Stempel van vervangingsleer
Ds. A. Simons | Geen reacties | 03-02-2023| 09:23
Vraag
Ik heb soms moeite de verhouding tussen Israel en de kerk te zien. De Bijbel lijkt soms wat tegenstrijdig in dit opzicht en ik probeer hier wat meer wijsheid in te vinden, alleen tegenwoordig krijg je meteen de stempel de vervangingsleer aan te hangen wanneer je ook maar iets anders dan de dispensationele visie toegedaan bent.
Als voorbeeld een paar teksten. In Galaten 3 zegt Paulus: “Begrijp dan toch dat zij die uit het geloof zijn, Abrahams kinderen zijn.” En hij sluit hier af met: “Daarbij is het niet van belang dat men jood is of Griek; daarbij is het niet van belang dat men slaaf is of vrije; daarbij is het niet van belang dat men man is of vrouw; want allen bent u één in Christus Jezus. En als u van Christus bent, dan bent u Abrahams nageslacht en overeenkomstig de belofte erfgenamen.” Hier lijkt Paulus duidelijk te zeggen dat alleen zij die geloven kinderen van Abraham zijn en dat in Christus jood of Griek niet meer van belang is, maar enkel het geloof.
En in Efeze 2 vanaf vers 11 spreekt Paulus wederom over jood en heiden die één zijn in Christus. Met name in vers 14: “Want Hij is onze vrede, Die beiden één gemaakt heeft. En door de tussenmuur, die scheiding maakte, af te breken.” Paulus lijkt hier wederom het onderscheid tussen Israel en de gelovigen uit de heidenen in het nieuwe verbond teniet te doen. En in Romeinen 9 zegt Paulus dat niet iedereen die uit Israel voortgekomen zijn, ook Israel zijn. Ook niet omdat zij Abrahams nageslacht zijn, zijn zij allen kinderen. Waar hij in vers 8 vervolgt: “Dat is: niet de kinderen van het vlees zijn kinderen van God, maar de kinderen van de belofte worden als nageslacht gerekend.” Al met al lijkt Paulus te zeggen dat niet alle Israëlieten het volk van God zijn, maar alleen allen die geloven (jood én Griek).
Toch zegt hij in Romeinen 11 weer: “Ik zeg dan: Heeft God Zijn volk verstoten? Volstrekt niet! Ik ben immers ook een Israëliet, uit het nageslacht van Abraham, van de stam Benjamin.” Waarmee hij dus specifiek de Israëlieten het volk van God noemt en dus weer lijkt tegen te spreken dat alleen allen die geloven Gods volk zijn. Ook verder in hoofdstuk 11 blijft Paulus continue een onderscheid maken tussen de heidenen en Israëlieten. Terwijl hij tegelijkertijd zegt dat de heidenen op dezelfde olijfboom geënt zijn als waar sommigen van de Israëlieten van afgerukt waren. Nu weet ik dat er veel discussie is rondom de betekenis van de wortel en de vettigheid van de olijfboom, maar aan de ene kant lijkt Paulus te zeggen dat er maar één volk van God is, zowel jood als heiden in geloof samen op dezelfde olijfboom geënt, wat je de kerk of Israel zou kunnen noemen (immers ook joden die geloven behoren tot de wereldwijde kerk), maar toch houdt hij ook weer een onderscheidt tussen Israel en de heidenen. Dit verward mij heel erg.
Paulus’ brieven lijken mij te zeggen dat de kerk, het lichaam van Christus bestaande uit zowel joden en heidenen samen, Gods volk is. En Israel, en velen van de joden/Israëlieten naar het vlees (tot de volheid der heidenen ingaat), niet langer hier deel van uitmaken totdat ze zich in geloof tot Christus bekeren en zo weer opnieuw geënt worden en deel uitmaken van Gods volk. Alleen die visie krijgt vaak meteen de stempel vervangingsleer opgedrukt terwijl dat m.i. helemaal niet een vervangingsleer is. Want de vervangingsleer leert dat de kerk Israel heeft vervangen en de joden er niet meer toe doen, terwijl de kerk juist bestaat uit zowel joden als heidenen.
Kan iemand (die niet uit de dispensationele hoek komt) dit mij helder en uitgebreid uitleggen? Hier loop ik al een lange tijd mee te worstelen.
Antwoord
Dank voor je bijbelse vragen. Goed ook hoe je bepaalde standpunten vanuit het Woord aanreikt. Trouwens van harte mee eens. Teksten vanuit Galaten 3, Romeinen 8 en Efeze 2 leren ons dat jood en heiden in dezelfde olijfboom zijn ingeënt (Rom. 11:17/Efeze 2:14/Gal. 3:14). Als het gaat om het geestelijke koninkrijk dan is er geen onderscheid tussen jood en heiden, barbaar of Griek (Kol. 3:11). In Christus zijn zij allen één.
Maar wij geloven niet alleen in een geestelijk koninkrijk. Wij geloven ook in een aards koninkrijk toch? We geloven dat de graven straks opengaan en lichaam en geest weer verenigd zullen worden (Filippenzen 3:20). Wij zullen straks op aarde wandelen in een verheerlijk lichaam zegt Paulus. Gods kinderen blijven niet eeuwig in de hemel (2 Kor. 5:2). Op die nieuwe aarde zullen we Hem zien en Hem kennen van aangezicht tot aangezicht (2 Korinthe 3:18).
Maar dat is voor straks (2 Petrus 3:13). Dat is toekomst, die dag zal straks komen. Een letterlijk koninkrijk. Maar zolang wij nog op aarde zijn is dat koninkrijk dan alleen een geestelijk koninkrijk? Of staat de Schrift ook bol van beloften specifiek voor Zijn volk Israël, voor het letterlijke Israel? Israël Gods uitverkoren volk toch? (Deuteronomium 7:7). Niet alleen geestelijk maar ook letterlijk? Met een aards letterlijk koninkrijk zoals beloofd aan onze aartsvaders? Een land met grenzen, met de hoofdstad Jeruzalem? Waar zoveel toezeggingen voor staan in de profeten?
Heeft Israël een plus boven de heidenen? Ja, nergens in de schrift staan specifieke letterlijke beloften voor de wereld, maar wel voor Israël. Zo heftig zelfs dat Paulus zegt dat de Verlosser uit Sion zal komen en regeren zal over Zijn volk Israël. Je kunt allerlei oudvaders citeren, en die zijn er veel, maar de discipelen hingen deze leer ook aan. Zij verwachten immers ook een aards koninkrijk. Wij zeggen als ‘geestelijke’ christenen: ze dachten nog zo aards. Is dat zo? Niet zo verwonderlijk toch, de Schrift staat er bol van. In Lukas 19: 2 staat dat zij dachten dat het koninkrijk terstond komen zou. Nee, Hij zei tot hen: “Het komt u niet toe, te weten de tijden of gelegenheden, die de Vader in Zijn eigen macht gesteld heeft.”
Nee, het komt niet terstond, maar komen zal het. Hij heeft het beloofd dat er vanuit Jeruzalem een licht zal schijnen over alle volkeren (Jesaja 2:3). Ja, daar zullen tien heidenen de slip (punt van de mantel) van een joodse man aangrijpen en zeggen; wij gaan met jullie mee, want God is met jullie (Zacharia 8:13).
Waren de discipelen dan niet te eenzijdig bezig? Jazeker, ze hadden nog zo weinig oog voor Zijn lijden en sterven. Ze waren veel te ver met hun gedachten. Eerst lijden en sterven en daarna het koninkrijk waarvan Zacharias, vol van de Heilige Geest, gezongen heeft (Lukas 1:32).
En wij? Zijn wij niet te eenzijdig als we alleen een geestelijk koninkrijk verwachten?
Groet ds. A. Simons
Dit artikel is beantwoord door
Ds. A. Simons
- Geboortedatum:07-05-1958
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Valburg-Homoet
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Bekijk ook: