Geen voornaam maar initialen bij dominee
Ds. M.F. van Binnendijk | 22 reacties | 19-06-2024| 15:44
Vraag
Wat is de redenen dat dominees en vaak ook andere ambtsdragers in reformatorische kerken niet bij de voornaam genoemd worden, maar dat alleen de initialen gebruikt worden? Zelf ben ik evangelisch en ik ben niet anders gewend dat wij iedereen, inclusief voorganger en het oudstenteam, bij de voornaam noemen. Volgens mijn oma mag een dominee écht niet bij zijn voornaam genoemd worden. Waarom niet? Omdat het niet hoort. Bijzonder vind ik het.
Waarom gebeurt dit in reformatorische kerken? Ik krijg bij mijn oma wel de indruk dat het voor extra afstand zorgt tot de dominee. Ze kijkt erg tegen hem op en ziet hem als iemand die haar optiek nog belangrijker is dan onze koning... Als ambtsdrager is dit toch juist helemaal niet wat je wilt bereiken in je gemeente, zou ik denken?
Antwoord
“Heeft de dominee ook een vóórnaam of is hij daarvoor te voornáám?”
Binnen de gereformeerde gezindte lijkt de tijd van voorletters en titels voorbij. Zeker in kranten, boeken en andere schriftelijke communicatie. Vandaag heet het Mark Rutte, Kees van der Staaij en Geert Wilders, alsof we bij hen in de klas gezeten hebben. Het NOS heeft m.i. de deur daarvoor opengezet, zo niet: ergens de toon gezet. Voorheen was het Ir. B. van der Vlies en met terugwerkende kracht heeft men het nu over Bas van der Vlies.
Het betekent niet dat je mensen die onder hun voornaam schrijven, in het publieke domein ook zomaar bij hun voornaam mag noemen of met je en jij worden aangesproken. In persoonlijke contact met onbekenden en binnen een gezagsrelatie gelden nog altijd de oude regels van meneer, mevrouw, dominee, u.
Er zijn mensen die zich tegenstander verklaren van deze ontwikkelingen en zien het gebruik van voornamen als afbrokkelend besef van gezag. Er zit een kern van waarheid in. We worden steeds minder formeel in onze omgangsvormen. Mannen doen hun stropdas af, vrouwen willen niet meer dat een man de deur voor hen openhoudt, mailtjes gaan al gauw in de jij-vorm. Maar is dit meteen een afbrokkeling van gezag en respect?
Wie een beetje historisch besef heeft, weet dat ‘gepaste omgangsvormen’ bij uitstek tijd en cultuurgebonden zijn. Het is haast dagelijkse kost om politie, brandweer, ambulancepersoneel en zelfs zeker ministers te verwelkomen met uit de straat gelichte tegels, vuurwerk, getrokken messen of bierflesjes.
De gereformeerde traditie, altijd wat traag in het volgen van bepaalde van cultuuromslagen, volgt op ruime afstand hetzelfde patroon. Ook predikanten uit de orthodoxe hoek beginnen te verschuiven. Op titelpagina’s van boeken en boven theologische artikelen verschijnen de laatste jaren namen als Henk van den Belt, René van Loon en Gijsbert van den Brink. Maar op de kansel heten zij dominee-plus-achternaam.
Echter, wanneer het Reformatorisch Dagblad verslag doet van een bijeenkomst, is het ineens weer prof. dr. Gijsbert van den Brink. Wellicht heeft dit mede te maken met het feit dat (vooral onder theologen) je een internationaal lezerspubliek op het oog hebt. Zoals eeuwen geleden bij boeken in het Latijn - Willem Teelinck, Gisbertus Voetius, Johannes Bogerman- doen we dat vandaag bij publicaties in het Engels. Toen mijn buddy Gijsbert -de latere professor doctor G. van den Brink- mij registreerde (aan de registerknoppen trok) bij het Openingscollege van de Faculteit der Godgeleerdheid in 1986, heet hij in de aftiteling op YouTube ook gewoon Gijsbert van den Brink. Waarom niet?
Vóórnaam of voornáám? Waarom noemde de schrijver van veel kinderboeken en de bekende kinderbijbel zichzelf Anne de Vries, terwijl de schrijfster van Harry Potter nog altijd J.K. Rowling heet?! Op sociale media is het vreemd wanneer je niet je voornaam gebruikt. Aan dat gebruik doe ook ik niet meteen onder, zoals op mijn YouTube kanaal, Whatsapp en Facebook pagina. Weliswaar zijn deze media bedoeld voor vrienden en familie, maar niet zelden worden ze ook bezocht en gelezen door kerkvolk.
Wellicht is het goed om onderscheid te maken tussen de predikant als ambtsdrager en de predikant als schrijver? Bij een pastoraal bezoek past het om de gezagsrelatie te benadrukken met u en dominee. Bij een congres of boekbespreking kan dat anders liggen. Hoe ligt dat bij leraren, ministers, de burgemeester, de huisarts? Wanneer ze in functie zijn spreek je hen aan met u en meneer of mevrouw. Ook als je hen goed kent.
Laat ik beginnen met een veelzeggende anekdote. Toen ik in 1982 in Utrecht ging studeren, heb ik de roemruchte Professor Gilles Quispel nog één jaar voor zijn emeritaat meegemaakt. Ik schrijf Gilles, zodat de lezer weet om wie het gaat. Maar je haalde het niet in je hoofd die voornaam in zijn bijzijn te gebruiken. Op een ochtend, tijdens de koffiepauze tussen twee colleges kerkgeschiedenis door, liep ik met een medestudente de trap af in het trappenhuis van Trans 2, toen Quispel ons tegemoet kwam, de trap op. In het voorbijgaan zei Letta op de meest beleefde manier tegen hem: “Goedemórgen, meneer Quispel.” Wij liepen nog enkele treden door, totdat we achter ons een enorm gesnuif hoorden. Bang dat hij aan een hartstilstand aan het bezwijken was, vanwege de trap omhoog (Quispel was nogal 'fors van gestalte'), draaiden wij ons om, om te zien wat zulks te beduiden had... Bovenaan de trap stond Quispel met een rood hoofd van woedende belediging ons aan te kijken en galmde door het trappenhuis: “Ik bén geen meneer… ik ben profèssor!” Waarbij de voorlaatste lettergreep met ongekende kracht werd uitgesproken.
Wat de vraag van de vraagsteller betreft, deze is buitengewoon interessant. Zelf heb ik de neiging -wanneer we het in dit verband over predikanten hebben- dat er op één of andere manier verschil gemaakt zou kunnen worden tussen links, midden en rechts. Met links denk ik voor het gemak (val me er niet op aan!) aan de vrije, evangelische groepen, al dan niet voorzien van predikant of oudste. Rechts typeer ik voor het gemak (niet de messen slijpen!) met de ultra-orthodoxie. En midden? Nou ja, gewoon degelijk hervormd. Zeg maar, Nederlands Hervormd op Gereformeerde Grondslag.
Rechtsaf… Zijn het de predikanten waar de vraagsteller op doelt (of lerend ouderlingen, idem dito), die zo hoog van zichzelf denken? Er zullen er zeker zijn.
Maar kan het misschien ook niet zo zijn dat juist gemeenteleden en kerkenraden zélf ‘hun’ dominee graag in de hoogte steken? En als het anders gaat, hem met evenveel gemak omlaag trappen? Neem het tragische gebeuren eind jaren negentig van de vorige eeuw binnen de Sion Gemeente in Goes (Ger. Gem). Je weet wel, die in de jaren 1975 nieuw gebouwde kerk met zijn gegoten betonnen opgang, opschrift in bladgoud, 2250 zitplaatsen met pluche, een keuken waar de vaatwasmachine 1500 kopjes per uur kon afwassen en het voor die tijd grootste en duurste Flentrop kerkorgel in Nederland voor de somma van niet minder dan zevenhonderd-en-vijftigduizend oer-Hollandse florijnen.
De predikant van die gemeente was destijds een oude schoolkameraad van mijn moeder uit Amersfoort. Wij noemden hem natuurlijk geen Niek, goed als wij opgevoed waren. Maar mijn ouders konden dat doen, dezelfde leeftijd en oud-klasgenoten.
Diezelfde ‘dominee Niek’ kreeg echter chronisch last van ‘simonitus’ (later bekend als de zogenaamde Rusthuisaffaire) en werd om die reden na diverse vermaningen uiteindelijk geschorst door de generale synode van de gereformeerde gemeente, classis Ridderkerk. Tijdens een samenkomst in de kerk, waarin de predikant vanaf de kansel (waar hij jaar en dag het Woord verkondigde) persoonlijk schuldbelijdenis wilde afleggen voor de gehele gemeente, is hij letterlijk door het eigen kerkvolk met boe-geroep en een heus fluitconcert weggehoond…
Middendoor… Ik heb na het overwegen van de vraag sterk de indruk (uitzonderingen daargelaten!) dat binnen de hervormd-gereformeerde traditie – laat ik iets specifieker mogen zijn: binnen de originele bondsgemeenten (die nog niet vertroebeld zijn door een al te grote gefrustreerde instroom vanuit de ultra-orthodoxie) nog altijd een gezonde gezagsverhouding leeft ten aanzien van (het aanspreken van) de predikant. Niet om de persoon, maar wel om het ambt dat hij draagt en vertegenwoordigt. Dat dit respect binnen een meer agrarische cultuur sterker leeft dan in verstedelijkte kernen spreekt voor zich.
Op de allereerste kerkenraadsvergadering van elke nieuwe gemeente, waar ik bevestigd werd, begon ik steevast met de vraag, die altijd weer verbazing opriep: “Broeders, hoe gaan we elkaar aanspreken?” Het antwoord was in alle gemeenten (sic!) hetzelfde: “Wíj spreken u aan met u, en u mag ons aanspreken met jij. Zeg maar Dirk…!”
Natuurlijk had ik daar op een bepaalde manier altijd wel tot op zekere hoogte moeite mee gehad, vooral bij oudere kerkenraadsleden die de leeftijd van mijn vader of nog ouder hadden. Toch is het mij in al die 34 jaar dat ik predikant ben nog nooit overkomen dat iemand mij (in functie) aansprak met jij of zich stoorde aan de aanspraak dominee. Omdat er duidelijk besef leeft van het ambt dat een predikant vertegenwoordigt. Zelfs als pastoraal werker op Stâlland, waar ik begon, was het van meet af aan dominee.
Een tweede anekdote. Ik vind het nog altijd opmerkelijk, toen ik als oud-predikant van Vinkeveen na mijn vertrek in 2003 nog steeds werd uitgenodigd voor de jaarlijkse volleybalwedstrijd van de gemeente in een grote afgehuurde sporthal. Jong en oud was opgedeeld in teams van elk zes personen, waarbij één team -“Team Kerkenraad”- steevast bestond uit vijf kerkenraadsleden plus de (oud)predikant, ofwel ondergetekende. Sta je daar in je sportbroek, T-shirt en sneakers op het veld en hoor je je eigen team in het vuur van het spel heen en weer roepen: “Kom op, ja!! Jan!... Kees!... Thijs!... Dóminéééé!...”
Zelfs op het volleybalveld ervaar je het diepgewortelde hervormde respect, niet alleen omdat je nog altijd predikant (elders) bent, maar wellicht ook omdat je nog altijd ergens ook hún dominee bent.
In ditzelfde kader past mijns inziens direct de discussie rondom het wel of niet dragen van een toga. We blijven nog even in Vinkeveen. Wanneer ik daar voorga en overnacht bij vrienden, wordt er heus weleens op zaterdagavond gegrapt en gegrold. Op een keer vroeg ik na een lachbui: “Jan, wie zie jij morgenochtend eigenlijk op de kansel staan? Is dat een vriend? Is dat dominee Van Binnendijk? Wie?” Treffend antwoord kreeg ik terug: “Ik zie geen van beide! Ik zie de toga die je draagt!” Over ambtsbesef gesproken…
Als predikant vertegenwoordig je het ambt van Dienaar van het Woord en ben je dat respect waard. Al zal elke predikant dat respect ook ergens hebben te verdienen en waard(ig) zijn door zijn handel en wandel. Nog eens: gaat het om de persoon zélf of gaat het om Degene die hij vertegenwoordigt? Het is maar net hoe je het bekijkt.
Ik denk in dat verband, aan de Amerikaanse majoor Winters (Band of Brothers) die na capitulatie van Duitsland een zekere captain Sobel (eveneens militair binnen zijn compagnie) op zijn plaats zet, wanneer laatstgenoemde na de Duitse nederlaag zonder meer aan een hoge Duitse generaal voorbij loopt. Majoor Winters spreekt hem vermanend toe met de legendarische woorden: “We salute the rank, not the man!”
Een stevig doordenkertje.
Ds. M. F. van Binnendijk.
Hervormd Predikant te Stadskanaal
(Voor de inleiding heb ik deels gebruik gemaakt voor het mij door collega ds. Gerco op ’t Hof toegezonden artikel 'Ook de dominee heeft een voornaam' van Enny de Bruijn in het RD van 12 april 2019).
Dit artikel is beantwoord door
Ds. M.F. van Binnendijk
- Geboortedatum:30-11-1963
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Stadskanaal
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Lees ook: het weblog 'Dominee in de bajes'
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
- 1
- 2