De weerhouder
prof. dr. M.J. Paul | Geen reacties | 22-12-2023| 15:34
Vraag
Ik kwam in een Bijbelstudie over de antichrist de ‘weerhouder’ tegen, die de wetteloosheid tegenhoudt. Deze staat beschreven in Thessalonicenzen 2:2, voor de eerste lezers van de brief een bekende, getuige het “wat hem wederhoudt weet gij.” Voor ons (mij?) is het minder duidelijk. Zoekende kwam ik van alles tegen. Vijf vragen.
1. Van Hepp heeft een boek over de antichrist geschreven en op pagina 168-170 beschrijft dat deze weerhouder een engel(enmacht) moet zijn. Is deze visie bijbels? Een (evangelische) vriendin zegt dat de ‘weerhouder’ de christenen op aarde zijn en dat deze door de opname weggenomen zullen worden. Vanuit deze theorie kwam ik op meer vragen over engelen.
2. In Daniël 10 lezen we hoe Daniël bidt, en vervolgens drie weken op antwoord moet wachten. De verschijning die vervolgens komt (is dat een engel?) verklaart dat hij wel eerder wilde komen, maar dat hij drie weken door “de vorst van het koninkrijk van Perzië” (satan?) werd tegengehouden. Pas als de engel Michael zich er mee bemoeit, kan deze ‘persoon’ naar de aarde komen. Kunnen we, in het vervolg op vraag 1, dan voorzichtig concluderen dat Michael de weerhouder is? Hij lijkt sterker te zijn dan de vorst van het koninkrijk van Perzië en dus ook sterk genoeg om de antichrist tegen te houden. Moet ik hierbij een fysiek gevecht voor me zien, zoals deze op aarde ook gevoerd wordt?
3. In Judas 1:9 lezen we ook over zo'n strijd tussen Michael en satan, over het lichaam van Mozes. Wat wordt hier precies mee bedoeld? Gaat dit om het overleden lichaam van Mozes en waarom wilde satan deze hebben? Is dat dan ook de reden waarom God het lichaam begroef en niemand de plek weet zodat ook satan de plek niet weet en het lichaam kan stelen? Waarom is het lichaam zo belangrijk?
4. Ik stelde net twee vragen over strijd tussen satan en de engelen. Deze zijn beide uit het Oude Testament (Mozes leefde in het Oude Testament, al staat het in het Nieuwe Testament opgeschreven).
We lezen ook in Job over een gesprek tussen God en de satan en de verzoekingen van satan toen Jezus als mens op aarde leefde. Is deze strijd nog steeds vergelijkbaar, of is er na de hemelvaart hierin verandering gekomen? Zou het bijvoorbeeld nog steeds gebeuren dat op aarde hulp uitblijft/ langer op zich laat wachten, omdat de hulp van een engel wordt tegengehouden door (de knechten van) satan zoals beschreven in Daniël 10. Zijn er boven ons nog steeds zulke gevechten bezig?
5. Er wordt in onze (reformatorische) kerken weinig gesproken over engelen, al dan niet gevallen. Het gaat vooral over God (drieënig) en satan. Ik had tot voor kort het beeld van engelen (vaak Gabriel), die een boodschap uit de hemel komen brengen. Niet het beeld van een strijdende legermacht. Zijn engelen onderbelicht in deze kerken, of hebben ze niet zo'n grote taak meer?
De zorgverzekeringen van Care4Life
Waarom overstappen naar de Care4Life zorgverzekering? Lees hier over onze principiële uitsluitingen.
U bent al verzekerd vanaf € 149,10 per maand.
Antwoord
Beste vraagsteller,
Vijf samengestelde vragen in één keer heeft als resultaat dat de antwoorden noodgedwongen beknopt zijn. Aan het eind geef ik een toelichting op de ‘goden’ in het Oude Testament, waarmee vaak gevallen engelen bedoeld zijn.
1. Er zijn veel opvattingen over “de weerhouder”. Het antwoord van Hepp is mogelijk, maar niet zeker.
2. In Daniël 10 komt Michaël een eerdere bode (engel) te hulp, zodat deze na het oponthoud naar Daniël kan gaan. Michaël is daar geen weerhouder, maar komt als machtige engel een ander te hulp. Met “de vorst van het koninkrijk van Perzië” is niet de satan bedoeld, maar een gevallen engel die verbonden is aan een natie. Verderop in het hoofdstuk is sprake van “de vorst van Griekenland” (vers 20).
3. De strijd over het lichaam van Mozes komt voor in een Joodse overlevering en was bij Judas en zijn lezers bekend. Waarschijnlijk wilde de duivel het lichaam hebben, omdat Mozes als bijzondere dienaar van God ook een zondaar was. Het Oude Testament zegt over het sterven van Mozes alleen, dat God het lichaam begroef en dat het niet teruggevonden is (Deuteronomium 34:6). Dat Michaël, de aartsengel of engelvorst, het lichaam van Mozes verdedigde, komt waarschijnlijk vanwege zijn bijzondere bemoeienis met het Joodse volk (Daniël 10:13,21; 12:1). Bovendien is hij de overwinnaar van God vijandige machten (Openbaring 12:7). Michaël eigende zich echter niet het recht toe een oordeel uit te spreken over de duivel en heeft het oordeel overgelaten aan God.
4. We krijgen hier en daar in de Bijbel een indruk van de strijd in “de hemelse gewesten”, maar nergens een volledig beeld. Paulus roept op de geestelijke wapenrusting aan te doen om stand te houden tegen de listige verleidingen van de duivel. Wij hebben de strijd “tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers van de duisternis van dit tijdperk, tegen de geestelijke machten van het kwaad in de hemelse gewesten” (Efeze 6:11-12). Met deze vier typeringen wordt het rijk van de satan bedoeld, waarin allerlei soorten demonen het op ons voorzien hebben. Het is waar dat Christus die machten in principe verslagen heeft (Kolossenzen 1:15), maar het boek Openbaring maakt duidelijk dat er een lange weg te gaan is voordat de eindoverwinning behaald wordt. Overigens geeft Jezus Zelf aan dat satan de overste van deze wereld is en dus veel macht heeft (Johannes 12:31; 14:30; 16:11). Daarom kon de duivel Jezus ook de koninkrijken van deze wereld aanbieden (Mattheüs 4:8-10). Dit alles betekent dat Gods hulp op aarde door engelen inderdaad langer kan duren. Ook zijn er nog steeds van zulke gevechten.
5. In onze kerk wordt meer aandacht gegeven aan engelen als boodschappers dan aan engelen als strijders. Het laatste aspect is onderbelicht. Dit heeft ook te maken met de interpretatie van de “goden” in het Oude Testament.
“Goden” in het Oude Testament
In het Oude Testament is de volgende hoofdlijn te ontdekken: JHWH is de ene God, die de hemel en de aarde gemaakt heeft. De afgodsbeelden van de volken hebben geen macht. Toch zijn er aanwijzingen dat de goden een geestelijke realiteit hebben.
In Deuteronomium 32:8 staat dat de volken verdeeld zijn naar het aantal van de zonen van Israël. Om allerlei redenen is de vertaling “naar het aantal van de zonen van God” (= engelen) beter (zie Griekse vertaling en Qumran). De volken zijn onder toezicht van engelen geplaatst.
De Septuaginta vertaalt in Psalm 96:5: “Al de goden van de volken zijn demonen” en in Psalm 106:37: “Zij offerden hun zonen en hun dochters aan de demonen.” Daarmee duidt deze vertaling op de geestelijke werkelijkheid achter de afgoden. Dat neemt Paulus ook aan (1 Korinthe 10:20).
Van belang is ook de uitleg van Psalm 82. Vaak wordt dit lied uitgelegd met betrekking tot aardse rechters, maar het is aannemelijker dat gevallen engelen bedoeld zijn. Zij hebben misbruik gemaakt van hun positie en zullen daarom sterven, net als bij mensen het geval is.
Er zijn diverse aanwijzingen dat de “goden” via aardse koningen invloed uitoefenen. Dat blijkt in het reeds genoemde Daniël 10, waar de vorsten van Perzië en Griekenland een geestelijke en een aardse identiteit hebben. Ook is Jesaja 14 van belang, een hoofdstuk met een spotlied op de val van de koning van Babel. De aanduiding “morgenster” (vers 12) heeft geleid tot de gedachte dat hier de val van de satan beschreven staat. Het is echter beter te denken aan een ‘engelvorst’, want de val van de satan ging vooraf aan de geschiedenis van de mensheid. De gebeurtenissen in de hemelse gewesten en op aarde zijn met elkaar verbonden, ook in Babel. Geestelijke krachten bepalen het gedrag van heersers op aarde. Dit komt ook naar voren in Ezechiëls profetie over de vorst van Tyrus. Deze vorst wordt een cherub genoemd in de hof van Eden, op de heilige berg van de goden. Vanwege allerlei zonden, vooral trots, is deze cherub echter op aarde geworpen (Ezechiël 28:11-19). De wandel van de koning van Tyrus was onberispelijk vanaf de dag dat hij geschapen werd tot er onrecht in hem gevonden werd (vers 15). In de volgende verzen klinken ernstige beschuldigingen aan het adres van de koning. Het oordeel van God is vernietigend voor hem en de volken raken ontzet over de gevolgen (vers 19). De beschrijving raakt zowel het verblijf op de godenberg (hof van Eden) als het maritieme wereldrijk van de Feniciërs in de tijd van Ezechiël. Daarmee is dit ook een voorbeeld van een engelvorst die gestraft wordt.
Het betekent dat in het Oude Testament JHWH de ene God is, die de hemel en de aarde gemaakt heeft. De afgodsbeelden van de volken hebben geen macht. Een houtbewerker kan de ene helft van een stuk hout gebruiken voor een vuur en de andere helft om een godenbeeld te maken, maar hulp krijgt hij niet (Jesaja 44:9-20; Psalm 135:15-18). Daarnaast is er de voorstelling dat een bepaald soort goden realiteit is. De HEERE is groter dan alle goden (Exodus 15:11; 18:11). Hij is de God der goden (Deuteronomium 10:17; Jozua 22:22), wat betekent: de God bij uitstek of de God boven alle goden. Met die goden zijn geschapen geestelijke wezens bedoeld, die al of niet gehoorzaam zijn gebleven aan de ene God. Het gebruik van de term “goden” is in de Bijbel daarmee ruimer dan bij ons het geval is.
Een deel van de engelen is de goede oorsprong ontrouw geworden, zowel voor de val van de mensheid als na de verdeling van de volken. Deze machten hebben de verering naar zichzelf toegetrokken en mensen beïnvloed van de dienst van God af te wijken. Mensen gingen dieren en voorwerpen uit hun omgeving gebruiken om godenbeelden te maken. Deze voorwerpen zelf hebben geen macht, maar achter de beelden zit een reële, demonische werkelijkheid.
Wie deze gedeelten op zich laat inwerken, zal beseffen dat de engelen niet slechts boodschappers zijn, maar ook actief betrokken zijn bij de gebeurtenissen op aarde en ook in een hevige strijd gewikkeld zijn. Zij zijn er ook ten dienst van hen die de zaligheid beërven (Hebreeën 1:14).
Het bovenstaande staat uitvoeriger beschreven in de verklaring van de genoemde Bijbelgedeelten in de Studiebijbel Oude Testament (www.studiebijbel.nl) en in “De ene Schepper en de vele goden”, in Mart-Jan Paul e.a., “Inzicht. Wetenschap voor Gods aangezicht” (Apeldoorn: Labarum 2023), 46-62.
Prof. dr. M. J. Paul
Dit artikel is beantwoord door
prof. dr. M.J. Paul
- Geboortedatum:13-03-1955
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Oegstgeest
- Status:Actief
Bijzonderheden:
-Eindredacteur Studiebijbel OT
-Senior docent Oude Testament (CHE)
-Deeltijd hoogleraar OT te Leuven (B)
-Directeur-bestuurder THGB
Bekijk ook: