Engel van de Heere
prof. dr. M.J. Paul | Geen reacties | 16-07-2024| 11:30
Vraag
Ik ben Genesis weer eens aan het lezen. Wat mij opvalt is dat vanaf hoofdstuk 12 tot en met 15 de Heere verschillende keren aan Abram verschijnt en tot hem spreekt. In hoofdstuk 16 gaat het over Hagar. Dan spreekt niet de Heere Zelf tot haar maar de Engel van de Heere. Vanwaar dit verschil? Is dit te verklaren?
Antwoord
Beste vraagsteller,
Je signaleert terecht het genoemde verschil. We kunnen het Bijbelgedeelte echter nog uitbreiden: in heel Genesis 1-15 spreekt de Heere, namelijk tot Adam en Eva, Kaïn, Noach en anderen. In hoofdstuk 16 is de eerste keer sprake van een engel.
Het Hebreeuwse woord “mal’āk” betekent eigenlijk gezondene, boodschapper, gezant. Daarom staat er in de tekst vaak een verduidelijking bij: “boodschapper van God” of “boodschapper van de HEERE”, zodat wij weten dat een engel bedoeld is. De vertaling “engel van de Heere” is eigenlijk dubbelop.
Engelen van God verschijnen meestal alleen, maar ook wel met meer tegelijk, zoals bij Lot in Sodom (Genesis 19). In Genesis 18 is God Zelf ook aanwezig, met twee engelen. Engelen kunnen in mensengedaante verschijnen, waardoor in het begin nog onduidelijk is wie zij zijn.
De engel vraagt Hagar naar haar situatie (16:8), verlangt gehoorzaamheid (vers 9) en geeft beloften voor de toekomst (vers 10-12). Ismaël zal een talrijk nageslacht ontvangen en als een wilde ezel zijn. Het eerste deel van de belofte klinkt als de belofte aan Abram (Genesis 12:2), maar het vervolg wijkt af (vgl. Genesis 12:3): het nageslacht van Ismaël zal geen zegen voor de andere volken zijn.
Hagar reageert op de woorden van de engel door God direct aan te spreken: “U bent de God Die naar mij omziet!” (vers 13). Ze maakt dus geen onderscheid tussen de engel en zijn Zender. De lezer krijgt als informatie: “Zij gaf de HEERE Die tot haar sprak.”
Deze vloeiende overgang betekent dat hier weinig of geen onderscheid gemaakt wordt tussen God en de engel. Dat heeft te maken met de manier waarop een bode in de oudheid functioneerde. In die tijd kon een bode in de ik-vorm en de directe rede de woorden van zijn meester overbrengen. In Genesis 44:10 spreekt een dienaar, maar gebruikt hij “mij” om Jozef aan te duiden. Mozes is in Deuteronomium 29:6 aan het woord, maar hij spreekt toch over “Ik, de HEERE.” In Richteren 11:12-13 laat Jefta de boden “ik” zeggen. In Genesis 22: 15-16 zweert de engel bij God en gebruikt daarbij “Ik”. Maar bij Manoach is er onderscheid (Richteren 13:16).
Dit overzichtje maakt duidelijk dat het moeilijk is om de Zender en de bode/engel te onderscheiden. Het is voor ons niet duidelijk waarom soms een engel genoemd wordt en andere keren niet.
Het valt misschien op dat ik in het bovenstaande het woord “engel” met een kleine beginletter schrijf, terwijl de Statenvertaling en de Herziene Statenvertaling “Engel” schrijven, zelfs met bepaald lidwoord: “de Engel”.
Letterlijk staat er: “boodschapper van de HEERE” (in de zogenaamde status constructus in het Hebreeuws), wat vaak opgevat wordt als “de engel/boodschapper van de HEERE.” We moeten echter beseffen dat zulke uitdrukkingen in onze taal vaak met het onbepaalde lidwoord worden weergegeven. Zo staat er in Genesis 14:13 “de vluchteling” terwijl wij “een vluchteling” vertalen; vergelijk ook “de roofvogels” in Genesis 15:11. We moeten constateren dat het gebruik van het bepaalde lidwoord in het Hebreeuws iets anders is dan bij ons. Wanneer we dit verschil in gebruik beseffen, is het mogelijk te vertalen met “een boodschapper van de HEERE”, dat wil zeggen “een engel”. Het is dus niet nodig aan een bepaalde engel te denken, wat gesuggereerd wordt door de vertaling “de Engel”. Doordat de engel soms spreekt namens God en andere keren identiek lijkt, hebben uitleggers in het verleden vaak gedacht dat een speciale engel bedoeld is, en is men ook gekomen tot de gelijkstelling met Christus als “de Engel des HEEREN.” Dit is op grond van onze vertalingen te begrijpen, maar uitgaande van het afwijkende gebruik van het lidwoord in het Hebreeuws en de kennis van de praktijken van de boden in de oudheid, lijkt mij die opvatting niet waarschijnlijk.
Jaren terug heb ik hierover een Engelstalig artikel geschreven.
Ongeacht hoe wij hierover denken, het is een wonder dat God tot mensen spreken wil!
Prof. dr. M. J. Paul
Dit artikel is beantwoord door
prof. dr. M.J. Paul
- Geboortedatum:13-03-1955
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Oegstgeest
- Status:Actief
Bijzonderheden:
-Eindredacteur Studiebijbel OT
-Senior docent Oude Testament (CHE)
-Deeltijd hoogleraar OT te Leuven (B)
-Directeur-bestuurder THGB
Bekijk ook: