Luther misverstaan
Ds. G.A. van den Brink | Geen reacties | 27-02-2023| 11:10
Vraag
Een vraag aan ds. G. A. van den Brink. Onlangs las ik de volgende uitspraak van Luther over Johannes 6 vers 65 (Niemand kan tot Mij komen, tenzij dat het hem gegeven zij van Mijn Vader):
“Wanneer jullie nu horen dat je moet geloven, dan zeg je spoedig: Ik zal mijn uiterste best doen en beginnen om gelovig te worden. Maar nee, het gaat niet gebeuren. Daar is nog wat meer voor nodig dan je eigen wil en kracht. Zó doen we ook als men predikt dat je voor de zonde moet betalen, dan beginnen we gauw met onze eigen goede werken, om zó voor de zonde te voldoen. Dat alles verbiedt Christus en Hij wil niet dat je dit zult doen. Jij begint niet, maar Hij begint! Wil je de man zijn die heer en meester is over zijn eigen hart? Leer dan eerst dat het geloof een gave van God is en niet alléén een gave, maar ook een Goddelijke kracht die ons bewaart tot de zaligheid. Je zult uit jezelf niet kunnen geloven. Wil je de duivel trotseren en hem overwinnen, waar wil je dan beginnen, dwaas die je bent?! Dat is voor jou te hoog en te moeilijk. Pas op dat je niet in de vermetelheid valt, dat je denkt: als ik de woorden hoor, dan kan ik ze gelijk geloven.”
Hoe moet ik deze uitspraak verstaan in relatie tot de vraag “Hoe kan ik geloven?”
Antwoord
Beste vragensteller,
Dit citaat komt uit een preek van Luther. Helaas is het nogal vrij vertaald. Er staan stukjes tussen die in het Duits niet te vinden zijn. Bovendien gaat Luther na dit citaat verder en zegt hij zaken die verhelderen wat hij bedoelt. Ik geef hieronder een nauwkeuriger vertaling (Weimarer Ausgabe 33: 284-285):
“Jullie moeten geloven. En als je hoort dat geloven een opdracht is, dan zeggen jullie al gauw: ‘Ik zal het geloven vanuit mijn zelf beginnen.’ Maar nee, dat gaat me niet gebeuren. We doen hetzelfde als men preekt dat je voor de zonde genoegdoening moet geven. Ze beginnen er dan fluks aan om met hun eigen werken boete voor de zonde te doen. Christus verbiedt dat echter, en Hij wil dat je het niet doet; jijzelf moet daar niet aan beginnen. Híj wil dat doen, Hij wil de zonde aangrijpen.
Wil jij zo manhaftig zijn dat je je eigen hart de baas kunt? Welnu, leer eerst dat het geloof een gave van God is en een goddelijke kracht; je moet niet vanuit jezelf geloven. Wil jij de duivel trotseren? Waar wil jij dwaas beginnen? Het is voor jou te hoog. Pas op dat je niet in de vermetelheid valt. Want als je het woord hoort, denk dan niet dat je het meteen kunt geloven - zoals die geestdrijvers en de valse christenen het tegenwoordig vaak doen. Maar als het tot een treffen [met de duivel] komt, waarin ze het geloof moeten bewijzen, als ze de valse leer moeten beoordelen of zich in nood moeten laten troosten, dan zijn ze alles kwijt en geven ze niet thuis.
Welaan dan, zeg dit: ‘Ik dank mijn God dat ik geleerd heb dat ik niet zelf mijn zonde moet aangrijpen met mijn eigen boetedoening, of dat ik het geloof moet aanvangen met mijn eigen werken en zelf mijn zonden moet uitdelgen. Tegenover de mens zou ik dat nog wel mogen doen, zo geldt het voor de wereld en voor de rechter; maar tegenover U o God bestaat er een eeuwige toorn. Daarvoor kan ik niet genoegdoen, daaraan moet ik wanhopen. Daarom dank ik U dat een ander voor mij mijn zonden heeft aangegrepen, die heeft gedragen en daarvoor heeft betaald en geboet. Dat wil ik graag geloven, en ik besef ook dat het fijn goed en troostrijk is. Maar ik kan me er niet zoveel aan overgeven, ik merk dat het niet in mijn kracht ligt om het te doen. Ik kan het niet zozeer bevatten als ik zou moeten doen.”
Ik lees hierin:
- Geloven is niet een prestatie die wij als een goed werk aan God aanbieden.
- Wij moeten niet strijden tegen duivel en zonde in eigen kracht.
- Of het geloof echt is, blijkt in de aanvechting, en als het erop aankomt.
Wat is geloven dan wel? Het evangelie zegt ons dat Christus de duivel heeft overwonnen en voor de zonde betaald. Hij voerde de strijd, en het geloof aanvaardt dat graag. Helaas is het geloof niet zo volkomen dat we er altijd de volle troost van ondervinden.
Ik stem hier helemaal mee in. En ik concludeer ook dat Luther in dit gedeelte het eenvoudigweg niet heeft over de vraag dat je wel moet geloven maar niet kunt geloven.
Met hartelijke groet,
Ds. G. A. van den Brink
Dit artikel is beantwoord door
Ds. G.A. van den Brink
- Geboortedatum:05-01-1974
- Kerkelijke gezindte:Hersteld Hervormd
- Woon/standplaats:Apeldoorn
- Status:Actief
Bijzonderheden:
-Vragen aan ds. Van den Brink kunnen tot nader bericht niet worden ingediend.
-Emeritus-predikant. Sinds september 2020 als wetenschappelijk medewerker verbonden aan de TUA.
-Bekijk ook: