Geschiedenis van Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland
Dr. J. P. Zwemer | Geen reacties | 16-02-2006| 00:00
Vraag
Er is zo'n wirwar aan gereformeerde kerken en afsplitsingen, dat ik een tijdje terug op Wikipedia geprobeerd heb om de verschillen, overeenkomsten en afkomsten van verschillende soorten kerken een beetje op een rijtje te zetten. Van de meeste kerken kon ik het een en ander aan literatuur vinden, maar van een paar gemeenten echter hoegenaamd niets.
Kunt u me wat achtergrondinformatie geven over de "christelijke gereformeerde gemeenten" (bestaan ze nog, en zo ja hoeveel zijn het er en wat is hun leer), de federatie van oud gereformeerde gemeenten (hoe is deze federatie in 1922 ontstaan en waarom), en de oud gereformeerde gemeenten (degene die in 1948 samengingen met de eerstgenoemde federatie).
Antwoord
Christelijke Gereformeerde Gemeenten, klein kerkverband dat in 1947 ontstond als afsplitsing van de Christelijke Gereformeerde Kerk (CGK). De uittreding van Ds. H. Visser Mzn. (1911-1970) met een deel van de gemeente Rotterdam-Zuid, was een reactie tegen de overheersende preektrant in het sterk bevindelijk-gereformeerd georiënteerde deel van de CGK. De zondenkennis zou in de weergave van de bekering teveel aandacht krijgen, de verzoening door Christus te weinig. Visser en de gemeenten en predikanten die zich rondom hem groepeerden, behoorden overigens wel tot de bevindelijk-gereformeerde richting.
Hetzelfde gold voor het kleine kerkverband van de Christelijke Gereformeerde Gemeenten in Nederland rondom Ds. J. G. van Minnen (1900-1971) die in 1952 te Huizen de band met de CGK verbrak. Van Minnen was het oneens met de liturgische vernieuwingen in de CGK en betreurde de verminderde aandacht voor bevindelijkheid. In 1961 gingen de kerkverbanden kortdurend samen. Er waren toen acht gemeenten en vijf predikanten. In 1967 respectievelijk 1968 vielen beide verbanden uiteen. De gemeenten gingen teniet of traden toe tot de (Oud-) Gereformeerde Gemeenten.
H. Hille en J. M. Vermeulen, “In de schaduw van het kerkelijk leven. De geschiedenis van de kleine kerkverbanden binnen de gereformeerde gezindte in de twintigste eeuw” (Kampen, 1995)
De Federatie van Oud-Gereformeerde Gemeenten werd in 1922 opgericht door zes vrije (bevindelijk gereformeerde) gemeenten die al wat langer zelfstandig waren. Zij hadden voorheen deel uit gemaakt van onder meer de ‘Vereenigde Gemeenten’ (een verband van tien gemeenten dat rond 1900 bestond), de Gereformeerde Gemeenten onder het Kruis en de ‘Vrienden der Waarheid’ (een evangelisatievereniging die ook bij de voorgeschiedenis van de Doleantie betrokken was). De initiatiefnemer voor de oprichting van de Federatie was Ds. C. de Jonge uit Den Haag. Gemeenten die zich in de loop van de jaren bij de Federatie aansloten, hadden eveneens een gevarieerde achtergrond. In een aantal gevallen waren het afsplitsingen van Gereformeerde Gemeenten, terwijl ook oefenaars die in de G.G. geen predikant konden worden, bij de Federatie terecht kwamen.
De Oud-Gereformeerde Gemeenten waren in oorsprong die Ledeboeriaanse gemeenten die bij de vereniging van deze groep met de Gereformeerde Gemeenten onder het Kruis in 1907 tot de Gereformeerde Gemeenten (op initiatief van Ds. G.H. Kersten) niet wensten mee te gaan. Ds. L. Boone van St. Philipsland had bezwaar tegen de vereniging; hij wenste onder meer de psalmen van Datheen te blijven zingen (werd bij de G.G. keuzemogelijkheid) en het oude predikantengewaad (kuitbroek, bef en steek) te handhaven zoals de Ledeboeriaanse predikanten die droegen. Boone handhaafde het oude Ledeboeriaanse principe van het ‘vastkleven aan het puin en de fundamenten van de aloude [= van voor 1816] Gereformeerde Kerk in Nederland.’ Op herstel daarvan moest gewacht worden. Een verbintenis met de Ger. Gem. onder het Kruis beschouwde hij als nieuwvorming van een kerk naast de kerk. Het organisatorische ‘drijven’ van Kersten vertrouwde hij niet erg - was het niet meer ‘machtsvertoon’ dan Godsvreze? Later schijnt Boone overigens getwijfeld te hebben of hij wel apart had moeten blijven en drong hij zelf aan op handhaving van de Dordtse Kerkorde - precies wat Kersten in de beginperiode van de G.G. gedaan had.
Een vaste kerkordelijke organisatie ontbrak, alleen waren er wel Algemene Vergaderingen. Boone was lange tijd de enige voorganger in de Oud-Gereformeerde Gemeenten en reisde dus veel. Bovendien preekte hij ook in vrije gemeenten, wat in de Gereformeerde Gemeenten onmogelijk geweest zou zijn. In 1935 werd Ds. W. Blaak, eerst boerenarbeider en later oefenaar, de opvolger van Boone. In de jaren veertig liet Blaak drie medepredikanten toe tot het verband; in 1948 volgde de samenvoeging met de Federatie tot de ‘Oud-Gereformeerde Gemeenten in Nederland’.
Dr. J. P. Zwemer
Dit artikel is beantwoord door
Dr. J. P. Zwemer
- Geboortedatum:09-07-1960
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Serooskerke
- Status:Actief