bekend als je God en Vader in Zijn Zoon Jezus Christus. Er is dus geen enkele reden om te twijfelen aan Gods eeuwige vaderliefde in Jezus voor jou. Zeg maar eenvoudig ‘amen’ op Gods Evangelie en belofte, want je hebt een God Die niet liegen kan. Op grond van het Evangelie, op grond van al Gods beloften, bevestigd en bezegeld in je doopbelofte, mag je volkomen zeker zijn van je zaligheid.
Ondertussen proberen allerlei krachten je geloof in Christus te ondermijnen. Je hebt te maken met je zondige hart dat maar niet wil geloven en zich niet wil onderwerpen aan Christus’ Evangelie van vrije, onvoorwaardelijke genade. Je hebt te maken met de duivel die je steeds influistert dat je te slecht bent om door Jezus te worden aangenomen. En ja, hij misbruikt ook teksten uit Gods eigen Woord om je vooral bij Jezus vandaan te houden en je in onzekerheid te brengen. De leer van de uitverkiezing, hoe Schriftuurlijk ook, is al vaak door de duivel misbruikt om mensen in het donker te houden en hen hun vreugde in Christus te ontnemen. En dat kan hij ook doen met de tekstwoorden die jij noemt uit Mattheus 7, met name vers 23: “Ik heb u nooit gekend; ga weg van Mij, u die de wetteloosheid werkt!”
Let erop dat Jezus hier Psalm 6:9 citeert: “Ga weg van mij, u allen die onrecht bedrijft, want de HEERE heeft mijn luide geween gehoord.” Het is David, de man naar Gods hart, die zich benauwd voelt en vervolgd wordt door zijn vijanden. Maar hij weet dat zijn vijanden onrecht bedrijven. David wordt vals beschuldigd, bespot en vervolgd en daarbij doet hij een beroep op de Heere Die hem kent en beschermt. De Heere verlost David, niet omdat David nooit zou zondigen. We kennen immers zijn levensverhaal. Dat David de man is naar Gods hart zegt meer over Gods hart dan dat van David. Maar David weet: elke keer wanneer ik God mijn zonden belijd, vergeeft Hij mij. Hij neemt al mijn overtredingen weg. Daarom keert David telkens terug tot God om zijn zonden te belijden, ook al kan dat soms (helaas!) langere tijd duren. Maar David komt uiteindelijk wel want hij kan niet zonder zijn God.
Mattheus 7:23 heeft dus enerzijds alles te maken met David die vervolgd wordt door zijn vijanden. Omdat zij vijanden van God zijn, zijn ze ook vijanden van David. Zij werken wetteloosheid, ongerechtigheid wat betekent dat zij in een vijandige houding tot God en Zijn gezalfde, David, staan. Zij willen van God en Zijn dienst niet weten. Zij leven openlijk in de zonde, in een houding van rebellie en opstand tegen de Heere. Zij staan David naar het leven en zijn uit op zijn kroon. Jouw hele vraagstelling daarentegen ademt juist een verlangen naar God, naar zekerheid, naar het willen zijn van Gods kind. Je leeft niet in openlijke opstand tegen God als Zijn zelfverklaarde vijand. Integendeel. Daarom is de tekst uit Mattheus 7 in het geheel niet op jou van toepassing. En dat des te meer niet, wanneer we zien in welk verband Jezus de woorden van David citeert.
Vanaf vers 15 spreekt Jezus over valse profeten. Zij komen in schapenvacht naar u toe, zegt Hij, maar van binnen zijn zij roofzuchtige wolven. Zij doen wonderen en tekenen in de Naam van Jezus maar in werkelijkheid kennen zij Hem niet. Zij denken op de dag van Gods oordeel dat zij iets bijzonders hebben gepresteerd. Immers, zij hebben toch in Jezus’ Naam geprofeteerd, demonen uitgedreven en veel krachten gedaan? Maar Jezus noemt deze valse profeten werkers der ongerechtigheid. Zij hadden vele geestesgaven, maar die zijn geen bewijs van echt en waar geloof. Je kunt in Jezus’ Naam wonderen verrichtten zonder Jezus echt te kennen. Jezus gebruikt hier een formulering die door de rabbi’s wordt gebruikt: “Ik heb u nooit gekend.” Deze woorden spreken ze uit wanneer ze iemand in de ban doen. Met deze formulering sluit Jezus op de jongste dag openlijk de valse profeten uit van Zijn Koninkrijk.
Wanneer je zo deze woorden van Mattheus 7:23 in hun verband ziet, begrijp je wel dat deze niet voor jou gelden. Je bent geen valse profeet die in Jezus’ Naam wonderen verricht en zich beroept op bijzondere geestesgaven. In dat verband moet je ook vers 21 lezen waar het gaat over mensen die wel Jezus ‘Heere’ noemen maar in de praktijk van hun leven niet Zijn wil doen. Het zijn de valse profeten die zich ten onrechte beroepen op het gezag en de kracht van Jezus als Heere. Zij werken wetteloosheid.
De valse profeten in Mattheus 7 of de vijanden van God in Psalm 6 zijn daarom niet te vergelijken met Gods kinderen die, net als David, weliswaar zondigen maar wel Gods kind zijn. Zij verlangen ernaar om zonder zonde te leven. Zij strijden tegen de zonde. Zij zoeken Gods wil te doen. Ze weten dat ze dagelijks vergeving nodig hebben voor hun zonden en dat alleen Jezus’ bloed hen reinigen kan. Ze weten dat alleen Hij hen volkomen zalig kan maken. Het beginsel van hun leven, hun levenshouding, de wortel van hun leven is daarom een heel andere dan die van Gods vijanden waaronder de valse profeten.
Daarmee kom ik terug op waar ik mijn antwoord mee begon. Jezus wil je van harte ontvangen, hoe zwart en vuil je ook bent door de zonde. Hoe vaak je ook in zonde bent gevallen en hoeveel je geloof ook tekort schiet. Het doopformulier zegt het heel mooi: “En als wij somtijds uit zwakheid in zonden vallen, zo moeten wij aan Gods genade niet vertwijfelen, noch in de zonde blijven liggen, overmits de Doop een zegel en ontwijfelbaar getuigenis is, dat wij een eeuwig verbond der genade met God hebben.”
Je wilt graag geloofszekerheid. En ja, wanneer je wandelt door het geloof in Jezus ontvang je een heerlijke zekerheid en een diepe vrede. Je ontvangt een heerlijke vreugde omdat je met Jezus wandelt. Maar dat betekent niet dat je geloof nooit wordt aangevochten. Het betekent ook niet dat je jezelf op moet werken tot een soort gevoel van: nu heb ik voldoende geloof. Nu leef ik dicht genoeg bij Jezus. Nu is mijn vertrouwen groot genoeg. De zekerheid van het geloof is niet in de eerste plaats een gevoelszaak. Het is in de eerste plaats het geloof dat Gods beloften betrouwbaar zijn en dat Jezus een volkomen Zaligmaker is voor een ieder die tot Hem komt. Dat gaat maar al te vaak tegen ons zondige en twijfelende gevoel in. Maar dat maakt de zaak van God en Zijn belofte niet minder waar. De zaligheid van je ziel is niet waar omdat je dit zo voelt of omdat je jezelf hebt opgewerkt tot een soort gevoel van geloofszekerheid. De zaligheid van je ziel staat onwrikbaar vast in Christus. Het gaat er niet om dat je een groot geloof hebt maar dat je een grote Zaligmaker hebt. Woord en sacrament getuigen daarvan. Laten de verkondiging van Gods Woord en de sacramenten van Doop en Avondmaal je steeds meer en steeds weer leiden tot Hem Die niet liegen kan. Zoek de zaligheid buiten jezelf in Christus Jezus. Hij heeft nog nooit iemand afgewezen die, al is het ook strompelend en kreupel, tot Hem kwam en dat zal Hij ook nooit doen.
Hartelijke groet,
Ds. B. M. Meuleman
Dit artikel is beantwoord door
Ds. B.M. Meuleman
- Geboortedatum:20-05-1972
- Kerkelijke gezindte:Hersteld Hervormd
- Woon/standplaats:Hoogeveen
- Status:Actief