Homoseksuele gerichtheid (niet) accepteren
Herman van Wijngaarden | Geen reacties | 11-07-2024| 13:55
Vraag
Ik heb twee vragen over homo-zijn. 1. Ik hoor vaak zeggen dat je wel homo mag zijn, maar het niet mag praktiseren. Want praktiseren is zonde. Maar als het zo is dat seksuele omgang tussen twee mannen of twee vrouwen zondig is, dan is het toch ook zonde als dergelijke seksuele omgang je voorkeur heeft? Hoe kan je dan zeggen dat je gerichtheid niet zondig is? Je bent immers gericht op het zondige!? Oftewel, mag ik die gerichtheid wel accepteren?
2. Christenen die een homoseksuele relatie afwijzen, krijgen nogal eens het verwijt dat zij homo’s hun ware identiteit niet gunnen. Onderscheid maken tussen de seksuele voorkeur en het praktiseren ervan kan niet volgens veel mensen. Homo-zijn is je identiteit. Ik lees die gedachte over homo-zijn als identiteit ook terug in het boek “Homo in de Biblebelt”. Nu mijn vraag: In hoeverre kun je zeggen dat je homo bént? Je seksuele voorkeur bepaalt toch niet je identiteit? Ik hoor nooit iemand zichzelf voorstellen als hetero…
De zorgverzekeringen van Care4Life
Waarom overstappen naar de Care4Life zorgverzekering? Lees hier over onze principiële uitsluitingen.
U bent al verzekerd vanaf € 149,10 per maand.
Antwoord
Beste vraagsteller,
Dat zijn twee heel goede en belangrijke vragen. Ik wil er achtereenvolgend op ingaan.
1. Bij het eerste wil ik zeggen dat homo-zijn niet hetzelfde is als ‘seksuele omgang willen’, net zoals hetero-zijn niet hetzelfde is als ‘seks willen’. Dat heeft te maken met het verschil tussen seksualiteit en seks. Seksualiteit is de lichamelijke aantrekkingskracht tot een persoon. Seks gaat een stap verder: dan heb of wil je seksuele gemeenschap met iemand. Als ik als homo een knappe man zie, heeft dat te maken met seksualiteit: ik voel me tot hem aangetrokken. Maar dat betekent (gelukkig) niet per se dat ik ook seks met hem wil. Voor hetero’s is dat niet anders. Als een hetero-man een knappe vrouw ziet, roept dat iets in hem op dat je seksuele gevoelens kunt noemen. Maar niet elk seksueel gevoel is een verlangen naar seks.
Een ander knap vinden, graag in zijn of haar omgeving zijn, kan te maken hebben met seksualiteit – op zich is daar niks mis mee. De vraag is wat je daarmee doet. Je kunt ervoor kiezen om erover te fantaseren hoe hij of zij in bed zou zijn. Jezus noemt dat “aanzien om te begeren”, waarvan Hij zegt dat dat zonde is (Mattheüs 5:28). Maar je kunt er ook voor kiezen om je gedachten onder controle te houden en het te laten bij “aanzien”, oftewel de constatering dat die persoon aantrekkelijk is.
Natuurlijk snap ik dat dit makkelijker gezegd dan gedaan is. Maar het is de opdracht van elke christen om ervoor te zorgen dat “aanzien” niet zomaar leidt tot “aanzien om te begeren.” Als iemand beweert dat homoseksuele gevoelens per definitie betekenen dat iemand seks wil met een ander van hetzelfde geslacht, zou het wel eens kunnen dat hij in zijn eigen omgang met seksualiteit niet geleerd heeft om het onderscheid te maken. Ik denk dat veel christen-hetero’s wat dat betreft een voorbeeld kunnen nemen aan christen-homo’s die het wél geleerd hebben: ik mag een man aanzien, maar ik mag hem niet aanzien om te begeren.
Hiermee beweer ik overigens niet dat er niks mis is met mijn homoseksuele gevoelens. Ze zijn tenslotte niet zoals God seksualiteit bedoeld had, of: ze dragen op een ingrijpende manier de gebrokenheid van de schepping in zich (zoals álle seksuele gevoelens dat trouwens op de één of andere manier doen). Maar gebrokenheid is niet hetzelfde als zonde. Nergens in de Bijbel lees ik dat je alleen maar perfecte gevoelens mag hebben. Ook mijn ‘gebroken’ homoseksuele gevoelens mogen er zijn. Ik moet ze wel onder de gehoorzaamheid aan Christus brengen, ik mag er niet mee doen wat ik soms zou willen. Dat láátste wordt in bijvoorbeeld Romeinen 1 verboden, niet dat ik op mannen val. Want nogmaals, dat ik op mannen val, betekent gelukkig niet per se dat ik seks met ze wil.
2. Ook je tweede vraag raakt aan iets waarover onder reformatorische christenen veel verschil van mening bestaat. Waar ze het in het algemeen over eens zijn, is dat iemands homoseksualiteit niet het belangrijkste is wat over zijn of haar identiteit gezegd kan worden. Vanuit dat principe zegt de één dat je jezelf dáárom geen homo mag noemen, terwijl de ander daar geen probleem in ziet. Ikzelf hoor bij de laatste groep. Als het relevant is (!) noem ik mijzelf homo – niet omdat het de kern van mijn identiteit is, maar omdat het wel onderdeel van mijn identiteit is. Ik ben in de eerste plaats christen, vervolgens ben ik onder andere broer, Nederlander, schrijver, anglofiel (liefhebber van Engeland) en… o ja, als je het echt wilt weten: ik ben ook homo. Eerlijk gezegd vind ik het een beetje flauw als mensen me dan in de schoenen schuiven dat ik mijn homo-zijn te belangrijk maak.
Ik herinner me een grappig voorval hierover. Ik sprak iemand die vond dat ik mezelf geen homo mocht noemen: “Je bent geen homo, je hebt alleen maar homoseksuele gevoelens.” Even later zei hij over zichzelf: “Ik ben dyslectisch.” Ik kon het niet laten om toen te zeggen: “Nee, je bent niet dyslectisch, je hebt last van dyslexie.” Ik bedoelde: als jij jezelf dyslectisch mag noemen, mag ik mezelf homo noemen.
Herman van Wijngaarden
Lees ook de vervolgvraag: 'Accepteren de gebrokenheid'
Dit artikel is beantwoord door
Herman van Wijngaarden
- Geboortedatum:06-02-1963
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Driebergen
- Status:Actief
Bijzonderheden:
- Mede-oprichter stichting Hart van homo’s
- Auteur van o.a. ”Oké, ik ben dus homo – over homoseksualiteit en het volgen van Jezus” en “Om het hart van homo’s – pastoraat aan homoseksuele jongeren” en "Leven als vrienden – een hoge vorm van liefde"
Bekijk ook: