Wat is de bijbelse visie op arbeid?
Ds. M. (Michel) van Heijningen | Geen reacties | 19-12-2004| 00:00
Vraag
De zorgverzekeringen van Care4Life
De zorgverzekeringen van Care4Life stellen de beschermwaardigheid van het leven voorop. Benieuwd hoe?
Antwoord
Beste vriend (in),
Het geven van het antwoord op deze vraag kost me niet heel veel tijd, omdat er voor een beleidsplan van de school waar ik werk (Driestar college) daar al eens een stukje voor geschreven is. Bij het schrijven van onderstaand stuk is dankbaar gebruik gemaakt van een publicatie van de RMU (Reformatorisch maatschappelijke Unie).
Omdat je vraag vrij algemeen verwoord is, geef ik nu op deze manier ook een algemeen antwoord. Hier volgt het gedeelte van het beleidsplan:
Hoewel de Bijbel niet als encyclopedie te beschouwen is, is er vanuit de Bijbel wel heel veel te zeggen over alle terreinen van het leven en dus ook over arbeid. Daarbij dienen we enerzijds te beseffen dat de getekende samenleving een hele andere is dan onze huidige westerse samenleving, anderzijds zijn er in de Bijbel wel basisprincipes te vinden over werk.
In Gen 2 : 15 krijgt Adam van God de opdracht om de aarde te bouwen en te bewaren. Ook Gen 1:28 wijst in die richting. Matthew Henry zegt in zijn verklaring hierover: “Het paradijs was geen plaats waar geen werk te doen was. Dat leert ons dat niemand van ons in de wereld gekomen is om daar lui te zijn en ook dat bezigheden in deze wereld en het leven in de gemeenschap van God heel goed samengaan en er is een echte vreugde in de bezigheden waartoe God ons roept.” De Bijbel tekent dus de mens als arbeider. En dan maakt het niet uit of de mens net als Adam landbouwer of maker is van computerprogramma’s.
In de tijd voor de zondeval betekende werk voor Adam hetzelfde als dienst aan God. Dat is na de zondeval anders geworden. God spreekt direct na de zondeval dat Adam in het zweet van zijn aangezicht zijn brood zal eten, Gen. 3:19. Dat betekent dat alle moeite en inspanning die arbeid met zich meebrengt een gevolg is van de zonde. Werken kost ons energie. Ook daarin heeft God voorzien door de rustdag aan ons te geven zodat we toekomen aan rust.
Ook na de zondeval blijft het onze roeping en plicht om te werken. Vooral het boek Spreuken veroordeelt luiheid. In 6 : 6 wordt de mier als voorbeeld gesteld voor de luiaard. En later zal ook de Heere Jezus het niets doen, veroordelen. Paulus veroordeelt in 2 Thess. 3:11 en 12 degenen die niet werken en beveelt hen te werken en zo “hun eigen brood te eten”. Kortom de hele Bijbel schetst ons een samenleving van werkende mensen. Ook in de tijd van de Reformatie is het nietsdoen telkens afgewezen door de reformatoren. Luther zegt ergens: als een gewone werkman in zijn huis zit, ook al is hij vuil en ruikt hij naar zweet en pek, maar denkt hij bij zichzelf: mijn God heeft mij geschapen als man en mij een huis, vrouw en kind toevertrouwd en mij bevolen voor hen te zorgen door mijn arbeid, of hij al van buiten stinkt, van binnen is hij balsem voor God.
Bij het verrichten van ons werk dienen we te beseffen dat arbeid nooit doelloos is. Vanuit de Bijbel zijn enkele doelen af te leiden voor al onze arbeid. Bij de beroepskeuze dient rekening gehouden te worden met deze doelen. Niet elk beroep zal voldoen aan deze criteria.
a. De eer van God: Paulus zegt in 1 Kor 10 : 31: Hetzij dat gij eet, hetzij dat gij drinkt, hetzij dat gij iets anders doet, doet het alles tot eer van God en in Kolossenzen 3 : 17 zegt hij : al wat gij doet met woorden of met werken, doet het alles in de Naam van onze Heere Jezus. Dat is Gods bevel. Door de zondeval voldoen wij als mensen nooit meer (geheel) aan dit doel. We zien God niet meer als Werkgever, maar aanbidden vaak het werk van onze handen net als bij de torenbouw van Babel (laat ons een Naam voor ons maken) en Nebukadnezar (is dit niet het grote Babel dat ik gebouwd heb). Toch blijft de opdracht staan om de schepping te bewaren tot de komst van Gods koninkrijk.
b. Het heil van de naaste bevorderen. Het liefdegebod in de Bijbel luidt: God liefhebben boven alles en de naaste als onszelf. Dat zal ook in ons werken doorklinken. We werken niet voor onszelf, maar om door ons werk de ander en zelfs de hele samenleving te dienen. De dienst aan de naaste omvat twee dingen: verlenen van hulp en de ander niet tot last zijn. Het eerste zien we in Efeze 4 : 28: die gestolen heeft, stele niet weer, maar arbeide liever, ..., opdat hij iets heeft om mee te delen aan degene die nood heeft. Henry zegt daarvan : “IJver zal de mensen bewaren voor de verleiding om kwaad te doen en in staat stellen om goed te doen.” De naaste zijn volgens 1 Tim 5:4 de ouders en volgens 2 Kor 12:14 de kinderen, dus de familie, het gezin. Maar de kring wordt ook verder getrokken, Gal. 6:6 en 1 Kor 9:14 wijzen naar de gemeente, die we door onze giften ook kunnen dienen. Gal 6:10 wijst niet alleen naar de gemeente, maar naar allen. Van het een ander niet tot last zijn geeft Paulus zelf een duidelijk voorbeeld in 1 Thess 2:9. Hij werkte zelf dag en nacht om niemand tot last te zijn. Hij wilde zelf als prediker zijn eigen kost verdienen. Daarom besteedde hij een deel van zijn tijd als tentenmaker. Zo dienen ook wij in ons werk (indirect) de ander te dienen en zeker de ander niet tot last te zijn.
c. Voorzien in eigen levensonderhoud. Het voorgaande wijst ons al dat het ons een eer moet zijn om in ons eigen levensonderhoud te voorzien. In 2 Thess. 3:10 staat dat zo iemand niet wil werken, hij ook niet zal eten. In Spreuken 31 wordt van de deugdelijke huisvrouw gezegd dat zij het brood der luiheid niet eet. Zo is ieder die kan werken ook geroepen dat te doen om zo niet te leven ten koste van anderen.
Zo schetst de Bijbel ons drie doelen van arbeid. Op andere plaatsen wijst zij andere, door ons zelf bedachte doelen af. Zo mogen we bijvoorbeeld niet werken met het doel rijk te worden.
En zo zijn er ook beroepen waarin het onmogelijk is aan bovenstaande doelen te beantwoorden. Hoewel we dan nooit kunnen zeggen dat er op een bepaalde plaats in de Bijbel een bepaald beroep verboden wordt, is het wel heel goed mogelijk om te zeggen dat zo’n beroep onmogelijk aan de door God gestelde doelen kan beantwoorden en we dus daarom zo’n beroep dienen af te wijzen.
Met hartelijke groet,
Michel van Heijningen
Dit artikel is beantwoord door
Ds. M. (Michel) van Heijningen
- Geboortedatum:08-06-1976
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Alblasserdam
- Status:Actief
Bijzonderheden: