Bevindelijke kennis toetsen aan geopenbaarde kennis
Ds. G.A. van den Brink | Geen reacties | 16-01-2024| 12:22
Vraag
Geachte dominee G. A. van den Brink. Uw twee boeken hebben voor mij al heel veel verhelderd. Ik ben erg dankbaar dat u ze geschreven hebt. Graag wil ik u twee vragen stellen.
1. God laat ons het evangelie horen omdat Hij de intentie heeft dat wij geloven en gered worden. De boodschap is geen valstrik, er is geen verborgen agenda, er zijn geen kleine letters. Alleen staan er teksten in de Bijbel, waarbij het voor een leek als ik overkomt alsof God niet de intentie heeft dat de hoorders de boodschap geloven en gered worden. Ik denk aan Jesaja 6:10. En bijvoorbeeld Handelingen 28:26 en 27. En de Heere Jezus zelf lijkt ook een boodschap te brengen zonder intentie dat de hoorder gered wordt als Hij spreekt in gelijkenissen (Mattheus 13:13). Hoe kijkt u hier tegen aan?
2. Op bladzijde 78 in uw boek schrijft u dat u misschien in de toekomst nog een keer een boek gaat schrijven over het verschil tussen kennis van de waarheid en wat men met de uitdrukking “bevindelijke kennis” bedoelt. Ik hoop echt dat u dat boek nog eens gaat schrijven. Bevinding lijkt het einde van alle tegenspraak te zijn. Mensen die bepaalde ervaringen beleefd hebben lopen er vaak mee te koop. Een normaal gesprek is met dergelijke mensen meestal niet mogelijk. Je wordt verondersteld om eerbiedig te luisteren naar wat ze menen dat God in hun leven gewerkt heeft.
Maar nog veel erger is het volgende verschijnsel: al die bijzondere bevindingen die uitgesproken worden en die op schrift staan (bekeringsgeschiedenissen) hebben de uitwerking op de meeste hoorders in de rechterflank dat men ongevoelig raakt voor de boodschap van Gods Woord. Er is een gezegde: “Elk volk krijgt de leiders die het verdient.” Misschien is dat wel het echte probleem. Mensen willen geen evangelie horen en predikanten die een voorwaardelijk beschrijvend schema van bevindingen (uits)preken zijn hun idolen, zeker als ze ook nog eens ‘gunnend’ lijken te zijn. Met dergelijke mensen kun je overal over praten, behalve over de geestelijke dingen. Geliefden, familie en vrienden die boos worden als je zaken aankaart en vraagt: waar staat dat in de Bijbel? Daarom hoop ik dat u dat boek nog eens gaat schrijven.
De zorgverzekeringen van Care4Life
Waarom overstappen naar de Care4Life zorgverzekering? Lees hier over onze principiële uitsluitingen.
U bent al verzekerd vanaf € 149,10 per maand.
Antwoord
Beste vragensteller,
Dank voor je waarderende woorden voor “Dordt” en “Hyperdordt”. Het doet me goed dat dingen helder zijn geworden. Wat niet helder is in ons verstand kan geen kracht doen in ons hart.
Je eerste vraag is dat het lijkt of God toch soms verkeerde intenties heeft. In Dordt heb ik daarover op de bladzijdes 109-111 en 113-114 geschreven. Soms zegt de Schrift dat God iets doet (Farao verhardt, Simeï doet vloeken, bewerkstelligt dat de volken Israël haten), terwijl de betekenis is dat Hij het toelaat. De directe bedoeling van het Evangelie is dat het een geur tot het leven is, de indirecte uitwerking is dat het een geur tot de dood is (2 Korinthe 2:15-16). Lees de kanttekeningen erbij; dan zul je zien dat de uitwerking van het Evangelie negatief is maar dat de intentie ervan positief is.
Lees ook de 3 artikelen rond 'Gods wil (van het besluit)'
Je tweede vraag gaat over bevindelijke kennis. Een korte reactie helpt je wellicht. Filosofen onderscheiden drie soorten van kennis: kennis van beweerzinnen, kennis als vaardigheid, en kennis als vertrouwdheid.
-In het eerste geval kun je zeggen: ik weet dat Amsterdam de hoofdstad is van Nederland. Het gaat hier om het kennen van informatie.
-In het tweede geval kun je zeggen: ik weet hoe ik een fietsband moet plakken. Dit duiden we vaak aan als know-how.
-In het derde geval kun je zeggen: ik weet wie de burgemeester is, ik ken hem heel goed. Deze derde vorm zou je ervaringskennis, omgangskennis, vertrouwdheidskennis of (zo je wilt) bevindelijke kennis kunnen noemen.
Als in de catechismus het geloof als kennis, toestemmen en vertrouwen wordt omschreven, gaat het bij het woord kennis om de eerstgenoemde vorm van kennis, niet om de derde vorm. Het is waar: we leren God kennen door ervaringskennis, nadat wij tot geloof gekomen zijn. Abraham sprak met God zoals een vriend spreekt met zijn vriend. Maar (en dit is cruciaal) het geloof ontspringt niet uit dergelijke bevindelijke ervaringskennis, maar ontspringt uit ‘de informatie’ die God ons in Zijn Woord heeft geopenbaard (Heidelbergse Catechismus zondag 7).
Deze geopenbaarde kennis blijft ook de norm voor alle ervaringskennis. Abraham leerde God kennen als zijn vriend, omdat God daaraan voorafgaand geopenbaard had dat Hij een vriend is. Ervaringskennis kan niet in tegenspraak zijn met de geopenbaarde kennis. Zo geldt het nog steeds. We moeten alles wat als bevindelijke kennis wordt gepresenteerd, toetsen aan wat God over Zichzelf en over het evangelie heeft geopenbaard in Zijn Woord.
Met hartelijke groet,
Ds. G. A. van den Brink
Dit artikel is beantwoord door
Ds. G.A. van den Brink
- Geboortedatum:05-01-1974
- Kerkelijke gezindte:Hersteld Hervormd
- Woon/standplaats:Apeldoorn
- Status:Actief
Bijzonderheden:
-Vragen aan ds. Van den Brink kunnen tot nader bericht niet worden ingediend.
-Emeritus-predikant. Sinds september 2020 als wetenschappelijk medewerker verbonden aan de TUA.
-Bekijk ook: