Het geloof zoekt inzicht
Ds. H. A. Neervoort | Geen reacties | 01-09-2023| 17:25
Vraag
Ik heb wat vragen over de continuïteit van de Bijbel, waarbij de bril waarmee ik naar de Bijbel kijk ongetwijfeld bijdraagt aan deze worsteling. In 1 Koningen 10 staat geschreven dat koning Salomo veel goud en zilver vergaarde. Ook staat er dat hij veel paarden uit Egypte liet komen. In Deuteronomium 17 staat dat dit verboden is. Daar staat wonderlijk genoeg ook Egypte genoemd. Waarom is dat? En zijn deze verboden in Deuteronomium dan letterlijk door God gegeven of is dit later er 'ingepast'?
Dan nog iets, de getallen in de Bijbel. Laten we het getal 40 als uitgangspunt nemen: dat het bij Noach 40 dagen en nachten regende, Mozes 40 dagen op de berg Sinaï verbleef en Jezus 40 dagen in de woestijn. Dan rijst bij mij de vraag: is dit dan letterlijk zo? En zo ja, hoe kunnen er dan zo ontzettend veel getalsmatige 'toevalstreffer' zijn? Duurde elke gebeurtenis precies zo lang? En stel het zou symbolisch zou zijn, wat ik vaak lees, dan is het ook best vreemd, want wat is dan symbolisch en wat is dan letterlijk? En hoe moet ik dat interpreteren?
Antwoord
Beste vragensteller,
Hartelijk dank voor je vraag. Excuus voor de late beantwoording. Schijnbaar is de e-mail in de spambox beland. Een open en eerlijke vraag. Veel mensen (met name uit de wereld trouwens) denken dat gelovigen hun redelijkheid, hun intellect inruilen voor een ongefundeerd vaag geloof. Dat is een leugen. Anselmus zei al: Fides quarens intellectum. Dat betekent: het geloof zoekt inzicht. Ik zal proberen je vraag op deze manier te benaderen.
1. Je geeft aan dat je vragen hebt over de continuïteit van de Bijbel. Een voorbeeld die je daarbij geeft is het conflict dat er ‘lijkt’ te zijn tussen Deuteronomium 17 en 1 Koningen 10. In Deut. 17:14-20 worden wetten gegeven voor de koning van Israël. Het sleutelvers in dit gedeelte is 17:15. Wat wordt daar gezegd? “Dan moet u voorzeker hem tot koning over u aanstellen die de HEERE, uw God, verkiezen zal. Uit het midden van uw broeders moet u een koning over u aanstellen”: De persoon die God zal aanwijzen als koning van Israël moet een broeder zijn en een broeder blijven. Een man van het volk, voor het volk. Het is ook om deze reden dat Deut. 17 wetten geeft voor het koningschap. Een koning is vóór het volk en niet het volk voor de koning. Het verbod voor de koning om veel goud en zilver te vergaren (Deut. 17:17), het verbod om niet veel vrouwen te nemen (Deut. 17:17) en het verbod om geen paarden uit Egypte te laten importeren (17:16), staan in dit perspectief. Deze geboden worden gegeven, zodat de koning eenvoudigweg een broeder blijft, een Israëliet onder de Israëlieten. Daarbij moet ik vermelden dat goud, vrouwen en paarden in de oudheid dé maatstaven waren om de macht, wijsheid en roem van een koning mee te bepalen. Het is een indicatie van zijn grootheid. Gods wil voor een koning is dus significant anders.
Dan maak ik nu de overgang naar 1 Koningen 10. Wat gebeurt daar? We zien Salomo nagenoeg alle dingen doen die God verboden heeft in Deut. 17. De omgang van Salomo met goud, vrouwen en paarden laten zijn hebzucht en begeerte zien naar het aardse. Het is een toonbeeld van zelfverrijking en zelf verheerlijking. Wat wij over Salomo lezen in 1 Koningen 10 is simpel weg zonde te noemen. Overigens, de rijkdom zélf is geen zonde. God geeft de rijkdom. De fout van Salomo is dat hij het voor zichzelf wil hebben en niet voor zijn volk. Hij zou toch een broeder onder de broeders van Israël moeten zijn? Het hart van Salomo is gevallen voor de rijkdom. Hij zoekt niet eerst het koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid (Mat. 6:33), maar zoekt ten diepste naar zijn eigen verheerlijking. Het is héél opvallend dat in 1 Koningen 3:3 staat: "Salomo had de HEERE lief, door te wandelen overeenkomstig de verordeningen van zijn vader David." Dit is de laatste keer dat dit wordt gezegd over Salomo. In het tweede gedeelte van zijn regering raakt hij steeds verder verwijderd van God. Het verzamelen van goud, vrouwen en paarden is een indicatie dat Salomo bij de HEERE is weg gedwaald. Resumerend: ik zie geen tegenstelling in Deut. 17 en 1 Koningen 10, maar een koning die is afgedwaald van zijn God en zijn volk.
2. Je eerste vraag was m.i. een exegetische vraag en ik heb die als zodanig beantwoord. De tweede vraag die je stelt is meer een hermeneutische vraag. Laat ik vooropstellen dat ik de Bijbel zie als het geïnspireerde woord van God. De vraag wat letterlijk gelezen moet worden en wat symbolisch, is een erg ingewikkelde vraag. Dat heeft met genre te maken. Is iets poëzie of proza? Als we lezen in Psalm 73:22: “[...] Ik was een redeloos dier bij U.” Dan begrijpen we allemaal -omdat het poëzie is- dat Asaf niet letterlijk een beest met vier poten was op dat moment. Bij andere Bijbelgedeelten is het onderscheid lastiger.
Wat is wél gebeurt en niet? Heeft de zon echt stilgestaan boven het dal van Ajalon (Joz. 10)? Verbleef Mozes écht 40 dagen op de Sinaï? Het is sowieso goed om te bedenken dat ons begrip van historisch onderscheiden moet worden van het begrip historisch uit het Oude Oosten. Overigens ís ook moderne geschiedschrijving gekleurd en nooit volledig objectief. Een biografie over Adolf Hitler bijvoorbeeld kiest ervoor om bepaalde dingen wel te benoemen en andere niet. Wat mij héél erg heeft geholpen bij dit soort vragen is het boek van Gerhard Maier met de titel: Biblical Hermeneutics. Maier bepleit om de Bijbel te lezen vanuit het gezichtspunt van de algehele inspiratie. Hier bedoelt hij mee dat het gehele proces van het ontstaan van de Bijbel, tot en met de canonvorming zich onder de leiding van de Heilige Geest heeft bevonden. Concreet betekent dit: alles wat er in de Bijbel staat is door God gewild en door de Heilige Geest geïnspireerd. Ook de 40 dagen van Mozes op de Sinaï, ook de pratende ezel van Bileam en óók de stilstaande zon boven het dal van Ajalon. Of dát ook historisch écht zo is gebeurd? Ik geloof het wel. Waarom? Ik geloof niet dat God tegen ons zou liegen in Zijn Woord. Anderzijds is de historische vraag ook niet héél interessant. God vertelt jou, door middel van Zijn Woord, wat Hij vertellen wil, opdat je het zou geloven.
Ik ga afronden. Er is in de theologie veel Bijbelkritiek. Dat betreur ik. De Bijbel is er niet om te bekritiseren, maar om God in te ontmoeten. Misschien is het voor jou raadzaam om niet te veel te speuren, maar vooral te bidden. Calvijn zegt ergens dat alleen de Heilige Geest ons kan overtuigen van de waarheid van Gods Woord. Daar mag je de HEERE om vragen: "overtuig mij van de waarheid van Uw Woord."
Hartelijke groet,
Ds. H. A. Neervoort
Dit artikel is beantwoord door
Ds. H. A. Neervoort
- Geboortedatum:18-12-1992
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Nieuwe Tonge en Herkingen
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Bekijk ook: